Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 25 januari 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 31 maart 2017.
2.De feiten
EWS houdt sindsdien 95% van de aandelen in EWS B.V. Nesswell (van welke vennootschap [gedaagde sub 1] indirect enig bestuurder en enig aandeelhouder is) hield destijds 4,69% van de aandelen in EWS B.V. De overige aandelen worden gehouden door [aandeelhouder sub 1]
(0,233 %) en [aandeelhouder sub 2] (0,079 %).
‘bad leaver’. Dit geschil heeft geleid tot een procedure tussen Nesswell en EWS bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam.
16 september 2016 EWS veroordeeld om de aandelen die Nesswell houdt in het kapitaal van EWS B.V. af te nemen tegen betaling van een koopsom van € 1.065.569,46 alsmede om aan Nesswell terug te betalen een bedrag van € 3.580.560,72 ter aflossing van de aandeelhouderslening die Nesswell heeft verstrekt aan EWS B.V. EWS heeft op
29 september 2016 aan deze veroordelingen voldaan.
3.De vordering
1 oktober 2015 tot heden, die ziet op eventuele investeringen of opportunities, de overname van IWR, en/of e-mails waar het woord Project Perrier, en/of Aspro, en/of EWS, en/of Sarl, en/of IWR, en/of concurrentie c.q. concurrentiebeding c.q. relatiebeding in voorkomt;
Als eerste grond voor zijn ontslag stelt [gedaagde sub 1] dat de organisatiestructuur van de Aspro-groep hem niet duidelijk is geweest. Inmiddels zou duidelijk zijn dat niet de Aspro-groep, maar een informele groep aan Aspro gelieerde (rechts)personen eigenaar is van EWS alsmede dat IWR geen onderdeel van de Aspro-groep zou worden, maar als een stand-alone groep zou gaan opereren. Dit verwijt is ongefundeerd.
Als tweede grond voor zijn ontslag stelt [gedaagde sub 1] dat hem tijdens de bespreking van
3 juni 2016 duidelijk zou zijn geworden dat er vooralsnog geen uitbreiding in Duitsland en waarschijnlijk evenmin in België zal gaan plaatsvinden. Dit is volstrekt bezijden de waarheid.
Tot slot verwijt [gedaagde sub 1] EWS dat hij als bestuurder van EWS B.V. niet is betrokken bij de besluitvorming over de hoogte van het rentepercentage van 7 procent waartegen de lening van € 64 miljoen aan EWS B.V. is verstrekt. Ook dit is onjuist.
De door [gedaagde sub 1] aangevoerde argumenten voor zijn vertrek zijn dermate ongefundeerd dat EWS goede gronden heeft aan te nemen dat [gedaagde sub 1] al vóór de aandelenoverdracht voornemens was om op korte termijn uit de IWR-organisatie te stappen. Dit vermoeden wordt bevestigd doordat [gedaagde sub 1] op 15 juni 2016 (een week voor zijn ontslagbrief) Finterest B.V. heeft opgericht. Het is zeer wel mogelijk dat [gedaagde sub 1] activiteiten zal ondernemen die in strijd zijn met de non-compete bepalingen onder de SHA. Voorts wordt het vermoeden van een vooropgezet vertrek van [gedaagde sub 1] versterkt doordat [gedaagde sub 1] in een interview in de Stentor van 26 juli 2016 heeft verklaard:
“Na een jaar of zes, zeven begint het altijd weer te kriebelen bij mij. Ik heb al een paar van die fases meegemaakt (…) In de wellness was de Veluwse Bron zo’n fase en op het laatst IWR. Nu is het tijd voor iets anders.”In het licht van deze ontwikkelingen is het opmerkelijk dat [gedaagde sub 1] direct na zijn opzegging veel druk heeft uitgeoefend op EWS om zo snel mogelijk tot overname van de aandelen en terugbetaling van de ‘vendor loan’ over te gaan. Nesswell had ook haast bij het entameren van het kort geding. EWS vermoedt dat zoveel druk is uitgeoefend omdat [gedaagde sub 1] dit geld nodig had voor zijn nieuwe business. Door de Aspro-groep steeds voor te houden dat hij voor de volle honderd procent committed was, heeft [gedaagde sub 1] de Aspro-groep opzettelijk misleid en is [gedaagde sub 1] de SHA onder valse voorwendsels en dus te kwader trouw aangegaan. EWS sluit niet uit dat Waterland op de hoogte was van de wens van [gedaagde sub 1] om zijn belang in IWR te cashen en te vertrekken. EWS sluit niet uit dat afgesproken is dat indien [gedaagde sub 1] door zijn onmiddellijk vertrek niet als ‘good leaver’, maar als ‘early leaver’ zou kwalificeren, Waterland [gedaagde sub 1] zou compenseren voor het daardoor door [gedaagde sub 1] geleden verlies.
