ECLI:NL:RBGEL:2017:2564

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
9 mei 2017
Zaaknummer
05/840403-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het runnen van een hennepplantage en witwassen van illegaal verkregen gelden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het runnen van een hennepplantage en het witwassen van de illegaal verkregen gelden. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten in de periode van 13 november 2015 tot en met 15 januari 2016 in Wezep, gemeente Oldebroek. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepplantage. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte actief betrokken was bij het runnen van de hennepplantage en sprak hem vrij van de primair tenlastegelegde feiten. Echter, de rechtbank oordeelde wel dat de verdachte gelegenheid had geboden aan anderen om de hennepplantage te exploiteren, wat leidde tot een veroordeling voor medeplichtigheid aan het telen van hennep. De rechtbank legde een werkstraf op van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de activiteiten van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840403-16
Datum uitspraak : 18 april 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .
raadsman: mr. R.W. van Zanden, advocaat te Hoofddorp.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 januari 2017 en 4 april 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
05/840403-16
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 november 2015 tot en met 15 januari 2016 te Wezep, gemeente Oldebroek, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 789 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als een bedrijf heeft uitgeoefend,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 789 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte] en/of één of meer onbekend gebleven personen op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 november 2015 tot en met 15 januari 2016 te Wezep, met elkaar, althans een van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 789 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 789 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan), tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 13 november 2015 tot en met 15 januari 2016 te Wezep, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan [medeverdachte] en/of de onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2015 tot en met 15 januari 2016 te Wezep, gemeente Oldebroek, (tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen), (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor hetgeen verdachte wordt verweten nu uit het dossier onvoldoende aangetoond kan worden dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepplantage en hij bovendien een alternatief scenario heeft geschetst dat zijn betrokkenheid uitsluit.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 primair:
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte actief betrokken was bij het runnen van de hennepplantage. Er zijn geen sporen van verdachte aangetroffen in of in de buurt van de ruimtes die werden gebruikt voor de hennepkweek en er zijn ook overigens geen aanwijzingen dat verdachte met de plantage van doen had. Het hem primair tenlastegelegde acht de rechtbank dan ook niet bewezen en zij spreekt verdachte daarvan vrij.
Feit 2:
Ook ten aanzien van feit 2 is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van stroom ten behoeve van de hennepplantage en zij spreek verdachte vrij van dit feit.
De rechtbank is wel van oordeel dat verdachte gelegenheid heeft geboden aan een ander of anderen om een hennepplantage te hebben in het pand dat verdachte huurde. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde. Zij overweegt daartoe als volgt.
Naar aanleiding van een anonieme melding werd door de politie op 15 januari 2016 binnengetreden in een pand aan de [adres 2] te Wezep. Direct bij binnentreden ruikt de politie henneplucht. Er wordt in een van de ruimtes in de kelder van het pand een hennepplantage aangetroffen met 789 planten.
[benadeelde] [2] , verhuurder van het pand aan de [adres 2] te Wezep, heeft verklaard dat hij het pand vanaf 1 oktober 2013 aan verdachte heeft verhuurd voor € 30.000,- per jaar. [benadeelde] vond het opvallend dat er weinig bedrijvigheid was bij het pand en dat het hem onduidelijk was waarom verdachte dit pand huurde. [3]
[getuige] , de partner van verdachte, heeft verklaard dat verdachte het hele bedrijfspand huurde, bestaande uit 2 grote loodsen, een dansschool die door haar werd geëxploiteerd, daarboven een appartement en beneden een kelder. [4] Zij heeft 2 jaar geleden een rondleiding door het pand gehad, dat toen volledig leeg was en de huur is een paar maanden na de rondleiding ingegaan. Verdachte zou in het pand zijn grindvloeren bedrijf starten en mogelijk aan auto’s gaan klussen. Beide zaken zijn niet van de grond gekomen.
