ECLI:NL:RBGEL:2017:2804

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 7343
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verzoek voorlopige voorziening en proceskostenvergoeding in belastingzaak

In deze zaak heeft verzoeker op 5 december 2016 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend in het kader van een bezwaarprocedure. De inspecteur van de Belastingdienst heeft op 19 december 2016 uitspraak op bezwaar gedaan, waartegen verzoeker op 16 januari 2017 beroep heeft ingesteld. Het verzoek om voorlopige voorziening is behandeld op 19 januari 2017, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en mr. [A]. De inspecteur werd vertegenwoordigd door mr. [gemachtigde] en drs. [B].

Op 23 januari 2017 heeft de inspecteur aan verzoeker het voornemen kenbaar gemaakt tot het opleggen van een aanslag recht van schenking over 2009. Verzoeker heeft vervolgens op 26 januari 2017 het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, wat op 24 maart 2017 is gebeurd. De zitting over de proceskosten vond plaats op 9 mei 2017, waarbij wederom mr. [A] voor verzoeker en mr. [gemachtigde] en drs. [B] voor de inspecteur aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtbank in geval van intrekking van het beroep kan besluiten tot proceskostenvergoeding als het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker het verzoek heeft ingetrokken in de veronderstelling dat de inspecteur tegemoet was gekomen, maar dat dit niet aannemelijk is geworden. De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor toekenning van de proceskostenvergoeding, omdat de inspecteur niet daadwerkelijk tegemoet is gekomen aan het verzoek van verzoeker.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 mei 2017.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 16/7343

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 mei 2017

in de zaak tussen

[X] , te [Z] , verzoeker

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Breda, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 5 december 2016 heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend hangende bezwaar. Op 19 december 2016 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan. Hiertegen heeft verzoeker bij brief van 16 januari 2017 beroep ingesteld.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 19 januari 2017. Namens verzoeker zijn de gemachtigde en mr. [A] verschenen. Namens verweerder zijn mr. [gemachtigde] en drs. [B] verschenen.
Bij brief van 23 januari 2017 heeft verweerder aan verzoeker het voornemen kenbaar gemaakt tot het opleggen van een aanslag recht van schenking over 2009. Daarbij heeft verweerder een aantal stukken gevoegd.
Naar aanleiding daarvan heeft verzoeker bij brief van 26 januari 2017 het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken. Daarbij is verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
Vervolgens heeft de rechtbank bij (herstel)uitspraak van 17 februari 2017 verweerder in de gelegenheid gesteld op dit verzoek te reageren. Van deze gelegenheid heeft verweerder op 24 maart 2017 gebruik gemaakt.
Het onderzoek ter zitting met betrekking tot de proceskosten heeft plaatsgevonden op 9 mei 2017.
Namens verzoeker is mr. [A] verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en drs. [B] .

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de rechtbank in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten veroordelen. Deze bepaling is bij het intrekken van een verzoek om een voorlopige voorziening van overeenkomstige toepassing op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb.
2. Tussen partijen is in geschil of verweerder (gedeeltelijk) is tegemoetgekomen aan verzoeker. Het verzoek om een voorlopige voorziening betrof de inzage in de op de zaak betrekking hebbende stukken in de bezwaarprocedure tegen een informatiebeschikking. Verzoeker stelt dat de stukken bij de brief van 23 januari 2017 van verweerder mede relevant (kunnen) zijn voor de beoordeling van het bezwaar en het beroep ter zake van de informatiebeschikking. Verweerder bestrijdt dit.
3. Volledigheidshalve zal de voorzieningenrechter eerst ingaan op de ontvankelijkheid van het ingetrokken verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker heeft bij de indiening van dat verzoek toegelicht dat hij belang had om al in de bezwaarprocedure kennis te nemen van de relevante stukken. Verweerder heeft niettemin uitspraak op bezwaar gedaan voordat het verzoek om voorlopige voorziening ter zitting was behandeld. Verzoeker heeft daartegen beroep ingesteld voorafgaand aan de zitting. Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb wordt het verzoek om voorlopige voorziening in dat geval gelijkgesteld met een verzoek tijdens het beroep. Dit maakt niet dat het belang van verzoeker materieel is gewijzigd. De andersluidende visie van verweerder is onjuist. Hierin is dus geen grond gelegen het verzoek om een voorlopige voorziening, en daarmee het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding, niet-ontvankelijk te verklaren.
4. Verzoeker moet nagegeven worden dat hij het verzoek heeft ingetrokken omdat hij ervan uitgegaan is dat verweerder geheel of gedeeltelijk aan het verzoek is tegemoetgekomen. Dit is althans wat de gemachtigde in de brief van 26 januari 2017 heeft meegedeeld. In zoverre is het vereiste verband uit artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb aanwezig. Naar het oordeel van de rechtbank wordt bij intrekking echter pas aan een vergoeding van de proceskosten toegekomen als daadwerkelijk sprake is van een geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen.
5. Verzoeker heeft in de voorlopige voorziening verzocht om inzage in de stukken die betrekking hebben op de procedures over de informatiebeschikking. De stelling dat bij de brief van 23 januari 2017 stukken zaten die betrekking hebben op die procedures is niet voldoende onderbouwd. Verzoeker heeft de ontvangen stukken niet overgelegd en ook voor het overige onvoldoende gemotiveerd wat het mogelijke verband met de informatiebeschikking is. Aangezien de informatiebeschikking geen betrekking heeft op het recht van schenking over 2009, valt dit ook niet zonder meer in te zien. Verweerder heeft daartegenover bovendien onbestreden gesteld dat de stukken bij de brief van 23 januari 2017 betrekking hebben op een andere stichting particulier fonds dan waarover de vragen in de informatiebeschikking gaan. Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat verweerder geheel of gedeeltelijk aan het verzoek is tegemoetgekomen.
6. Op grond van het voorgaande dient het verzoek om proceskostenveroordeling te worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.