ECLI:NL:RBGEL:2017:2865

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
05/880339-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man en vrouw voor hennepteelt en witwassen in Apeldoorn

Op 24 mei 2017 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 58-jarige man en een 43-jarige vrouw uit Apeldoorn. De rechtbank heeft hen veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk 15 maanden en 10 maanden. De verdachten werden beschuldigd van het bezit van hennep en hashish, alsook van witwassen. De man en vrouw exploiteerden samen een growshop en beschikten over een aanzienlijk bedrag dat niet in verhouding stond tot hun legale inkomsten. De man verkocht hennepstekken vanuit de growshop, wat leidde tot een zwaardere straf dan die van de vrouw. De rechtbank oordeelde dat de verdachten opzettelijk hebben gehandeld in strijd met de Opiumwet en dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan gewoontewitwassen. De rechtbank sprak de vrouw vrij van een aantal tenlastegelegde feiten, maar oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de overige feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachten in de criminele activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880339-15
Datum uitspraak : 24 mei 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1]
raadslieden: mr. S.F.J. Bergmans en mr. R.D. Maessen, advocaten te Sittard.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 december 2016 en 14 april 2017, waarna het onderzoek formeel is gesloten op 12 mei 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 maart 2015 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft zij verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar opzettelijk
- meermalen, althans eenmaal, (ongeveer) 161 hennepplanten en/of stekken van hennepplanten aan (een) perso(o)n(en) genaamd [naam 1] en/of [naam 2] verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
- meermalen, althans eenmaal, (ongeveer) 53 (althans in totaal ongeveer 230) hennepplanten en/of stekken van hennepplanten aan [naam 3] en/of [naam 4] verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
- meermalen, althans eenmaal, (ongeveer) 122 hennepplanten en/of 172 stekken van hennepplanten (althans in totaal ongeveer 234 hennepstekken) aan [naam 5] verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
- een (groot) aantal hennepplanten en/of stekken van hennepplanten aan één of meer andere (onbekend gebleven) personen verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, terwijl dit/deze strafbare feit(en) (telkens) opzettelijk in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf werd(en) gepleegd;
2.
zij op of omstreeks 10 maart 2015 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-in een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] , meerdere (grote) hoeveelheden hennep, althans een hoeveelheid van ongeveer 318,31 gram wiet en 297,04 gram hashish,
-in een schuur behorende bij een woning gelegen aan de [adres 1] , een hoeveelheid van (ongeveer) 155,72 gram hennep,
-in een woning gelegen aan de [adres 1] , een hoeveelheid van (ongeveer) 597,77 gram hashish,
in elk geval (telkens) meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl dit/deze strafbare feit(en) (telkens) opzettelijk in de uitoefening van een beroep
en/of bedrijf werden gepleegd;
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 10 maart 2015, te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A. van een of meer voorwerp(en), te weten
- een of meer personenauto's (te weten een Mercedes Benz, type [type 1] en/of een BMW, type [type 2] en/of een BMW, type [type 3] en of en Audi, type [type 4] ) en/of
- een bedrijfsauto (te weten een Volkswagen [type 5] ) en/of
- een boot (type [type 6] ) en/of
- ( dure) horloges (type [type 7] ) en/of
- een grote hoeveelheid contant geld (ongeveer 154.000 euro),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voormelde voorwerpen is/zijn en/of deze voorhanden heeft/hebben en/of
B. voormelde voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van voormelde voorwerpen gebruik gemaakt heeft , terwijl zij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit een/het misdrijf , terwijl zij, verdachte en/of zijn mededader(s), van het (mede)plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
4.