Verdachte beroept zich bij de politie op zijn zwijgrecht. Ter zitting verklaart hij dat hij wist dat de hennepkwekerij er zat. Hij verklaart dat hij het pand in eerste instantie had gehuurd, omdat hij zijn bedrijfsactiviteiten daar wilde voortzetten en iets met auto’s wilde gaan doen, maar dat dat allebei niet is gelukt. Hij verklaart dat hij de hennepkwekerij niet heeft gerund maar dat een ander dat heeft gedaan in de kelder van het pand. Verdachte heeft verklaard dat hij hiervoor een (onderhuur)vergoeding heeft gekregen van € 1.500,- per maand gedurende een periode van 11 maanden. [5]

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
05/840403-16
[medeverdachte]
en/of één of meer onbekend gebleven personenop één of meerdere tijdstip
(pen
)in of omstreeks de periode van 13 november 2015 tot en met 15 januari 2016 te Wezep,
met elkaar, althans een van hen,opzettelijk heeft
/hebbengeteeld en
/ofbereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 2]
)een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 789 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel
(te weten 789 hennepplanten
, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan), tot en/of bij het plegen van welk
(e)misdrijf
/misdrijvenverdachte in of omstreeks de periode van 13 november 2015 tot en met 15 januari 2016 te Wezep,
in elk geval in Nederland,meermalen,
althans eenmaal (telkens
)opzettelijk gelegenheid
en/of middelen en/of inlichtingenheeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,door aan [medeverdachte]
en/of de onbekend gebleven persoon/personenvoornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplichtig van opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij art. 11 lid 2 van de Opiumwet, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte en met zijn werk en gezin.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 3 april 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur en een werkstraf leiden - dat verdachte zich gedurende een periode van een jaar schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het produceren en in de omloop brengen van softdrugs (hennep). De uit hennepplanten te verkrijgen stof is bij gebruik niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar is daarnaast direct en indirect oorzaak van vele vormen van nevencriminaliteit.
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een werkstraf opleggen van 120 uur subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] , heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 (parketnummer 05/840406-16) bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 15.397,43.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] hoofdelijk toe te wijzen tot het bedrag van € 4.375,68 waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 53 dagen hechtenis en toepassing van de wettelijke rente vanaf 15 januari 2016. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering nu de vordering niet eenvoudig van aard is en niet geschikt om in het strafproces mee te nemen. Subsidiair heeft de verdediging de rechtbank verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in een deel van de door haar opgevoerde kosten, danwel de opgevoerde kosten te minderen, nu deze geen rechtstreeks gevolg zijn van de tenlastegelegde feiten, respectievelijk niet voldoende zijn onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van
€ 4.375,68 schade heeft geleden (zijnde de gevorderde schade minus het verlies huurinkomsten en de makelaarskosten), waarvoor verdachte en zijn mededader [medeverdachte] naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 53 dagen hechtenis en toepassing van de wettelijke rente vanaf 15 januari 2016. Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 36e, 36f, 48, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (een) maand;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van de voorwaarde dat de veroordeelde zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde]van € 4.375,68 (vierduizend driehonderdvijfenzeventig euro en achtenzestig eurocent), vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil;
legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij een bedrag van € 4.375,68 te betalen met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis van 53 dagen zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
verklaart de
benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.J. Evers (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2017.
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Team strafrecht
Parketnummer:
Fout! De documentvariabele ontbreekt.
Uitspraak d.d.:
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van .
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
en , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
raadsman : advocaat te, is wel/niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] , brigadier van politie eenheid Oost Nederland, districtsrecherche Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte stamproces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016572125 gesloten op 18 april 2016 te Nunspeet, in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal getuigenverklaring [benadeelde] , verhuurder, p. 63 e.v.
3.Proces-verbaal getuigenverklaring [benadeelde] , p. 86
4.Proces-verbaal verklaring [getuige] , p. 157 e.v.
5.Proces-verbaal verklaring verdachte ter terechtzitting 4 april 2017