4.3De beoordeling door de rechtbank
Bij vonnis van heden is veroordeelde veroordeeld in verband met het verkopen van hennepsteken aan verschillende afnemers, het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep en hashish, het witwassen met betrekking tot meerdere voertuigen en het te koop aanbieden en voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen waarvan veroordeelde ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van in de Opiumwet strafbaar gestelde feiten. Bij de beoordeling van deze vordering zal de rechtbank de inhoud van dat vonnis als uitgangspunt nemen.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor hij bij vonnis van heden is veroordeeld of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die in de overwegingen en conclusies van voormeld veroordelend vonnis zijn opgenomen.
In het hiernavolgende wordt ingegaan op de geschatte omvang van voormeld voordeel.
Onderzoeksperiode
De periode van 1 april 2007 tot en met 10 maart 2015 is aangemerkt als onderzoeksperiode voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De [naam bank] , de bank waar veroordeelde bankierde, bleek bankmutaties niet verder te kunnen uitleveren dan vanaf 1 april 2007.Op 10 maart 2015 is veroordeelde aangehouden.
Beginsaldo
Het laatst opgenomen bedrag uit de kas van de growshop voor april 2007 is als uitgangspunt genomen voor het vaststellen van het beginsaldo. Op 30 maart 2007 werd € 300,- uit de kas opgenomen. Het beginsaldo is daarom € 300,-.De verdediging heeft gesteld dat het beginsaldo ten onrechte op € 300,- is gesteld. Veroordeelde en zijn medeveroordeelde hebben echter bij de politie geen verklaring afgelegd; zij hebben niet meegewerkt aan een financieel onderzoek. Het door de verdediging opgeworpen beginsaldo, gelijk aan de vrijstelling in Box 3, wordt door de rechtbank verworpen omdat niet aannemelijk is geworden dat veroordeelde en zijn medeveroordeelde over dergelijk vermogen beschikten. De rechtbank gaat dan ook uit van het beginsaldo zoals gesteld in het proces-verbaal.
Legaal inkomen
Veroordeelde heeft tijdens de hier relevante periode uit de growshop € 368.363,87 aan contant geld ontvangen. Medeveroordeelde heeft, op papier werkneemster van de growshop, aan loon € 71.421,57 contant ontvangen. Voorts is € 14.800,- aan geld opgenomen van de bankrekening van medeveroordeelde en € 30.000,- van de bankrekening van veroordeelde. Deze bedragen aan legale contante ontvangsten zijn samen € 484.585,44.
In de woning en growshop van (mede)veroordeelde en bij fouillering van veroordeelde werd in totaal € 155,675,30 aan contant geld aangetroffen. Volgens het kasboek van 2015 zou er in de kas van de growshop € 12.352,- moeten zitten. Dit laatste bedrag wordt afgetrokken van het contant aangetroffen geld, omdat het geen privégeld betreft. Dat levert een bedrag op van € 143.323,20. Dat bedrag is nog niet uitgegeven, dus het bedrag dat overblijft wat beschikbaar was voor het doen van uitgaven was € 484.585,44 - € 143.323,20 =
€ 341.562,14.
Werkelijk contante uitgaven
Uit bij doorzoekingen aangetroffen kassabonnen en facturen die niet in de zakelijke administratie zijn verantwoord, werd een bedrag van € 54.224,40 aan contante uitgaven vastgesteld.Tevens is er voor een bedrag van € 137.250,- uitgegeven aan voertuigen.Uit de bankafschriften is niet gebleken van betalingen voor levensonderhoud, kleding, brandstof en persoonlijke verzorging. Via de site van het NIBUD is daarom een budgetadvies ingevuld. Daarmee is berekend hoeveel een gelijksoortig huishouden kwijt zou zijn geweest in de onderzoeksperiode. Dat bedrag is € 102.505,-.De rechtbank is van oordeel dat dit een aannemelijke berekening is voor huishoudelijke uitgaven. Nu de verdediging niet heeft onderbouwd waarom deze kosten buiten beschouwing moeten blijven, neemt de rechtbank deze kosten mee in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Verder zijn in de berekening twee horloges meegenomen die contant zijn aangeschaft voor
€ 13.800,-. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat de horloges zijn aangeschaft in of na april 2007. Deze horloges worden door de rechtbank dan ook niet meegenomen bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Ten slotte hebben veroordeelde en medeveroordeelde nog contant geld gestort voor een bedrag van samen € 417.140,44 en privé uitgaven gedaan via de zakelijke kas voor
€ 2.431,16.
De werkelijk contante uitgaven vormen bij elkaar opgeteld, met uitzondering van de horloges, een bedrag van € 713.551,-.
Verschil legaal inkomen en uitgaven
Het verschil tussen het legale inkomen van € 341.562,14 en de werkelijke contante uitgaven van € 713.551,- is € 371.988,86. Van de zijde van de verdediging is niet aannemelijk gemaakt dat dit bedrag enige legale herkomst had.
Ontneming en betalingsverplichting
Derhalve zal de rechtbank het bedrag van € 371.988,86 als het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel vaststellen.
Tevens zal de rechtbank veroordeelde de verplichting opleggen tot het betalen aan de staat van dit bedrag. In hetgeen door de verdediging is aangevoerd, dan wel anderszins, ziet de rechtbank geen reden de betalingsverplichting op een ander bedrag vast te stellen.
Hoofdelijkheid
Weliswaar was veroordeelde op papier de eigenaarvan de growshop en medeveroordeelde enig werkneemster,maar uit de verklaringen van veroordeelde volgt dat zij samen de growshop runden.Volgens medeveroordeelde, die de boekhouding van de growshop en van hen beiden privé deed, was het idee om de growshop te beginnen van hen beiden en is zij samen met haar man verantwoordelijk.Nu zij zakelijk en privé partners waren, zal de rechtbank daarom bepalen dat de ontneming bij veroordeelde en medeveroordeelde hoofdelijk wordt opgelegd.