zij in of omstreeks de periode van 01 maart 2015 tot en met 10 maart 2015, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (in/bij een pand aan de [adres 2] ) stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens, te weten de goederen die op de aan deze dagvaarding gehechte bijlage zijn vermeld (pagina's 1051 tot en met 1055 van het eindproces-verbaal inzake onderzoek 'Gassa') bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of te koop aangeboden en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of voorhanden gehad, terwijl zij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Mede naar aanleiding van processen-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) waarin sprake was van meerdere aanwijzingen dat er hennepstekken werden verkocht en (gedroogde) hennep(toppen) werden ingekocht door de eigenaren van de growshop [growshop] , gevestigd aan de [adres 2] te Apeldoorn, werd een opsporingsonderzoek ingesteld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vier haar tenlastegelegde feiten. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie in het bijzonder betoogd dat verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte] . Niet aannemelijk is geworden dat de stekkenhandel puur en alleen een aangelegenheid was van medeverdachte.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het witwassen door de aanschaf van de boot en de horloges.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 1. Er is onvoldoende wettig bewijs om verdachte als pleger aan te merken. Ten aanzien van verkopen, afleveren, verstrekken blijkt uit het dossier van geen enkele uitvoeringshandeling van de zijde van verdachte. Ze kan daarom ook niet als medepleger worden aangemerkt.
Ook heeft de verdediging vrijspraak bepleit van feit 2. Het opzettelijk aanwezig hebben van middelen vereist wetenschap van die middelen en dat die middelen zich binnen de machtssfeer van verdachte bevinden. Verdachte had geen wetenschap van de hasj en hennep in de bedrijfsruimte, in de woning en in de schuur van de woning. Verdachte gebruikte zelf geen softdrugs, medeverdachte wel.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs voorhanden is voor een veroordeling voor feit 3 en dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De tenlastelegging gaat uit van opzetwitwassen. Ten aanzien van de goederen c.q. gelden die aan verdachte worden toegerekend, is er onvoldoende bewijs. Daarnaast ontbreekt bewijs voor gewoontewitwassen. Waar de verfeitelijking van de tenlastelegging ziet op goederen toebehorende aan medeverdachte, brengt dat geen bewijs met zich ter zake van (mede)plegen bij verdachte. Verdachten zijn immers niet getrouwd, er is geen sprake van gemeenschap van goederen. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel middels een kasopstelling kan niet gebruikt worden voor een bewezenverklaring van witwassen. De Audi [type 4] en de Mercedes [type 1] zijn mede gefinancierd door de inruilwaarde van andere auto’s. Uit het dossier volgt niet dat de bijbetalingen zijn gedaan met uit misdrijf verkregen geld. De Volkswagen [type 5] staat op de balans van de eenmanszaak die aan medeverdachte toebehoort. De boot en de horloges zijn aangeschaft in 2006. Verdachte had verder geen wetenschap van het geld in de kluis van de woning, van het geld in het koffertje en van het geld dat bij medeverdachte is aangetroffen. Het geld in de kluis van het bedrijf is kasgeld. Er kan derhalve niet worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van een grote hoeveelheid contant geld.
Ten slotte heeft de verdediging vrijspraak bepleit van feit 4. Verdachte heeft de politie om duidelijkheid verzocht omtrent de nieuwe regelgeving, maar duidelijkheid is niet verschaft. De bedrijfsvoering is aangepast en een dag na de intrekking van de vergunning hebben verdachten hun website uit de lucht gehaald. Met de invoering van artikel 11a Opiumwet hebben voorheen als legaal aangemerkte goederen geen illegaal karakter verkregen. Evenmin kan aan de handelingen van verdachte een criminele intentie worden ontleend.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Ten aanzien van feit 1 bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten die de conclusie kunnen dragen dat verdachte zich alleen of als medepleger samen met medeverdachte schuldig zou hebben gemaakt aan de verkoop van hennepstekken aan verschillende afnemers.
