ECLI:NL:RBGEL:2017:2939

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
05/740048-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordelingen wegens afpersing en bedreiging door drie mannen uit Arnhem

Op 24 mei 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen uit Arnhem, die beschuldigd werden van afpersing, poging tot afpersing, bedreiging en het dwingen van een persoon tot het doen van iets. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten in de periode van 19 december 2016 tot en met 24 januari 2017 meerdere bedreigingen hebben geuit aan [slachtoffer 1] en zijn familieleden, met als doel hen te dwingen tot het afgeven van geldbedragen. De verdachten hebben onder andere gedreigd met geweld en hebben een bedrag van € 35.000,- en later € 65.000,- geëist. De rechtbank heeft de feiten in onderling verband beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan afpersing, terwijl het feit werd gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank sprak de verdachten vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740048-17
Datum uitspraak : 24 mei 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1]
raadsman: mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 december 2016 tot en met 20 december 2016, te Terschuur, gemeente Barneveld en/of te Oosterbeek, gemeente Renkum en/of in de gemeente Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) (hoeveelheid) geld (ter hoogte van (ongeveer) 35.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele behorende aan (zijn broer) [naam 1] (zijn zoon) en/of [naam 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- telefonisch contact heeft/hebben opgenomen met die [slachtoffer 1] en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegedeeld dat er beleggers naar hem (verdachte) waren toegekomen om geld te innen dat zij hadden belegd en/of dit (betreffende) geld wilden zij via hem (verdachte) terug zien te krijgen en/of het zou om een geldbedrag van (in totaal) 35.000 Euro gaan en/of
- ( daarbij) (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegedeeld dat hij de volgende dag aan verdachte(n) moest betalen en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] en zijn gezin met de dood heeft/hebben bedreigd en/of
- die [slachtoffer 1] heeft meegedeeld - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, de dochter van [slachtoffer 1] door 9 negers zou laten verkrachten en/of de zoon van die [slachtoffer 1] zou ontvoeren en/of auto's in de brand zou gaan steken en/of de motorclub " [naam 3] " op die [slachtoffer 1] zou afsturen en/of dat de rest van de gevolgen voor die [slachtoffer 1] zou(den) zijn,
(waarna voornoemde [naam 1] (broer) en/of [naam 2] (zoon) (op 20 december 2016) voornoemd(e) (hoeveelheid) geld (ter hoogte van (ongeveer) 35.000 Euro) aan verdachte(n) heeft/hebben overhandigd);
2.
hij op of omstreeks 11 januari 2017 (omstreeks 20:00 uur), in de gemeente Ermelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [naam 1] ,
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten:
- contact op te nemen met zijn broer (genaamd [slachtoffer 1] ) en/of
- afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 65.000 Euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed,
waartoe die [naam 1] is gedwongen, door;
- die [naam 1] thuis op te zoeken en hem (daarbij) (dreigend) de woorden toe te voegen: "Je moet contact opnemen met je broer. Wij proberen hem te bellen maar hij neemt zijn telefoon niet op. We krijgen nog geld van hem!" en/of "En nu moet je snel wezen want er zitten nog drie man in de auto" en/of
- ( terwijl verdachte(n) zich bij die [naam 1] in de woonkamer bevond(en)) die [naam 1] mee te delen - zakelijk weergegeven - dat het om 65.000 Euro ging en het dan klaar zou zijn en/of (daarbij) die [naam 1] (dreigend) de woorden toe te voegen: "Je mag blij zijn dat wij er nu zijn. Wij zijn nog mild. Als het niet opgelost wordt komen er andere mensen en die zijn niet zo mild", waarbij (èèn van de) verdachte(n) telkens met zijn hand in zijn (jas)zak zat en/of (telkens) zijn hand in zijn jaszak bewoog (waardoor bij die [naam 1] de indruk ontstond dat verdachte een (vuur)wapen bij zich had) en/of die [naam 1] (dreigend) de woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven - dat ze zijn neefje en nichtje hadden gezien en dat zijn nichtje
