ECLI:NL:RBGEL:2017:2507

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 mei 2017
Publicatiedatum
4 mei 2017
Zaaknummer
05/780001-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraffen voor (medeplegen) schending van een ambtsgeheim

Op 4 mei 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een politieambtenaar, hierna aangeduid als verdachte, die beschuldigd werd van het meermalen schenden van een ambtsgeheim. De verdachte, werkzaam in het district Gelderland-Midden, had vertrouwelijke informatie uit politiesystemen gedeeld met derden, waaronder haar stiefvader, die deze informatie vervolgens doorgaf aan verdachten in een strafrechtelijk onderzoek naar grootschalige hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende tijdstippen, tussen 20 februari 2014 en 8 september 2014, informatie heeft geraadpleegd en doorgegeven die zij uit hoofde van haar ambt had moeten bewaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijke schending van een ambtsgeheim, zoals vastgelegd in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar ontslag en de ziekte van haar kind. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte het belang van integriteit bij politieambtenaren en het vertrouwen dat de maatschappij in hen moet kunnen stellen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/780001-16
Datum uitspraak : 04 mei 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1982 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1]
raadsman: mr. A.S. van der Biezen, advocaat te 's-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 mei 2016 en 21 april 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip in de periode van 20 februari 2014 tot en met 8 september 2014, althans in 2014, te Arnhem, gemeente Arnhem, althans in Nederland, meermalen een geheim waarvan zij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij uit hoofde van het ambt van politieagente en/of wettelijk voorschrift, te weten artikel 7 van de Wet Politiegegevens verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
immers heeft verdachte (telkens) uit politiesystemen afkomstige, vertrouwelijke informatie met betrekking tot een strafrechtelijk onderzoek naar een crimineel samenwerkingsverband (het [naam 3] onderzoek) en de in dat onderzoek voorkomende en/of aan dat onderzoek gerelateerde subjecten, aan [medeverdachte] , althans een derde of derden, verstrekt, te weten:
  • op of omstreeks 25 februari 2014 informatie gerelateerd aan de kenosleutel ' [code 1] ' en de zoekterm ' [naam 1] *' te weten informatie met betrekking tot de vaststelling van de aanwezigheid van een hennepkwekerij op 23 januari in Epe en/of een inval in die kwekerij op 4 februari 2014 en/of de betrokkenheid en/of aanhouding van 13 personen bij die inval in Epe, waaronder een paar vrouwen en een man en/of het feit dat er nog geen namen en/of verklaringen bij stonden en/of nog geen processen-verbaal waren opgemaakt en/of het feit dat ' [naam 1] ' nog steeds in het systeem (van de politie) voorkomt en/of;
  • op of omstreeks 17 maart 2014 informatie gerelateerd aan het kenteken ' [kenteken 1] ', te weten informatie met betrekking tot de tenaamstelling van een auto met het voornoemde kenteken en/of de (geboorte)gegevens van die tenaamgestelde en/of de datum dat die auto op kenteken is gekomen en/of;
- op of omstreeks 6 mei 2014 informatie gerelateerd aan het kenteken ' [kenteken 2] ' en/of het kenteken ' [kenteken 3] ' en/of het kenteken ' [kenteken 4] ' en/of informatie gerelateerd aan de kenosleutel' [code 2] ', te weten informatie met betrekking tot het merk en/of type en/of de tenaamstelling van de auto met het kenteken [kenteken 2] en/of de geboortedatum en/of voornaam en/of achternaam van de tenaamgestelde en/of het feit dat die gecontroleerd (door de politie) op de parkeerplaats Gronau (fon.) aan de E30 en/of dat de tenaamgestelde bij die controle een redelijk bedrag en/of veel geld op zak had en/of dat die tenaamgestelde ook een [merk 1] op naam heeft en/of dat de APK van die [merk 1] is verlopen of afloopt en/of dat die tenaamgestelde een [merk 2] scooter op naam heeft en/of;
- op of omstreeks 8 september 2014 informatie gerelateerd aan de kenosleutel ' [code 2] ', te weten informatie met betrekking tot de controle van een persoon ( [naam 2] ) in 2013 in Duitsland en/of het feit dat deze persoon in het bezit zou zijn van een [auto 1] en/of de mogelijke aanwezigheid van een peilbaken in die [auto 1] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[verdachte] was per 23 april 2007 aangesteld als ambtenaar van politie. Zij was werkzaam in het district Gelderland-Midden onder dienstnummer [nummer 1] . Haar accountnummer in de applicaties BVH en BVI-B was [nummer 2] . [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schending van een ambtsgeheim, meermalen gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is van verkrijging of feitelijke waarneming van enige informatie, nu niet te achterhalen is of verdachte informatie tot zich genomen heeft, laat staan wat de inhoud, aard en omvang daarvan was. Bovendien is de vermeende wijze van doorgeven/verstrekken onbekend gebleven, waardoor niet boven redelijke twijfel kan worden vastgesteld dát er überhaupt informatie is doorgegeven. De gehele tenlastelegging is gebaseerd op speculaties, aannames en reconstructies en dat is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Voorts is aangevoerd dat de informatie die zou zijn gedeeld niet kan worden aangemerkt als geheim in de zin van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht.