Nu Nesswell als ‘bad leaver’ gekwalificeerd dient te worden, geldt dat Nesswell hooguit recht had op een bedrag van in totaal ongeveer € 1,14 miljoen. Daar waar EWS aan het kort gedingvonnis heeft voldaan, heeft EWS dan ook een substantieel gedeelte van het betaalde bedrag onverschuldigd betaald.
EWS wenst een bodemprocedure te starten om de schade die zij heeft geleden als gevolg van het te kwader trouw aangaan van de SHA op [gedaagde sub 1] en Nesswell te verhalen.
EWS heeft een rechtmatig belang bij haar vordering tot inzage/afschrift omdat uit de inbeslaggenomen bescheiden kan blijken in hoeverre [gedaagde sub 1] zich schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatig handelen jegens EWS. Het bewijs van het door EWS gestelde bedrog/kwade trouw en de omvang van de daardoor ontstane schade zou mede geleverd kunnen worden door het in het geding brengen van (kopieën van) de bescheiden. De bescheiden zijn zo specifiek mogelijk omschreven als in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mogelijk was. EWS is net als Nesswell ( [gedaagde sub 1] ) partij bij de SHA. Daarnaast is sprake van een onrechtmatige daad van [gedaagde sub 1] /Nesswell, zodat ook uit dien hoofde sprake is van een rechtsbetrekking tussen EWS en [gedaagde sub 1] en Nesswell.
4.Het verweer
5.De beoordeling
Degene die de bescheiden onder zich heeft is echter niet gehouden aan de vordering tot inzage, afschrift of uittreksel van bedoelde bescheiden te voldoen indien redelijkerwijze aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Dit volgt uit lid 4 van voormeld wetsartikel.
18 oktober 2016 weer ontbonden, aldus nog steeds [gedaagde sub 1] .
Een en ander is door EWS onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat EWS aan de oprichting van bedoelde vennootschap, ook al was dit kort voor de ontvangst van de ontslagbrief van [gedaagde sub 1] , niet het vermoeden kan ontlenen dat het vertrek van [gedaagde sub 1] reeds voor de overname van IWR. was gepland.
was overgegaan en EWS aangaf niet tot betaling te willen overgaan (hetgeen door EWS niet is betwist) - geen andere keuze had dan EWS in rechte te betrekken. Mede in aanmerking genomen dat niet is kunnen blijken dat [gedaagde sub 1] met Finterest B.V. ondernemersactiviteiten wenste te verrichten, is het in rechte opeisen van hetgeen waarop [gedaagde sub 1] recht meende te hebben, onvoldoende om het vermoeden dat [gedaagde sub 1] al voor de aandelenoverdracht voornemens was de banden met IWR te verbreken te ondersteunen.
Het blijft in deze dan ook slechts bij vermoedens. Dit geldt ook voor de stelling dat EWS niet uitsluit dat Waterland wist van het voorgenomen vertrek van [gedaagde sub 1] en dat Waterland [gedaagde sub 1] zou compenseren indien [gedaagde sub 1] niet als ‘good leaver’ zou worden gekwalificeerd.
Immers, EWS vordert inzage/ afgifte van bescheiden die voornamelijk betrekking hebben op contacten tussen [gedaagde sub 1] en met name genoemde personen. Naar het oordeel van de rechtbank kan redelijkerwijze worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Zo zou EWS bedoelde personen ( [naam] , [aandeelhouder sub 1] en [aandeelhouder sub 2] ) in het kader van een voorlopig getuigenverhoor kunnen doen horen. De enkele stelling van EWS dat zij niet verwacht dat bedoelde personen, indien zij onder ede worden gehoord, de waarheid zullen spreken is niet voldoende om aan dit oordeel af te doen.
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)