een mooi blond meisje was waar ze wel vijf negers overheen zouden sturen als het niet geregeld zou worden en dat ze zijn neefje wel zouden ontvoeren als zij het geld niet snel zouden krijgen, althans woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 11 januari 2017 (omstreeks 15:30 uur), te Terschuur, gemeente Barneveld, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [naam 2] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten:
- contact op te nemen met zijn vader (genaamd [slachtoffer 1] ),
waartoe die [naam 2] is gedwongen, door;
die [naam 2] thuis op te zoeken en hem (daarbij) (dreigend) de woorden toe te voegen: "We willen geld zien, 65.000 Euro, als je vader niet betaald komen we een keer terug met meer mensen, geen spelletjes spelen, bel je vader nu, bel hem nu", althans woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 11 januari 2017 (omstreeks 16:30 uur), te [plaats] , gemeente Amersfoort, althans (in ieder geval) (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon, genaamd [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, althans met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer 2] (telefonisch) de woorden toegevoegd: "Als je maar niet denkt [slachtoffer 2] dat wij jou niet weten te vinden aan de [adres 2] in [plaats] " en/of "Ik krijg morgen nog meer belastende informatie en dan krijg je bezoek van ons. En dan kun je je pas zorgen maken, want dat kun je best als levensbedreigend zien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2017 tot en met 24 januari 2017, in de gemeente Arnhem, althans (in ieder geval) (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de
afgifte van (een) (hoeveelheid) geld (ter hoogte van (ongeveer) 65.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele behorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s):
- ( meermalen) telefonisch contact heeft/hebben opgenomen met die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] (meermalen) (keer op keer) heeft/hebben gevraagd wat het hem (die [slachtoffer 1] ) waard zou zijn om met rust gelaten te worden en/of wat zijn (die [slachtoffer 1] ) leven hem waard was en/of
- ( daarbij) (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegedeeld dat hij/zij, verdachte(n), heel veel gegevens van/over hem (die [slachtoffer 1] ) had(den) en/of alles van/over hem wist(en) en/of
- ( daarbij) (vervolgens) in de richting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegedeeld dat hij/zij, verdachte(n), 65.000 Euro van die [slachtoffer 1] wilde(n) hebben en/of
- ( daarbij) aangegeven dat hij (die [slachtoffer 1] ) tot dinsdagmiddag (24 januari 2017) (17:00 uur) de tijd kreeg om het/dit te regelen en/of
- ( daarbij) (vervolgens) in de richting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegedeeld dat hij (die [slachtoffer 1] ), verdachte(n) zijn akkoord (woord) hierover moest geven, omdat verdachte(n) anders heel vervelend zou(den) (gaan) doen/worden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2017 tot en met 24 januari 2017, in de gemeente Arnhem, althans (in ieder geval) (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging
met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 65.000 euro, in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
waartoe die [slachtoffer 1] is gedwongen, door:
- ( meermalen) telefonisch contact op te nemen met die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] (meermalen) (keer op keer) te vragen wat het hem (die [slachtoffer 1] ) waard zou zijn om met rust gelaten te worden en/of wat zijn (die [slachtoffer 1] ) leven hem waard was en/of
- ( daarbij) (vervolgens) die [slachtoffer 1] mede te delen dat hij/zij, verdachte(n), heel veel gegevens van/over hem (die [slachtoffer 1] ) had(den) en/of alles van/over hem wist(en) en/of
- ( daarbij) (vervolgens) in de richting van die [slachtoffer 1] mede te delen dat hij/zij, verdachte(n), 65.000 Euro van die [slachtoffer 1] wilde(n) hebben en/of
- ( daarbij) aan te geven dat hij (die [slachtoffer 1] ) tot dinsdagmiddag (24 januari 2017) (17:00 uur) de tijd kreeg om het/dit te regelen en/of
- ( daarbij) (vervolgens) in de richting van die [slachtoffer 1] mede te delen dat hij (die [slachtoffer 1] ), verdachte(n) zijn akkoord (woord) hierover moest geven, omdat verdachte(n) anders heel vervelend zou(den) (gaan) doen/worden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2a. Vrijspraak
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht niet bewezen dat [naam 1] door verdachte en/of zijn medeverdachten is gedwongen tot afgifte van een geldbedrag van € 65.000,-. Het was immers [slachtoffer 1] die de € 65.000,- aan de verdachten zou moeten betalen.