Door de verdediging is tot slot een alternatief scenario geschetst, inhoudende de mogelijkheid dat een collega van [verdachte] gebruik heeft gemaakt van haar telefoon of dat [medeverdachte] , al dan niet met gebruikmaking van het toestel van [verdachte] , zelf informatie heeft opgevraagd.
Beoordeling door de rechtbank
Inleiding
In 2012 start de dienst regionale recherche van de politie eenheid Oost-Nederland district Gederland-Midden het onderzoek ‘ [naam 3] ’, een onderzoek naar grootschalige hennepteelt en daaraan verbonden witwassen in crimineel verband. Het onderzoek is onder meer gericht op growshop ‘ [naam 4] ’ in Velp, geëxploiteerd door [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] , allen verdachten in dit onderzoek. Gedurende dit onderzoek worden zogenaamde OVC-gesprekken opgenomen (Opnemen Vertrouwelijke Informatie), onder andere in de growshop. Daarbij ontstaan vermoedens dat de verdachten politie-informatie ontvangen over het lopende onderzoek. Tijdens een oriënterend feitenonderzoek door de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) van de politie eenheid Oost-Nederland ontstaan vermoedens dat [verdachte] vertrouwelijke politie-informatie zou verstrekken aan [medeverdachte] (de ex-partner van de moeder van [verdachte] ), die vervolgens deze informatie weer door zou hebben gegeven aan [naam 5] . Naar aanleiding van deze bevindingen is het onderzoek overgedragen aan de Rijksrecherche, die vervolgens start met het onderzoek ‘Eekhoornvis’. [3]
Politie-informatiesystemen
Agenten kunnen met behulp van Basisvoorziening integraal bevragen (BVI-IB) tegelijkertijd meerdere informatiesystemen doorzoeken, zoals Basis Voorziening Handhaving (BVH) en BlueSpot. BVH wordt gebruikt voor het opmaken en inzien van incidenten, aangiftes en strafdossiers. BlueSpot is een applicatie waarmee landelijke BVH-systemen kunnen worden doorzocht. Om via hun BlackBerry toegang te krijgen tot deze systemen moeten agenten inloggen met hun eigen account en een zelf aangemaakt wachtwoord. Deze inloggegevens worden opgeslagen en zijn traceerbaar. Wanneer een zoekopdracht wordt gegeven, verschijnen enkele tabbladen met de voorhanden zijnde informatiesystemen. Daarop kan worden doorgeklikt en zo kan de onderliggende informatie worden ingezien, zoals processen-verbaal en mutaties. Indien dit gebeurt via BlueSpot dan wordt niet opgeslagen of, en zo ja, welke informatie in BlueSpot is geraadpleegd. [4]
Feiten en omstandigheden
De tenlastelegging omvat vier gedachtestreepjes, waarbij elk gedachtestreepje ziet op een ‘lekmoment’. De rechtbank zal allereerst per lekmoment de relevante feiten en omstandigheden bespreken.
Tijdstippen sms-berichten
De politie heeft vastgesteld dat de printlijstgegevens van het telefoonnummer van [verdachte] andere tijdstippen laten zien dan de tijdstippen in haar telefoon. Het verschil betreft ongeveer 58 minuten. Gezien de grotere mate van betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van printlijstgegevens ten opzichte van de aangegeven tijd op telefoontoestellen (die immers handmatig kan worden aangepast), is in het zaaksdossier aangesloten bij de printlijstgegevens, zoals op pagina 13 en 25 van het dossier weergegeven. De rechtbank zal bij het opnemen van de tijdstippen in de bewijsmiddelen uitgaan van de tijdstippen op de printlijstgegevens.