Verdachte was op papier de enig werkneemster van de growshop. Feitelijk was (oprichting van) de growshop het idee van verdachte en haar medeverdachte, die partners zijn en ook toen een gezamenlijke huishouding voerden, en zij runden de growshop samen. Weliswaar roept de daaruit voortvloeiende nauwe betrokkenheid van verdachte bij de growshop vragen op over haar betrokkenheid bij de stekkenhandel, maar dit is onvoldoende voor een bewezenverklaring van het medeplegen. Daar komt bij dat tijdens het voorbereidend onderzoek getuigen niet, althans onvoldoende concreet en specifiek, zijn doorgevraagd op juist de feitelijke handelingen en gedragingen van verdachte op dit punt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde onder feit 1 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 2
Op 10 maart 2014 (de rechtbank leest: 10 maart 2015) vond een doorzoeking plaats in de growshop aan de [adres 2] te Apeldoorn. Bij die doorzoeking zijn onder andere in een koelkast, onder de bar en op de bar wiet en hashish aangetroffen. [2] Uit het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen blijkt dat het gaat om totaal 318,31 gram wiet en 297,04 gram hashish. [3]
Verder is op 10 maart 2015 tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] te Apeldoorn in het dressoir in de woonkamer een witte doos aangetroffen met daarin een groene en een rode wikkel, waarin mogelijk hash zat. [4] Uit het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen blijkt dat het gaat om totaal 597,77 gram hashish. [5]
Ten slotte is op 10 maart 2015 in de los van de woning aan de [adres 1] te Apeldoorn staande schuur een plastic zak met gedroogde henneptoppen aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 1] constateerde op grond van zijn kennis en ervaring dat het henneptoppen waren gelet op de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur, vorm en geur. [6] Volgens het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen gaat het om een netto-hoeveelheid van 155,72 gram hennep. [7]
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat zij geen wetenschap had van de aanwezigheid van deze hennep en hashish in haar woning, schuur en in de zaak waar zij werkte, onaannemelijk. Verdachte en haar medeverdachte zijn partners en voerden ook toen een gemeenschappelijke huishouding. De growshop is op papier eigendom van medeverdachte. [8] Verdachte was enig werkneemster. [9] Uit de verklaringen van medeverdachte volgt dat verdachte en medeverdachte samen de growshop runden. [10] Volgens verdachte, die de boekhouding van de growshop en van hen beiden privé deed, was het idee om de growshop te beginnen van hen beiden en is zij samen met haar partner verantwoordelijk. [11] De woning staat op naam van verdachte en medeverdachte en verdachte woonden hier samen. [12] De drugs zijn aangetroffen op eenvoudig toegankelijke plaatsen, te weten achter de toonbank en in de koeling van de growshop en in het dressoir in de woonkamer. Ook zijn de drugs aangetroffen in de los van de woning staande schuur, waar bovendien een niet in werking zijnde hennepkwekerij met droogrekken werd aangetroffen. [13] Daarnaast betreft het relatief grote hoeveelheden drugs. Verdachte moet wetenschap hebben gehad van de aanwezigheid van de drugs. Gelet op de verhoudingen privé en zakelijk moet ook verdachte, net als haar medeverdachte, over die drugs in gelijke, althans hier relevante, mate zeggenschap hebben gehad.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de drugs zich in de machtssfeer van verdachte bevonden en dat verdachte en medeverdachte samen, als medeplegers, de wiet en hashish voorhanden hebben gehad.
Opzettelijk handelen in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf
De rechtbank stelt vast dat artikel 11, derde lid, van de Opiumwet alleen voor handelen in strijd met een artikel 3, onder B, van die wet gegeven verbod de strafverhogende omstandigheid ‘opzettelijk handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ noemt. Omdat onder feit 2 dit verbod (artikel 3 onder B Opiumwet) niet is tenlastegelegd, kan de strafverhogende omstandigheid niet opgaan. Verdachte zal van dit deel dan ook worden vrijgesproken.