Vervolgens is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier volgt dat verdachte en/of zijn medeverdachten, [naam 1] hebben gedwongen contact op te nemen met [slachtoffer 1] . [naam 1] heeft immers verklaard dat hij via Whatsapp contact heeft opgenomen met zijn broer. Nu het feit enkel als een poging tot dwang ten laste is gelegd en niet als een voltooid delict, wordt verdachte hiervan vrijgesproken.
2b. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De rechtbank beoordeelt de tenlastegelegde feiten in onderling verband. De bewijsmiddelen die onder een van de feiten worden genoemd, worden ook – voor zover redengevend – ook voor de andere feiten gebruikt.
In het bijzonder ten aanzien van feit 1:
De afpersing van [slachtoffer 1] voor een bedrag van € 35.000,-.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 19 en 20 december 2016 heeft [verdachte] in Arnhem meermalen telefonisch contact opgenomen met [slachtoffer 1] wonende in Terschuur gemeente Barneveld. [verdachte] gebruikte de naam ‘ [naam 4] ’ en zei dat er beleggers naar hem toe waren gekomen om geld te innen dat zij hadden belegd. De beleggers wilden het geld via [verdachte] terugkrijgen. Het zou om een bedrag van € 35.000,- gaan. Het geldbedrag zou door [slachtoffer 1] de volgende dag aan [verdachte] betaald moeten worden. [2]
Op 20 december 2016 zijn de broer van [slachtoffer 1] , [naam 1] en de zoon van [slachtoffer 1] , [naam 2] , het geldbedrag van € 35.000,- naar Oosterbeek gaan brengen. Zij hebben het geldbedrag van € 35.000,- vervolgens aan [verdachte] en [medeverdachte 1] overgedragen. [medeverdachte 2] was in de buurt. [3] Het geld werd overhandigd bij [naam 5] (Rechtbank: begraafplaats in de gemeente Arnhem). [4]
Het geldbedrag is onder [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] verdeeld. [medeverdachte 2] heeft € 10.000,- gekregen, [verdachte] heeft € 15.000,- gekregen en [medeverdachte 1] heft € 10.000,- gekregen. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak
Uit het dossier volgt dat [slachtoffer 1] op 19 januari 2017 aangifte heeft gedaan van afpersing en bedreiging op 19 en 20 december 2016. [verdachte] is de persoon geweest die op 19 en 20 december 2016 met [slachtoffer 1] telefonisch contact heeft gehad.
[verdachte] ontkent tijdens deze telefonische contacten dreigende woorden, in ieder geval de tenlastegelegde dreigende woorden, te hebben geuit. Dit wordt bevestigd door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Voorts komt uit het dossier naar voren dat op 11 januari 2017 [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] gezamenlijk naar de woning van [naam 1] zijn gegaan. Uit het dossier volgt eveneens dat vooral [medeverdachte 2] aldaar het woord heeft gevoerd tegen [naam 1] en dat het met name [medeverdachte 2] is geweest die grover taalgebruik heeft geuit. Op 11 januari 2017 heeft [medeverdachte 2] onder andere gesproken over een motorclub en het laten verkrachten van de dochter van [slachtoffer 1] door negers.
Om die reden twijfelt de rechtbank of [verdachte] op 19 dan wel op 20 december 2016 telefonisch de volgende tenlastegelegde woorden heeft geuit:
“de dochter van [slachtoffer 1] door 9 negers zou laten verkrachten en/of de zoon van die [slachtoffer 1] zou ontvoeren en/of auto's in de brand zou gaan steken en/of de motorclub " [naam 3] " op die [slachtoffer 1] zou afsturen en/of dat de rest van de gevolgen voor die [slachtoffer 1] zou(den) zijn”.Mogelijk heeft aangever bedreigingen die door de verdachten op verschillende tijdstippen zijn geuit, door elkaar gehaald.