Lekmoment 1
- Op 23 januari 2014 wordt een BVH-mutatie opgemaakt met betrekking tot een vermoedelijke hennepkwekerij aan de [adres 2] te Epe. [5] Op 4 februari 2014 wordt een inval gedaan op de [adres 2] te Epe, waarbij een hennepkwekerij wordt aangetroffen. Er worden 14 verdachten aangehouden, waaronder [naam 6] . [6]
- Op 25 februari 2014 wordt met het account van [verdachte] ingelogd in BVI-IB en wordt om 08.13 uur gezocht op de ‘kenosleutel’ ‘ [code 1] ’ en om 08.16 uur op de achternaam ‘ [naam 1] ’. [7] De kenosleutel ‘ [code 1] ’ levert een hit op met betrekking tot de BVH-mutatie van de hennepkwekerij te Epe. [8] Een reconstructie van deze zoekslag leert dat daarbij gegevens met betrekking tot de politie-inval boven komen, alsmede het aantal aangehouden verdachten. [9]
- Op 25 februari 2014 om 08.21/08.22 uur vindt sms-contact plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte] . [verdachte] stuurt een bericht dat de tafel is bezorgd, waarop [medeverdachte] aangeeft dat hij er nu aan komt. [10]
- Op 25 februari 2014 om 17.00 uur wordt een OVC-gesprek opgenomen in Novotel Amsterdam tussen [naam 5] en [naam 8] . Tijdens dit in de Turkse taal gevoerde gesprek wordt onder meer het volgende gezegd:
“ [naam 5] : Ik heb vandaag naar de dinges gevraagd.. [naam 6] was toch onlangs gepakt.. ik heb daarnaar gevraagd. Ik had er gisteren naar gevraagd en hij/zij heeft meteen gedingest. Degene binnen.. die heeft het laten weten. Dat het 13 personen of zo waren.. dat men op de 23ste van januari heeft vastgesteld dat er wiet wordt gekweekt.. en op 4 februari heeft men een inval gedaan. (…)
[naam 5] : Ja.. en omdat de dossiers nog steeds niet op internet waren gezet, kan hij/zij geen antwoord geven op hoe en wat.. degene binnen. En met betrekking tot mij.. Ik zit nog steeds in het systeem.. in onderzoek. (…)” [11]
Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk, gelet op de specifieke details van data, aanhouding van [naam 6] en wiet, dat dit gesprek betrekking heeft op de politie-inval in de hennepkwekerij in Epe.
- Op 14 maart 2014 om 11.27 uur wordt een OVC-gesprek opgenomen in growshop [naam 4] tussen een onbekende man (N1) en [naam 6] (B). Tijdens dit gesprek wordt onder meer het volgende gezegd:
“B: Ik ben laatst aangehouden toch?
N1: Ja, maar dat staat niet in de computer dus… (…) Ze wist precies: 13 man zijn aangehouden. (...)
N1: In Epe. Er stond wel in dat er 13 mensen waren aangehouden, waarvan een paar vrouwen en een man, en er stonden nog geen, toen zij keek, nog geen namen bij en nog geen verklaringen, nog geen processen-verbaal waren er verder opgemaakt die in de computers konden (…)
N1: Toen zegt ze: dat zul je altijd zien zei ze, want als er iets gebeurd is, dan zie je allemaal beren. Dat is hetzelfde als je een Golfje koopt, als je gaat rijden, kom je allemaal Golfjes tegen. Zo zei zij het. (…) als zij toevallig een keer buitendienst heeft (…) ze is rechercheur, maar ze moet ook wel eens de weg op snap je, dan krijgt ze een speciale dienst dat je de weg op moet. Dan waarschuw ik wel eens iemand, die kan ik zo bekeuren zegt ze voor het bellen (…)
N1: (…) zij zegt, ja maar hij weet het niet want hij is nu ook in dienst (…) militair (…)
B: de vierde zijn we gepakt (…)
B: februari. (…)” [12]
De rechtbank stelt vast dat de onbekende man (NN1) en [naam 6] spreken over de aanhouding van [naam 6] bij de inval in de hennepkwekerij in Epe en dat de onbekende man hierover informatie verstrekt. Voorts stelt de rechtbank vast dat deze informatie overeenkomt met de informatie die geraadpleegd kon worden toen met het account van [verdachte] werd gezocht op de kenosleutel ‘ [code 1] ’.