Feit 3
De rechtbank overweegt dat verdachte en medeverdachte goederen met een aanzienlijke waarde in bezit hebben (gehad). Op 10 maart 2015 werd de growshop van verdachte en medeverdachte doorzocht. Bij die doorzoeking werden twee personenauto’s, te weten een BMW [type 2] en een Mercedes-Benz [type 1] , en een bedrijfsauto, te weten een Volkwagen [type 5] , aangetroffen. Deze voertuigen stonden op naam van verdachte en medeverdachte. [14] Ook hebben verdachte en medeverdachte een BMW [type 3] en een Audi [type 4] op naam gehad. [15] Deze auto’s zijn (na aftrek van inruil) op een uitzondering na met cash geld betaald. [16] Verder zijn op 10 maart 2015 in kluizen in de woning en in de growshop van verdachten grote contante geldbedragen aangetroffen, van samen meer dan € 155.000,-. [17] Daarnaast had medeverdachte tijdens zijn aanhouding een contant geldbedrag van € 1.110,- op zak. [18]
Voor een bewezenverklaring van dit feit is nodig dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte en medeverdachte geld hadden dat uit enig misdrijf afkomstig was, waarmee onder andere de goederen zoals omschreven onder feit 3 zijn aangeschaft.
Verdachte heeft verklaard dat zij kon rondkomen dankzij het inkomen van medeverdachte en haar eigen inkomen. [19] Zij voerden een gezamenlijke huishouding. [20] Ook heeft verdachte verklaard dat zij een contant geldbedrag kreeg van medeverdachte voor de aanschaf van een nieuwe auto. [21] Verdachte deed de boekhouding van de growshop [22] en hun beider privéadministratie. [23]
Reeds op grond van de hiervoor bij feit 2 onder “medeplegen” omschreven bewijsmiddelen, die hier als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de growshop gesproken kan worden van een onderneming die feitelijk door verdachte en medeverdachte samen werd gedreven en dat zij beiden op de hoogte waren van de witte (legale) inkomsten die uit de onderneming werden gegenereerd, terwijl uitgaven werden gedaan die de hoogte van die legale inkomsten ruimschoots overschreden.
Vanuit de growshop van verdachte en medeverdachte werden niet alleen hennepstekken verkocht, er werd ook legale handel gedreven. Verdachte en medeverdachte hebben derhalve ook legale inkomsten verworven. Niet is inzichtelijk gemaakt welke inkomsten legaal en welke inkomsten illegaal waren. Verder is niet inzichtelijk gemaakt welke uitgaven met legaal geld zijn gedaan en welke met illegaal geld. Er heeft dus vermenging plaatsgevonden van de legale en illegale inkomsten. Uit het financiële onderzoek volgt dat in de periode van 1 april 2007 tot en met 10 maart 2015 meer contant geld is uitgegeven dan waarover verdachten op legale wijze konden beschikken. [24] Uit die opstelling blijkt namelijk dat in de periode april 2007 – maart 2015 voor uitgaven beschikbaar was een bedrag van ruim € 340.000,- terwijl de werkelijke uitgaven ruim € 727.000,- bedroegen zodat er een verschil van ruim € 385.000,- is. Verdachte en medeverdachte hebben geen verklaring gegeven voor het bestaan van dit kasverschil. Zij hebben wel verklaard dat de enige inkomsten die zij hadden uit de growshop kwamen. [25] Het is derhalve aannemelijk dat verdachte en medeverdachte in die gehele periode illegaal geld voorhanden hebben gehad en daarmee uitgaven hebben gedaan. Gelet op de gemaakte kasopstelling [26] is aannemelijk dat een substantieel deel van de totale inkomsten illegaal was. De rechtbank merkt dan ook de totale inkomsten als illegaal aan.
Mede gelet op het voorgaande volgt de rechtbank het betoog dat de Audi [type 4] , de Mercedes [type 1] en de Volkswagen [type 5] niet met illegale gelden zijn aangeschaft, niet. Daarbij komt dat de stelling, dat de auto’s zijn gefinancierd (al dan niet met contanten) door de inruilwaarde van andere auto’s, op geen enkele wijze nader is onderbouwd. De opname van de Volkswagen op de balans van de eenmanszaak, maakt niet dat sprake is van een legale herkomst. Daarvoor is, gelet op het hiervoor bedoelde kasverschil, een nadere toelichting nodig die thans ontbreekt.