Gelet op het voorgaande en de twijfel die hieromtrent is ontstaan, is de rechtbank van oordeel dat voornoemd deel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen. Verdachte zal hiervan dan ook partieel worden vrijgesproken.
De afpersing
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat de persoon die hij aan de telefoon had onder de naam [naam 4] , hem en zijn gezin bedreigde met de dood als hij het geldbedrag niet zou afgeven. [6]
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde feit – gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen.
In het bijzonder ten aanzien van feit 3:
Het dwingen van [naam 2] om contact op te nemen met [slachtoffer 1] .
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 januari 2017 was [naam 2] samen met zijn zus [naam 6] in zijn woning (de woning van [slachtoffer 1] ) in Terschuur gemeente Barneveld. Omstreeks 15:30 uur kwam een auto het erf oprijden. De bijrijder, [medeverdachte 2] , is uit de auto gestapt. [medeverdachte 2] zei tegen [naam 2] , ‘We willen geld zien, € 65.000,-, als je vader niet betaald, komen we een keer terug met meer mensen, geen spelletjes, bel je vader nu, bel hem nu.” [7] [naam 2] zei dat hij zijn vader, [slachtoffer 1] , ging bellen. Hij pakte zijn telefoon en begon zijn vader te bellen. [naam 2] kreeg zijn vader niet te pakken. Een uur later heeft [naam 2] , zijn vader telefonisch gesproken. [8] In de auto zaten verder [verdachte] en [medeverdachte 1] . [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten – in onderlinge samenhang bezien – acht de rechtbank het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
In het bijzonder ten aanzien van feit 4:
De bedreiging van [slachtoffer 2] .
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 januari 2017 omstreeks 16:30 uur werd [slachtoffer 2] terwijl hij in zijn auto reed, gebeld. [10] [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] waren op dat moment bij elkaar. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 2] toen telefonisch gesproken. [11] Tegen [slachtoffer 2] is gezegd: Als je maar niet denkt dat [slachtoffer 2] dat wij jou niet weten te vinden aan de [adres 2] in [plaats] . Ik krijg morgen nog meer belastende informatie en dan krijg je bezoek van ons. En dan kun je je pas zorgen maken, want dat kun je best als levensbedreigend zien.” [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat [medeverdachte 1] het gesprek met [slachtoffer 2] heeft gevoerd. Er is niet vooraf gesproken over wat er gezegd zou gaan worden. Ondanks dat [medeverdachte 2] en [verdachte] erbij waren, is er geen sprake van voorwaardelijk opzet voor de door [medeverdachte 1] gebezigde dreigende taal. Het was voor [verdachte] niet mogelijk om zich ervan te distantiëren. Ook kan niet worden gezegd dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Kortom, verdachte dient van het tenlastegelegde feit te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
[medeverdachte 1] is de persoon geweest die telefonisch contact heeft opgenomen met [slachtoffer 2] . [medeverdachte 2] en [verdachte] waren bij [medeverdachte 1] op het moment dat het telefoongesprek werd gevoerd. Bij de beoordeling of de woorden een bedreigende strekking hebben gehad, neemt de rechtbank de gebeurtenis van de gehele dag mee.
[medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben die dag niet alleen met [slachtoffer 2] telefonisch contact gehad, maar zij zijn die dag ook langs de woningen van [slachtoffer 1] en [naam 1] gegaan. De rechtbank acht het niet aannemelijk – ondanks de verklaring van verdachte dat er geen bedreigende woorden zijn geuit – dat het een vriendelijk gesprek is geweest dan wel dat het de bedoeling was om een vriendelijk gesprek te voeren. Daarnaast past hetgeen gezegd zou zijn tegen [slachtoffer 2] in de lijn van hetgeen tegen [slachtoffer 1] , [naam 1] en [naam 2] is gezegd.