Lekmoment 2
- Op 14 maart 2014 om 11.27 uur wordt een OVC-gesprek opgenomen in growshop [naam 4] tussen een onbekende man (N1) en [naam 6] (B). Hierbij noemt [naam 6] het kenteken [kenteken 1] en [auto 2] . De onbekende man geeft aan dat ‘zij’ hem maandag sms’t en dat hij nou meteen weet hoe zijn zusje heet. [13]
- Het kenteken [kenteken 1] staat op naam van [naam 9] , de zus van [naam 5] en [naam 6] , geboren op 25 april 1979. [14]
- Op 17 maart 2014 om 11.54 uur wordt met het account van [verdachte] ingelogd in BVI-IB en gezocht op het kenteken [kenteken 1] . [15]
- Op 17 maart 2014 om 14.00 uur wordt een OVC-gesprek opgenomen in growshop [naam 4] tussen een onbekende man (NN1) en [naam 5] (R). Tijdens dit gesprek wordt onder meer het volgende gezegd:
“N1: (…) maar ze wist precies de auto was van 2010 en wat voor auto het was, dat heb ik allemaal niet opgeschreven. (…) alles wist ze te vertellen dus dan weet ik, want ik vraag dat extra omdat ik ook hier goed over kom, dat je weet dat dat klopt. Want hoe moet ik weten dat jouw zusje volgende week, volgende maand jarig is. ik zie het aan de geboortedatum dus eh… (…)
N1: Nee. Maar ik vraag wel altijd aan haar informatie weet je wel? En nou kijkt ze nog voor die bull shit, kijkt ze nou nog voor Epe. (…)” [16]
- Voorafgaande aan dit OVC-gesprek, is om 13.52 de [kenteken 5] gezien bij de growshop. Deze auto staat op naam van [naam 13] , de schoonzoon van [medeverdachte] . [17]
Lekmoment 3
- Op 6 mei 2014 wordt met het account van [verdachte] ingelogd in BVI-IB. Tussen 13.40 uur en 13.49 uur wordt achtereenvolgens gezocht op het kenteken ‘ [kenteken 2] ’, de kenosleutel ‘ [code 2] ’, het kenteken ‘ [kenteken 3] ’ en het kenteken ‘ [kenteken 4] ’. [18]
Het kenteken [kenteken 2] betreft een grijze [auto 3] op naam van [naam 10] , geboren op [geboortedag 2] 1956, wonende te Almelo. Deze tenaamgestelde heeft geen antecedenten.
De kenosleutel ‘ [code 2] ’ is de persoonssleutel die overeenstemt met [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 1972, wonende te Almelo. Deze persoon heeft diverse antecedenten. Door gebruik van deze zoeksleutel kan toegang worden verkregen tot een mutatierapport. [19] Dit mutatierapport omvat informatie dat op 3 december 2013 een personenauto, te weten een [auto 1] , is gecontroleerd op de parkeerplaats bij de E30 Grönegau [bedoeld zal zijn: Gronau, rb] in Duitsland, bestuurd door [naam 2] , die een bedrag van € 1.500,- bij zich had. [20]
Kenteken [kenteken 3] betreft een scooter [merk 2] en kenteken [kenteken 4] betreft een [merk 3] , waarvan de APK op 15 april 2014 is vervallen. [21]
- Op 7 mei 2014 om 11.08 uur wordt een OVC-gesprek opgenomen in growshop [naam 4] tussen ‘ [medeverdachte] ’ (J), [naam 5] (R) en ‘ [naam 12] ’ (H). Tijdens dit gesprek wordt onder meer het volgende gezegd:
“J: (…) Want gisteren vroeg ik ook nog: jij houdt toch nog wel steeds die drie in de gaten? 100% zegt ze. Okee. Goed, die auto is helemaal niks. Een smartje he?
J: Ja, maar het is een Ford K-tje, van een gewone burger die daar vandaan komt, zonder verleden. En die auto is niet van hun, en degene waar die van is, is geboren in 19 zes en vijf tig, en meer heeft ze er niet van verteld, het is een gewone burger, heeft geen strafblad of niks, en die komt uit Almelo. (…)
J: (…) Heeft een scooter op naam, een [merk 2] , klopt dat?
R: Ja, zou kunnen.
J: Okee, heeft hij een [merk 1] ?
R: Ja, zou best (…) kunnen.
J: Dat zei ze ook: daar is de APK van afgelopen of die loopt af, dat zei ze ook nog. Hij is voor het laatst aangehouden in 2013, is hij gecontroleerd op de parkeerplaats Gronigau (fon) de E30, en het enigste wat hij had was een redelijk bedrag of veel geld op zak. (…) Want die man van het Ford K-tje, een grijze, een gewone burger, geen verleden heb ik er bij geschreven. Of hij heet met de voornaam [naam 10] , of met de achternaam [naam 10] , dat weet ik niet meer, dat heb ik niet goed onthouden. (…)”
R: want daar heb ik belang bij ntv over de honderd kilo ntv en ik kan iets verkopen. Dat zijn mensen waar ik zaken mee doe. Als hij hier wegrijdt en er is een onderzoek naar hem.
J: Als iemand gaat praten dat jij iemand weet (want mij kennen ze niet) dat jij iemand weet die dat allemaal uit zoekt voor jou, dar moet je mee uitkijken.
J: als uitkomt dat er iemand is die informatie doorgeeft, dan ben zelfs ik de lul met mijn telefoon
J: ik kan wel praten en ze vertrouwt mij 100%.” [22]
De rechtbank stelt vast dat de informatie die in dit gesprek door ‘ [medeverdachte] ’ wordt gedeeld met [naam 5] overeenkomt met de informatie die geraadpleegd kon worden toen werd ingelogd met het account van [verdachte] en werd gezocht op de hiervoor genoemde zoeksleutels.