De in de tenlastelegging omschreven boot is aangeschaft buiten de tenlastegelegde periode. Van de in de tenlastelegging genoemde horloges is onbekend wanneer deze zijn aangeschaft. Een bewezenverklaring van witwassen met betrekking de boot en de horloges is dan ook niet mogelijk. Verdachte zal van deze onderdelen worden vrijgesproken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het dossier voldoende aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat sprake is geweest van medeplegen. Verdachte moet weet hebben gehad van de verkoop van de hennepstekken door medeverdachte – haar partner – nu verdachte en medeverdachte samen de growshop runden, zij allebei aan de balie stonden en er geen ander personeel was. In ieder geval verzorgde verdachte ook hun beider privé en de zakelijke administratie en had zij zodoende een goed beeld van het inkomen dat uit de growshop werd gehaald. Zij moet dan ook hebben geweten dat de uitgaven (ook voor luxegoederen) zoals deze in de loop der jaren zijn gedaan niet vanuit het inkomen uit bedrijf kunnen zijn betaald. Verdachte heeft hiervan wel geprofiteerd en heeft ook zelf een auto aangeschaft (de Mercedes-Benz [type 1] ) waarbij in contant geld dat zij kreeg van medeverdachte is afgerekend. Dit maakt dat sprake is van een bijdrage van voldoende gewicht om te spreken van het medeplegen van witwassen.
Gelet op de lange periode waarin het witwassen heeft plaatsgevonden, de omvang van de daarmee gemoeide bedragen en het structurele karakter, is de rechtbank van oordeel dat gesproken kan worden van gewoontewitwassen.
Door de aanschaf van de personenauto’s en de bedrijfsauto met illegaal geld, hebben verdachte en medeverdachte zich, tezamen en in vereniging, schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Daarnaast hebben de verdachten een groot contant geldbedrag met illegale herkomst voorhanden gehad.
Feit 4
De vraag die moet worden beantwoord is of verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de in het pand, waar verdachte werkzaam was, aanwezige goederen en stoffen bedoeld waren voor de grootschalige en/of beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, zoals bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid Opiumwet.
Zoals reeds overwogen, was medeverdachte de eigenaar van de growshop, gevestigd in het pand aan de [adres 2] . [27] Verdachte was enig werkneemster in dezelfde growshop. [28] Feitelijk runden zij de growshop samen. [29] Op 10 maart 2015 is in dit pand een onderzoek ingesteld met betrekking tot overtredingen van de Opiumwet. Tijdens dat onderzoek zijn grote hoeveelheden hennepgerelateerde goederen en stoffen aangetroffen in het betreffende pand, zoals assimilatielampen, verschillende ventilatoren en koolstoffilters. [30]
Verdachte heeft op 25 februari 2015 contact gezocht met de politie, om te vragen naar de grenzen van het toelaatbare in verband met het destijds nieuwe artikel 11a Opiumwet. De politie heeft haar te kennen gegeven dat zij en verdachte formeel strafbaar zouden zijn, mochten zij doorgaan met de exploitatie van hun growshop na 1 maart 2015 als zij weten of kunnen vermoeden dat het voor hennepteelt is. [31] De rechtbank is van oordeel dat de politie op deze manier voldoende duidelijkheid heeft verschaft aan verdachte.