Op de momenten dat telefonisch gesproken werd met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en dat zij langs zijn gegaan bij [naam 1] en [naam 2] waren [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] over het algemeen telkens bij elkaar en waren zij van het gebeuren op de hoogte. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat ook tijdens het telefoongesprek met [slachtoffer 2] sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarmee heeft verdachte ook opzet gehad op de dreigende woorden richting [slachtoffer 2] , nu dit ook de bedoeling was gelet op de algehele situatie.
Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden – in onderling verband bezien – acht de rechtbank het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
In het bijzonder ten aanzien van feit 5:
De poging tot afpersing van € 65.000,- van [slachtoffer 1] .
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 januari 2017 heeft [verdachte] , weer contact met [slachtoffer 1] opgenomen. Hij gebruikte weer de naam [naam 4] . Op 21 januari 2017 vroeg [verdachte] meermalen aan [slachtoffer 1] wat het hem waard was om met rust gelaten te worden. [13] [verdachte] zei dat hij € 65.000,- wilde hebben. [slachtoffer 1] kreeg tot dinsdagmiddag (24 januari 2017) vijf uur de tijd om het te regelen. Tegen [slachtoffer 1] werd gezegd; “Geef me nou gewoon het akkoord erop.” [14] “Anders word ik/het heel vervelend hoor”. [15] Hij zou dan alle bewijzen meenemen. [16] “Ik heb alles van jou”. [17]
Op 24 januari 2017 zijn [medeverdachte 2] en [verdachte] in een auto naar het Gelredome te Arnhem gereden. [medeverdachte 1] stond daar al. [medeverdachte 2] is naar de witte Audi gelopen om de zwarte map af te geven en het geldbedrag in ontvangst te nemen. Op dat moment zijn [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] aangehouden. [18]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu er geen sprake is van afpersing. Ook ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde dient verdachte te worden vrijgesproken omdat hetgeen heeft plaatsgevonden geen feitelijkheid volgens het Wetboek van Strafrecht oplevert.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de hiervoor vastgestelde feiten is naar voren gekomen dat [slachtoffer 1] niet alleen op 19 en 20 december 2016 naar aanleiding van een dreigende situatie over is gegaan tot afgifte van een geldbedrag van € 35.000,-. Op 20 januari 2017 is weer telefonisch contact opgenomen met [slachtoffer 1] voor afgifte van een geldbedrag van € 65.000,-. [slachtoffer 1] werd meermalen gevraagd wat het hem waard zou zijn om met rust gelaten te worden dan wel wat zijn leven waard was. Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden kwamen deze woorden bedreigend over op [slachtoffer 1] . Op 11 januari 2017 is ook contact gezocht met [slachtoffer 2] en zijn de verdachten bij de woning van de broer en de woning van [slachtoffer 1] langs geweest. Tijdens het bezoek bij de woning van [slachtoffer 1] is zijn zoon door middel van een dreigende situatie gedwongen om contact op te nemen met [slachtoffer 1] . Dit zelfde geldt voor [naam 1] . [slachtoffer 1] was dus ook van deze bedreigen op hoogte.
De rechtbank is van oordeel dat door op een dergelijke wijzen te handelen en [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag van € 65.000,-, sprake is van afpersing. Dat niet tot overdracht van het geldbedrag is gekomen, komt niet door de verdachten, maar doordat [slachtoffer 1] contact op heeft genomen met de politie. Aldus is het bij een poging tot afpersing gebleven.