Lekmoment 4
- Op 8 september 2014 omstreeks 16.20 uur is er sms-contact tussen [verdachte] en [medeverdachte] , waaruit kan blijken dat [medeverdachte] in de buurt van de woning van [verdachte] is en dat hij haar wil ontmoeten. [23] Blijkens het peilbaken stond de auto van [medeverdachte] op 8 september 2014 tussen 15.54 uur en 15.56 uur geparkeerd in de omgeving van de woning van [verdachte] . [24]
- [verdachte] is die dag blijkens haar dienstrooster tot 17.00 uur in dienst. [25] Uit de printlijstgegevens van haar privé-telefoon blijkt dat haar telefoon om 16.19 uur actief is op een mast nabij het politiebureau in Elst. [26] [verdachte] sms’t om 16.20 uur dat zij er over 10 minuten is. [27]
- Op 8 september 2014 om 16.26 uur wordt met het account van [verdachte] gezocht op de kenosleutel ‘ [code 2] ’. [28] Zoals hiervoor onder lekmoment 3 reeds vastgesteld, kan hierbij de eerder genoemde mutatie over de controle in 2013 van een personenauto in Gronau naar voren komen.
- Tussen 16.32 uur en 16.39 uur staat de auto van [medeverdachte] blijkens het peilbaken wederom geparkeerd in de omgeving van de woning van [verdachte] . [29]
- Op 9 september 2014 om 11.31 uur wordt een OVC-gesprek opgenomen in growshop [naam 4] tussen ‘ [medeverdachte] ’ en [naam 5] . Tijdens dit gesprek word onder meer het volgende gezegd:
“ [medeverdachte] : (…) Hij is, de laatste keer gepakt, of gecontroleerd in Duitsland. In 2013 is die de laatste keer gecontroleerd. Als het wel van hun is, dan staat dat daarachter. Als er zulke dingen gebeuren (…) dat er, als er iets in de auto zit, zei ze, dan komt dit erachter te staan: niet platcontroleren dus dat houdt in voor de politie dat ze niet iedere keer aan moeten houden, anders kunnen ze niet volgen dan heeft hij iets in de gaten snap je. Als er dat er onder zit. (…)
[medeverdachte] : dus niet plat controleren, dat is alles en eh en geen aandachtsvestiging zit er op hem, dus helemaal niks, helemaal niks dus.
[naam 5] : Dan zal die blij zijn (…)” [30]
Uit de inhoud en context van dit gesprek volgt naar het oordeel van de rechtbank dat met ‘iets onder de auto dat van hun is’ een peilbaken van de politie bedoeld kan zijn.
De rechtbank stelt vast dat de informatie die in dit gesprek door ‘ [medeverdachte] ’ wordt gedeeld met [naam 5] overeenkomt met de informatie die geraadpleegd kon worden toen werd ingelogd met het account van [verdachte] en werd gezocht op de kenosleutel ‘ [code 2] ’.
Contactpersoon
Uit voorgaande feiten en omstandigheden blijkt dat met [naam 5] en [naam 6] informatie uit politiesystemen werd gedeeld door en onbekende man (N1), in latere gesprekken ook wel ‘ [medeverdachte] ’ genoemd.
De stem van deze onbekende persoon in de hiervoor aangehaalde gesprekken, met uitzondering van het gesprek van 25 februari 2014 in Amsterdam, is door verbalisant [verbalisant] herkend als de stem van medeverdachte [medeverdachte] . [31] Daarnaast is de auto met kenteken [kenteken 5] op 17 maart 2014 om 13.52 uur, voorafgaand aan het OVC gesprek van die dag in de growshop om 14.00 uur, gezien bij deze growshop. Deze auto staat op naam van de schoonzoon van [medeverdachte] . [32] [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard gebruik te maken van deze auto. [33] Bovendien heeft tijdens het OVC-gesprek op 9 september 2014 in growshop [naam 4] , ‘NN1’ gezegd dat hij op 27 september met vakantie gaat. De telefoon van [medeverdachte] bevat een inkomend sms-bericht d.d. 27 september 2014 met de beltarieven in Spanje en verder berichten dat ze zijn geland, over mooi weer, liggen op het strand etc. [34]
Op grond van vorenstaande staat voor de rechtbank vast dat [medeverdachte] de persoon is geweest die informatie heeft verstrekt aan de verdachten uit het [naam 3] onderzoek.