Op 10 maart 2015 zijn door [naam 6] en [naam 7] 24 assimilatielampen, twee ventilatoren en twee opvouwbare watervaten gekocht bij de growshop van verdachte en haar medeverdachte. [32] De rechtbank verwijst in dit laatste verband naar hetgeen bij feit 2 over het medeplegen is overwogen. Door de politie is beschreven dat goederen in deze samenhang doorgaans in professioneel ingerichte hennepkwekerijen worden aangetroffen. [33]
Gelet op de grote hoeveelheden aangetroffen goederen en stoffen en de aan [naam 6] en [naam 7] verkochte (24) assimilatielampen, ventilatoren en watervaten, kan de rechtbank alleen maar tot het oordeel komen dat verdachten de goederen en stoffen in de growshop presenteerden ten behoeve van de verkoop aan telers van hennep en voor dat doel de goederen en stoffen ook voorhanden hebben gehad. Gelet op het soort goederen, de combinatie van de goederen die zijn aangetroffen en de hoeveelheid daarvan, kan er voorts geen andere conclusie zijn dan dat deze bestemd waren voor de grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt als bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet.
Verdachten wisten, gelet op het contact dat er is geweest met de politie, dat zij met de ongewijzigde exploitatie van hun growshop strafbaar zouden zijn na 1 maart 2015. Toch hebben zij, tezamen en in vereniging, in hun growshop tussen 1 maart 2015 en 10 maart 2015, de dag van inbeslagname, grote hoeveelheden goederen en stoffen te koop aangeboden, verkocht en voorhanden gehad, terwijl zij minstgenomen ernstige redenen hadden om te vermoeden dat deze bestemd waren tot het plegen van strafbare feiten.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
zij op of omstreeks 10 maart 2015 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-in een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] , meerdere (grote) hoeveelheden hennep, althans een hoeveelheid van ongeveer 318,31 gram wiet en 297,04 gram hashish,
-in een schuur behorende bij een woning gelegen aan de [adres 1] , een hoeveelheid van (ongeveer) 155,72 gram hennep,
-in een woning gelegen aan de [adres 1] , een hoeveelheid van (ongeveer) 597,77 gram hashish,
in elk geval (telkens) meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
terwijl dit/deze strafbare feit(en) (telkens) opzettelijk in de uitoefening van een beroep
en/of bedrijf werden gepleegd;
3.
zij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2007 tot en met 10 maart 2015, te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
A. van
een ofmeer voorwerp
(en
), te weten
-
een ofmeer personenauto's (te weten een Mercedes Benz, type [type 1] en/of een BMW, type [type 2] en/of een BMW, type [type 3] en of en Audi, type [type 4] ) en
/of
- een bedrijfsauto (te weten een Volkswagen [type 5] )
en/of
- een boot (type [type 6] ) en/of
- (dure) horloges (type [type 7] ) en/of
- een grote hoeveelheid contant geld (ongeveer 154.000 euro),
de werkelijke
aard en/of deherkomst
en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/ofheeft verhuld
en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voormelde voorwerpen is/zijn en/of deze voorhanden heeft/hebbenen
/of
B. voormelde voorwerp
(en
)heeft verworven en
/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragenen
/ofheeft omgezet en
/ofvan voormelde voorwerpen gebruik gemaakt heeft , terwijl hij en
/ofzijn mededader
(s)wist(en) dat
dat/die voorwerp
(en
)geheel
of gedeeltelijkonmiddellijk of middellijk afkomstig
was/waren uit
een/het misdrijf , terwijl zij, verdachte en
/ofhaar mededader
(s), van het
(mede
)plegen van witwassen een gewoonte
heeft/hebben gemaakt;
4.
zij in
of omstreeksde periode van 01 maart 2015 tot en met 10 maart 2015, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met
anderen ofeen ander,
althans alleen, (in
/bijeen pand aan de [adres 2] ) stoffen en
/ofvoorwerpen
en/of gegevens, te weten de goederen die op de aan deze dagvaarding gehechte bijlage zijn vermeld (pagina's 1051 tot en met 1055 van het eindproces-verbaal inzake onderzoek 'Gassa') bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofte koop aangeboden en
/ofverkocht en
/ofafgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigden
/ofvoorhanden gehad, terwijl zij, verdachte,
wist ofernstige redenen had te vermoeden dat
dat/die stoffen en
/ofvoorwerpen
en/of gegevensbestemd
was/waren tot het plegen van
dat/die feit(en).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van gewoontewitwassen.