Naar oordeel van de rechtbank is het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 19 december 2016 tot en met 20 december 2016, te Terschuur, gemeente Barneveld
en/of te Oosterbeek, gemeente Renkumen
/ofin de gemeente Arnhem, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/of (een)ander
(en
)wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) (hoeveelheid) geld (ter hoogte van (ongeveer) 35.000 euro),
in elk geval van enig goed, geheel of ten delebehorende aan
(zijn broer) [naam 1] (zijn zoon) en/of [naam 2] en/of[slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en
/ofzijn mededader(s):
- telefonisch contact heeft/hebben opgenomen met die [slachtoffer 1] en
/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegedeeld dat er beleggers naar hem (verdachte) waren toegekomen om geld te innen dat zij hadden belegd en
/ofdit (betreffende) geld wilden zij via hem (verdachte) terug zien te krijgen en
/ofhet zou om een geldbedrag van (in totaal) 35.000 Euro gaan en
/of
- ( daarbij) (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegedeeld dat hij de volgende dag aan verdachte(n) moest betalen en
/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] en zijn gezin met de dood heeft/hebben bedreigd
en/of
- die [slachtoffer 1] heeft meegedeeld - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, de dochter van [slachtoffer 1] door 9 negers zou laten verkrachten en/of de zoon van die [slachtoffer 1] zou ontvoeren en/of auto's in de brand zou gaan steken en/of de motorclub " [naam 3] " op die [slachtoffer 1] zou afsturen en/of dat de rest van de gevolgen voor die [slachtoffer 1] zou(den) zijn,
(waarna voornoemde [naam 1] (broer) en
/of[naam 2] (zoon) (op 20 december 2016) voornoemd(e) (hoeveelheid) geld (ter hoogte van
(ongeveer)35.000 Euro) aan verdachte(n) heeft/hebben overhandigd);
3.
hij op
of omstreeks11 januari 2017 (omstreeks 15:30 uur), te Terschuur, gemeente Barneveld, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,[naam 2] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/ofdoor bedreiging met geweld
of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [naam 2] ,wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen,
niet te doen of te dulden,te weten:
- contact op te nemen met zijn vader (genaamd [slachtoffer 1] ),
waartoe die [naam 2] is gedwongen, door;
die [naam 2] thuis op te zoeken en hem (daarbij) (dreigend) de woorden toe te voegen: "We willen geld zien, 65.000 Euro, als je vader niet betaald komen we een keer terug met meer mensen, geen spelletjes spelen, bel je vader nu, bel hem nu",
althans woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking;
4.
hij op
of omstreeks11 januari 2017 (omstreeks 16:30 uur),
te Hoogland , gemeente Amersfoort, althans(in ieder geval)
(elders)in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,een persoon, genaamd [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, althansmet enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer 2] (telefonisch) de woorden toegevoegd: "Als je maar niet denkt [slachtoffer 2] dat wij jou niet weten te vinden aan de [adres 2] in [plaats] " en/of "Ik krijg morgen nog meer belastende informatie en dan krijg je bezoek van ons. En dan kun je je pas zorgen maken, want dat kun je best als levensbedreigend zien",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij in
of omstreeksde periode van 21 januari 2017 tot en met 24 januari 2017, in de gemeente Arnhem,
althans (in ieder geval) (elders) in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/of (een)ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de
afgifte van (een) (hoeveelheid) geld (ter hoogte van (ongeveer) 65.000 euro),
in elk geval van enig goed, geheel of ten delebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s):
- ( meermalen) telefonisch contact heeft/hebben opgenomen met die [slachtoffer 1] en
/of(daarbij) die [slachtoffer 1] (meermalen) (keer op keer) heeft/hebben gevraagd wat het hem (die [slachtoffer 1] ) waard zou zijn om met rust gelaten te worden
en/of wat zijn (die [slachtoffer 1] ) leven hem waard wasen
/of
- ( daarbij) (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegedeeld dat hij/zij, verdachte(n), heel veel gegevens van/over hem (die [slachtoffer 1] ) had(den) en
/ofalles van/over hem wist(en) en/of
- ( daarbij) (vervolgens) in de richting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegedeeld dat hij/zij, verdachte(n), 65.000 Euro van die [slachtoffer 1] wilde(n) hebben en
/of
- ( daarbij) aangegeven dat hij (die [slachtoffer 1] ) tot dinsdagmiddag (24 januari 2017) (17:00 uur) de tijd kreeg om het/dit te regelen en
/of
- ( daarbij) (vervolgens) in de richting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegedeeld dat hij (die [slachtoffer 1] ), verdachte(n) zijn akkoord (woord) hierover moest geven, omdat verdachte(n) anders heel vervelend zou(den) (gaan) doen/worden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van de feit 3:
Medeplegen van
een ander door bedreiging met geweld gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen
Ten aanzien van feit 4:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van feit 5 primair:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman van verdachte is naar voren gebracht dat verdachte zijn volle verantwoordelijkheid neemt voor hetgeen hij heeft gedaan. Nadat de voorlopige hechtenis van verdachte werd geschorst, heeft hij zijn leven opgepakt en een baan gevonden. Ook de thuissituatie van verdachte verloopt goed. De raadsman van verdachte vraagt de rechtbank hiermee rekening te houden zodat verdachte de goede lijn kan voortzetten. De raadsman van verdachte verzoekt om een gevangenisstraf op te leggen conform de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een maximale werkstraf. Daarnaast eventueel een voorwaardelijke straf met daaraan de bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals door de reclassering wordt geadviseerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 31 maart 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 8 mei 2017.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Zo hebben zij [slachtoffer 1] afgeperst en daarbij een geldbedrag van hem ontvangen. Echter, dit bedrag was in de ogen van de verdachten blijkbaar niet voldoende dus zijn verdachte en zijn medeverdachten doorgegaan. Verschillende familieleden zijn gedwongen om contact op te nemen met [slachtoffer 1] om er zo voor te zorgen dat [slachtoffer 1] nogmaals een geldbedrag zou betalen. Daarnaast is [slachtoffer 2] bedreigd. Dat [slachtoffer 1] niet voor de tweede maal is overgegaan tot de afgifte van een geldbedrag, is omdat [slachtoffer 1] inmiddels aangifte had gedaan. Zowel de zoon als de broer van [slachtoffer 1] zijn thuis opgezocht door verdachte en zijn medeverdachten. Dergelijke omstandigheden zijn ingrijpend en werken diep in op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Ook daar dergelijke feiten bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De verdachte en zijn medeverdachten hadden enkel oog voor financieel gewin. Dit neemt de rechtbank verdachte dan ook zeer kwalijk.
Door de reclassering wordt geadviseerd om naast de preventieve hechtenis een werkstraf en een voorwaardelijke straf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd, een meldplicht, en gedragsinterventie en een contactverbod.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De rechtbank wijkt hiermee af van de eis van de officier van justitie onder andere omdat de rechtbank verdachte van het onder feit 2 tenlastegelegde heeft vrijgesproken en niet bewezen heeft geacht dat gebruik is gemaakt van een vuurwapen. Ook weegt de rechtbank mee dat er geen gebruik is gemaakt van geweld. Ondanks het advies van de reclassering, ziet de rechtbank geen aanleiding – met name vanwege de ernst van de feiten – om een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daar bijzondere voorwaarden aan te verbinden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 47, 57, 284, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
 Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Jansen - van Leeuwen (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. F.M.A. 't Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 mei 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnaam Earl, onderzoeksnummer ON4R017010 07 GLM EARL, BVH nummer 2017029707, gesloten op 6 maart 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , d.d. 19 januari 2017, p. 45 en 46 alsmede de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 mei 2017.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , d.d. 19 januari 2017, p. 46 alsmede de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 mei 2017.
4.De verklaring van [medeverdachte 1] , p. 351.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 mei 2017.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , d.d. 19 januari 2017, p. 46.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , 22 januari 2017, p. 87 en 88 alsmede de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 mei 2017.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , 22 januari 2017, p. 88.
9.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 mei 2017.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , d.d. 12 januari 2017, p. 72.
11.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 mei 2017.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , d.d. 12 januari 2017, p. 73.
13.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitgewerkt tapgesprek van 21 januari 2017 om 10:00:05, p. 149, 150 en 151.
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitgewerkt tapgesprek van 21 januari 2017 om 10:00:05, p. 151 alsmede het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , d.d. 21 januari 2017, p. 55 en 56
15.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitgewerkt tapgesprek van 21 januari 2017 om 10:00:05, p. 151.
16.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , d.d. 21 januari 2017, p. 55 en 56.
17.Een schriftelijk bescheid, te weten een uitgewerkt tapgesprek van 21 januari 2017 om 10:00:05, p. 150.
18.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 mei 2017.