Bron bij de politie
Nu vast staat dat [medeverdachte] met de verdachten in het [naam 3] -onderzoek informatie heeft gedeeld die afkomstig is uit politie-informatiesystemen, dient de rechtbank vervolgens de vraag te beantwoorden hoe [medeverdachte] aan deze informatie kwam. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] de persoon is die in de politiesystemen heeft gezocht en de geraadpleegde informatie heeft doorgegeven aan [medeverdachte] . Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier blijkt dat binnen de onderzoeksperiode van 1 januari 2011 tot en met 10 december 2014 met het account van [verdachte] 48 raadplegingen zijn gedaan op verdachten uit het [naam 3] -onderzoek. [35] [verdachte] heeft hiervoor geen enkele logische verklaring kunnen geven. Zij was niet betrokken bij het opsporingsonderzoek ‘ [naam 3] ’. [36] Bovendien acht de rechtbank het door de verdediging geschetste alternatieve scenario – dat [medeverdachte] zelf informatie heeft opgevraagd met de telefoon van [verdachte] of dat een collega haar telefoon heeft gehanteerd – volstrekt onaannemelijk, nu dit scenario op geen enkele wijze is onderbouwd. Daarvoor acht de rechtbank de telkens terugkerende samenloop van gebeurtenissen (contact tussen [verdachte] en [medeverdachte] , daarna zoektochten vanuit het gebruikersaccount van [verdachte] in de politiesystemen en vervolgens afgeluisterde gesprekken tussen [medeverdachte] en de [naam 3] -verdachten met daarin precies de gegevens die [verdachte] uit het systeem kon halen) al te toevallig als er sprake is van een ander scenario.
Voorts betrekt de rechtbank in haar overweging dat [verdachte] bij de politie heeft verklaard weleens een kenteken te hebben opgevraagd voor haar vader. [37] Hieruit volgt voor de rechtbank dat [verdachte] in essentie geen principiële bezwaren heeft tegen het opvragen van informatie uit politiesystemen ten behoeve van derden.
Dat [verdachte] degene is geweest die de informatie doorspeelde aan [medeverdachte] wordt bovendien bevestigd door het feit dat [medeverdachte] in de OVC-gesprekken telkens spreekt van een ‘zij’ en hij in deze gesprekken informatie geeft over zijn bron bij de politie, welke informatie te herleiden is naar [verdachte] .
Zo zegt [medeverdachte] in één van de gesprekken
‘want zij zegt ja hij weet het niet want hij is nou ook in dienst (…) militair dus’. [38] [verdachte] heeft verklaard dat haar man bij defensie werkt. [39] Daarnaast geeft [medeverdachte] in een OVC-gesprek op 8 april 2014 aan dat ‘ze’ drie dagen in Zutphen zit, waarmee hij klaarblijkelijk verwijst naar degene die hem informatie verschaft. [40] Uit informatie van de afdeling opleidingen blijkt dat [verdachte] op 8, 9 en 10 april 2014 cursus heeft gevolgd bij het IBT-trainingscentrum in Zutphen. [41]
Tijdens een ander OVC-gesprek zegt [medeverdachte] dat ‘zij’ iets van 20 oktober op vakantie gaat. [42] Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat ze in die periode inderdaad op vakantie is geweest naar Gran Canaria. [43] Dit wordt bevestigd door sms-berichten op de telefoon van [verdachte] . Op 25 oktober 2014 ontvangt zij namelijk een sms’je van T-Mobile met daarin onder meer de tekst:
‘Welkom in Spanje’en kort na ontvangst van dit sms’je stuurt [verdachte] naar haar moeder:
‘Wij zijn veilig geland! X’. [44]
Het verweer van de verdediging dat de mogelijkheid bestaat dat [medeverdachte] dit hele verhaal bewust zou hebben verteld om zijn werkelijke bron te beschermen en hij daarbij gebruik zou hebben gemaakt van sluiertaal, schuift de rechtbank als volstrekt onaannemelijk ter zijde.
Voorts is door de verdediging aangevoerd dat niet achterhaald kan worden of [verdachte] na het inloggen heeft doorgeklikt en daarmee kennis heeft genomen van onderliggende informatie en tevens niet kan worden vastgesteld of en op welke wijze [verdachte] informatie aan [medeverdachte] heeft doorgegeven. Dat verweer is op zichzelf juist; het systeem registreert niet welke onderliggende informatie is geraadpleegd nadat een zoekopdracht is ingegeven. Dat weerhoudt de rechtbank echter niet van haar conclusie. Immers, er is sprake van vier verschillende lekmomenten, waarbij het verband tussen de inloggegevens en de informatie die daarbij geraadpleegd kon worden enerzijds en het verband tussen de inloggegevens en hetgeen is besproken in de OVC-gesprekken anderzijds, zodanig specifiek en concreet is, dat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan zijn dan dat [verdachte] de informatie, zoals tenlastegelegd, heeft geraadpleegd in de politiesystemen en heeft doorgegeven aan [medeverdachte] .
Artikel 7 lid 1 van de Wet Politiegegevens
Nu vast staat dat [medeverdachte] informatie, afkomstig uit politiesystemen heeft verstrekt aan subjecten van het [naam 3] -onderzoek en hij deze informatie kreeg van [verdachte] , is de laatste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden of de informatie die [verdachte] deelde met [medeverdachte] in casu als ‘geheim’ als bedoeld in artikel 272 Sr moet worden beschouwd.