Kwalificatie-uitsluitingsgrond ten aanzien van feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de kwalificatie-uitsluitingsgrond niet geldt voor de onder feit 3 tenlastegelegde voertuigen en evenmin voor het tenlastegelegde ‘een grote hoeveelheid contant geld’. Dat geld is volgens de officier van justitie namelijk omgezet, omdat verdachte daarmee betalingen heeft verricht. Ten aanzien van het tenlastegelegde ‘ongeveer 154.000 euro’ geldt de kwalificatie-uitsluitingsgrond wel, nu dat bedrag onmiddellijk afkomstig is uit eigen misdrijf.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd op dit punt.
Beoordeling door de rechtbank
Onder punt 2, overwegingen ten aanzien van het bewijs, heeft de rechtbank bewezen verklaard dat verdachten een grote hoeveelheid contant geld, ongeveer 154.000 euro, met illegale herkomst voorhanden hebben gehad. De rechtbank leidt uit de tenlastegelegde zinsnede ‘een grote hoeveelheid contant geld (ongeveer 154.000 euro)’ af, dat met de ‘grote hoeveelheid contant geld’ ongeveer € 154.000,- bedoeld wordt. Deze hoeveelheid contant geld hebben verdachten onmiddellijk uit eigen misdrijf verworven. Verdachten hebben met dit geld geen witwashandeling verricht, nu het geld enkel aanwezig was in kluizen in de woning en de growshop en in een koffer. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het enkele aanwezig hebben van een voorwerp afkomstig uit door hemzelf begaan misdrijf, geen verbergen of verhullen is van de criminele afkomst van dat voorwerp. Het enkele voorhanden hebben door verdachten van het geld dat afkomstig is uit eigen misdrijf kan, naar het oordeel van de rechtbank, niet als witwassen worden gekwalificeerd. Voor zover de officier van justitie ter zitting heeft beoogd te betogen dat onder het tenlastegelegde contante geld moet worden begrepen het geld dat verdachte en medeverdachte gedurende langere tijd hebben omgezet, nu zij met hun illegale inkomsten boodschappen hebben gedaan en rekeningen hebben betaald, is de rechtbank van oordeel dat door dit betoog het tenlastegelegde contante geld een dusdanig andere betekenis krijgt, dat van denaturering van het tenlastegelegde sprake zou zijn. Hierbij is van belang dat in de tenlastelegging bij het contante geld specifiek het bedrag dat contant is aangetroffen in de woning en de growshop (weliswaar tussen haakjes) is genoemd en dat in de tenlastelegging niet specifiek is gemaakt waaruit de omzettingshandelingen hebben bestaan. Dit brengt mee dat de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing is op het geldbedrag, maar niet op de auto’s.
Ten aanzien van feit 4:
Medeplegen van stoffen en voorwerpen te koop aanbieden en voorhanden hebben, waarvan hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van de BMW [type 2] , de Volkswagen [type 5] en de Mercedes-Benz [type 1] . Verder heeft de officier van justitie teruggave aan verdachten gevraagd van het [type 7] horloge en het geldbedrag van € 155.675,30.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat een gevangenisstraf conform het voorarrest passend is. Subsidiair vindt de verdediging een gevangenisstraf conform het voorarrest in combinatie met een werkstraf passend. De strafzaak heeft een enorme impact gehad op verdachte. Inmiddels heeft verdachte haar leven een positieve wending gegeven, door het halen van diploma’s en het uitoefenen van een nieuwe baan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 3 maart 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Tactus Verslavingszorg, gedateerd 3 april 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen, en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.