De geheimhoudingsplicht van [verdachte] volgt uit artikel 7 van de Wet Politiegegevens. Dit artikel bepaalt dat de ambtenaar van de politie aan wie politiegegevens ter beschikking zijn gesteld in beginsel verplicht is tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift tot verstrekking verplicht, de bepalingen van paragraaf 3 verstrekking toelaten of de politietaak in bijzondere gevallen tot verstrekking noodzaakt.
Van enige uitzonderingsgrond is uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet gebleken. [verdachte] mag ambtshalve bekend worden verondersteld met deze geheimhoudingsplicht die haar niet de bevoegdheid bood om buiten het door de wetgever beoogde regime politiegegevens te verstrekken. Zij wist dat zij de informatie uit de politiesystemen niet mocht delen, maar deed dit toch.
Het verweer van de verdediging dat informatie die in de OVC-gesprekken naar voren komt met betrekking tot de hennepkwekerij in Epe ook vanuit publieke bron bekend had kunnen zijn bij [medeverdachte] , zodat geen sprake is van een geheim als bedoeld in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht, verwerpt de rechtbank, nu de informatie dat [naam 5] nog steeds in het systeem voorkomt, niet uit enige publieke bron bekend kon zijn. Het gaat ook niet zozeer om de informatie dat een inval had plaatsgevonden in een hennepkwekerij en dat er mensen waren aangehouden. Uit het geciteerde OVC-gesprek blijkt dat [naam 1] informatie wilde in hoeverre hij in dat verband genoemd werd en of er verklaringen waren afgelegd bij de politie.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke schending van een ambtsgeheim.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op verschillende tijdstippen,
althans op enig tijdstipin de periode van 20 februari 2014 tot en met 8 september 2014,
althans in 2014,te Arnhem, gemeente Arnhem,
althans in Nederland,meermalen een geheim waarvan zij
(telkens
)wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij uit hoofde van het ambt van politieagente en
/ofwettelijk voorschrift, te weten artikel 7 van de Wet Politiegegevens verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
immers heeft verdachte
(telkens
)uit politiesystemen afkomstige, vertrouwelijke informatie met betrekking tot een strafrechtelijk onderzoek naar een crimineel samenwerkingsverband (het [naam 3] onderzoek) en de in dat onderzoek voorkomende en
/ofaan dat onderzoek gerelateerde subjecten, aan [medeverdachte] ,
althans een derde of derden,verstrekt, te weten:
- op of omstreeks 25 februari 2014 informatie gerelateerd aan de kenosleutel ' [code 1] ' en de zoekterm ' [naam 1] *' te weten informatie met betrekking tot de vaststelling van de aanwezigheid van een hennepkwekerij op 23 januari in Epe en
/ofeen inval in die kwekerij op 4 februari 2014 en
/ofde betrokkenheid en
/ofaanhouding van 13 personen bij die inval in Epe, waaronder een paar vrouwen en een man en
/ofhet feit dat er nog geen namen en
/ofverklaringen bij stonden en
/ofnog geen processen-verbaal waren opgemaakt en
/ofhet feit dat ' [naam 1] ' nog steeds in het systeem (van de politie) voorkomt en
/of;
- op of omstreeks 17 maart 2014 informatie gerelateerd aan het kenteken ' [kenteken 1] ', te weten informatie met betrekking tot de tenaamstelling van een auto met het voornoemde kenteken en
/ofde (geboorte)gegevens van die tenaamgestelde en
/ofde datum dat die auto op kenteken is gekomen en/of;
- op of omstreeks 6 mei 2014 informatie gerelateerd aan het kenteken ' [kenteken 2] ' en
/ofhet kenteken ' [kenteken 3] ' en
/ofhet kenteken ' [kenteken 4] ' en
/ofinformatie gerelateerd aan de kenosleutel' [code 2] ', te weten informatie met betrekking tot het merk en
/oftype en
/ofde tenaamstelling van de auto met het kenteken [kenteken 2] en
/ofde geboortedatum en
/ofvoornaam en
/ofachternaam van de tenaamgestelde en
/ofhet feit dat die gecontroleerd is (door de politie) op de parkeerplaats Gronau (fon.) aan de E30 en
/ofdat de tenaamgestelde bij die controle een redelijk bedrag en/of veel geld op zak had en
/ofdat die tenaamgestelde ook een [merk 1] op naam heeft en
/ofdat de APK van die [merk 1] is verlopen of afloopt en
/ofdat die tenaamgestelde een [merk 2] scooter op naam heeft en
/of;
- op of omstreeks 8 september 2014 informatie gerelateerd aan de kenosleutel ' [code 2] ', te weten informatie met betrekking tot de controle van een persoon ( [naam 2] ) in 2013 in Duitsland en
/ofhet feit dat deze persoon in het bezit zou zijn van een [auto 1] en
/ofde mogelijke aanwezigheid van een peilbaken in die [auto 1] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijke schending van een ambtsgeheim, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 180 uren werkstraf, te vervangen door 90 dagen hechtenis. Hierbij heeft de officier van justitie aangegeven dat de ernst van het feit in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, maar dat hier van af wordt geweken, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging vrijspraak bepleit. In geval van een veroordeling heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de gevolgen die het feit reeds voor haar hebben gehad en om die reden met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 6 maart 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 10 maart 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in haar hoedanigheid van politieambtenaar meermalen schuldig gemaakt aan schending van haar ambtsgeheim. Zij heeft informatie opgevraagd uit de politiesystemen en deze doorgespeeld aan haar stiefvader, die deze informatie vervolgens heeft verstrekt aan de verdachten in een grootschalig lopend strafonderzoek. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij misbruik heeft gemaakt van haar positie en het in haar gesteld vertrouwen heeft geschonden. Politieambtenaren hebben, gelet op hun taak en functie, een bijzondere plaats in de samenleving. Zij hebben een voorbeeldfunctie en om die reden wordt van hen volledige integriteit en onkreukbaarheid verwacht. Door haar handelen heeft verdachte het vertrouwen beschaamd van enerzijds haar directe collega’s bij de politie, anderzijds dat van de maatschappij, die erop moet kunnen vertrouwen dat politieambtenaren zich niet inlaten met zaken als deze.
Een dergelijk ernstig feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank houdt rekening met het uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Voorts houdt de rechtbank rekening met hetgeen door verdachte en haar raadsman is aangevoerd omtrent haar persoonlijke omstandigheden. In het bijzonder houdt de rechtbank rekening met het feit dat zij naar aanleiding van dit feit oneervol is ontslagen en haar jongste kind van 7 maanden oud ongeneeslijk ziek is met een levensverwachting van enkele jaren.
De rechtbank ziet hierin evenwel geen aanleiding voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, ondanks de aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit niet kan worden volstaan met een andere straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende acht zij een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren passend en geboden, waarbij het voorwaardelijke deel zijn reden vindt in eerder genoemde persoonlijke omstandigheden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 57 en 272 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
4 (vier) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
 Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. M.A. Bijl en mr. Y.H.M. Marijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 mei 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [kenteken 5] van de Rijksrecherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 20140073, onderzoek Eekhoornvis, gesloten op 30 juni 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 135-139.
3.Relaasproces-verbaal, p. 8.
4.Relaasproces-verbaal, p. 10-11; 13-15; proces-verbaal van bevindingen, p. 140.
5.Mutatierapport d.d. 23 januari 2014, p. 177
6.Mutatierapport d.d. 5 februari 2014, p. 179.
7.Schriftelijk bescheid, te weten login-gegevens, p. 197 en 199.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 140-142.
9.Proces-verbaal, p. 13-16.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 192-193 in samenhang met de printlijstgegevens op p. 13.
11.OVC-gesprek d.d. 25 februari 2014, p. 184-186.
12.Proces-verbaal verzoek gebruik van gegevens voor ander doel, p. 70-73.
13.Proces-verbaal verzoek gebruik van gegevens voor ander doel, p. 70-73.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 57.
15.Schriftelijk bescheid, te weten loggin-gegevens, p. 205.
16.Proces-verbaal verzoek gebruik van gegevens voor ander doel, p. 74.
17.Relaasproces-verbaal, p.11.
18.Schriftelijk bescheid, te weten login-gegevens, p. 224-232.
19.Proces-verbaal, p. 21.
20.Mutatierapport, p. 221-222.
21.Proces-verbaal, p. 21.
22.OVC-gesprek d.d. 7 mei 2014, p. 213-214.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 233-234 in samenhang met de printlijstgegevens op p. 25.
24.Proces-verbaal, p. 26.
25.Dienstrooster, kolom 647 (dit betreft een nagekomen stuk en is derhalve niet doorgenummerd).
26.Proces-verbaal, p. 27.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 233 in samenhang met de printlijstgegevens op p. 25.
28.Schriftelijk bescheid, te weten login-gegevens, p. 238.
29.Proces-verbaal, p. 26.
30.OVC-gesprek d.d. 9 september 2014, p. 219.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 134.
32.Proces-verbaal, p. 11.
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 338.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 245.
35.Proces-verbaal, p. 28; raadplegingen account [nummer 2] , p. 242-243.
36.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 april 2017.
37.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 302.
38.Proces-verbaal verzoek gebruik van gegevens voor ander doel, p. 73.
39.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 290.
40.OVC-gesprek d.d. 8 april 2014, p. 209.
41.Uitdraai cursusdeelnemers, p. 110; schriftelijk bescheid, p. 244.
42.OVC-gesprek d.d. 9 september 2014, p. 219.
43.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 april 2017.
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 250-252.