Verdachte is jarenlang enig werkneemster geweest in een growshop, waarvan haar partner op papier eigenaar was; feitelijk runden zij de growshop samen. Verdachte wist, door haar rol als boekhouder van de zaak en privé, van de illegale herkomst van het geld dat zij besteed heeft. Een deel van het illegale geld heeft verdachte terug in het handelsverkeer gebracht, door de aankoop van verschillende auto’s. Verdachte heeft verder een grote hoeveelheid hennep en hashish aanwezig gehad en goederen voor professionele hennepteelt verhandeld.
Het zijn ernstige strafbare feiten waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. Hennep en hashish zijn stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Toch heeft verdachte deze gevaarlijke stoffen in grote hoeveelheden aanwezig gehad op meerdere locaties.
Anders dan de officier van justitie, kent de rechtbank bij de straftoemeting weinig gewicht toe aan het feit dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben, verkopen en te koop aanbieden van voorwerpen en stoffen die bestemd zijn voor de grootschalige hennepteelt, nu verdachte zich hier slechts gedurende een korte periode aan schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat de strafbare feiten de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Verdachte heeft geen relevante documentatie. Zij heeft nauwelijks medewerking verleend aan het voorbereidend onderzoek en amper verantwoordelijkheid genomen voor de bewezen strafbare handelingen. De rechtbank ziet gelet op de ernst van de feiten geen aanleiding tot het opleggen van een grotendeels voorwaardelijke straf en/of taakstraf zoals bepleit. Het feit dat verdachte zich heeft omgeschoold en ander werk heeft, noopt niet tot een ander oordeel.
De rechtbank zal overgaan tot de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit is een lagere straf dan is opgelegd aan haar medeverdachte, vanwege het feit dat in haar geval vrijspraak volgt voor feit 1. Bij het bepalen van de strafmaat is rekening gehouden met het tijdsverloop.
De na te melden ex artikel 94 Wetboek van Strafvordering in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan verdachte toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het onder feit 3 bewezen verklaarde zijn verkregen. Het gaat hier om de BMW [type 2] , de Volkswagen [type 5] en de Mercedes-Benz [type 1] .
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden ex artikel 94 Wetboek van Strafvordering in beslag genomen voorwerpen aan verdachte. Het gaat hier om het [type 7] horloge en het geldbedrag van € 155.675,30. Deze beslissing is niet van invloed op het conservatoire beslag.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24, 27, 33, 33a, 47, 57, 91 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en 3, 11, 11a en 13 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de BMW [type 2] , de Volkswagen [type 5] en de Mercedes-Benz [type 1] ;
 gelast de
teruggavevan de ex artikel 94 Wetboek van Strafvordering in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten: het [type 7] horloge en het geldbedrag van € 155.675,30 (zegge: honderdvijfenvijftigduizend zeshonderdvijfenzeventig euro en dertig eurocent).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. S.A. van Hoof en mr. M.P. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 mei 2017.
Mr. Bos is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2014041609, gesloten op 24 juli 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 742 e.v. met bijlagen waarin de IBN-codes zijn vermeld.
3.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 333-335.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 305, lijst van inbeslaggenomen goederen p. 830 waarin de IBN-codes zijn vermeld.
5.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 333-335.
6.Het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 336-337.
7.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 371.
8.Uittreksel bedrijfsprofiel Handelsregister Kamer van Koophandel, p. 223.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 155-156.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 88.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 156 en 188.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 184.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 336.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 476.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 556.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 579 e.v.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 461-462.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 475.
19.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 155.
20.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 168.
21.De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 14 april 2017.
22.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 155.
23.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 189.
24.Het proces-verbaal inzake berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 1327.
25.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 100 en 101, en het proces verbaal van verhoor van de medeverdachte, p. 168 en 169.
26.Het proces-verbaal inzake berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 1313 t/m 1330.
27.Uittreksel bedrijfsprofiel Handelsregister Kamer van Koophandel, p. 223.
28.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 155-156.
29.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 88.
30.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 1051-1055.
31.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 392.
32.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 933.
33.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 933.