ECLI:NL:RBGEL:2017:2475

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
3 mei 2017
Zaaknummer
5364377/CV EXPL 16-4995
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en herroepingsrecht bij aankoop brommobiel buiten verkoopruimte

In deze zaak heeft de kantonrechter geoordeeld over een consumentenkoopovereenkomst tussen een consument en een ondernemer met betrekking tot de aankoop van een brommobiel. De consument, aangeduid als [eiseres], had de overeenkomst ontbonden op grond van het herroepingsrecht zoals vastgelegd in richtlijn 2011/83/EU. De ondernemer, aangeduid als [gedaagde], betwistte echter dat de consument recht had op deze bescherming. De kantonrechter overwoog dat de transactie niet uitgesloten was van de regeling van de richtlijn, maar oordeelde dat onder de specifieke omstandigheden van het geval de consument geen recht op herroeping toekwam. De rechter stelde vast dat de consument de brommobiel had gekocht na inspectie en dat er geen sprake was van overrompeling of psychologische druk. De vordering van de consument werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 5364377 \ CV EXPL 16-4995 \ 701 \ 456
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eiseres]
wonende te [adres 1]
eisende partij
gemachtigde mr. M. van Acquooij
procederende krachtens toevoegingsnummer 2FE5423
tegen
[gedaagde]
wonende te [adres 2]
gedaagde partij
gemachtigde J.A.M. Drinkenburg
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 oktober 2016 en de daarin genoemde processtukken
- de comparitie van partijen van 24 januari 2017.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] handelt voornamelijk in nieuwe brommobielen en soms in occasions van brommobielen van het door hem gevoerde merk. Dit betreft brommobielen in het hogere prijssegment.
2.2.
[eiseres] heeft zich in haar zoektocht naar een brommobiel tot [gedaagde] gewend. Toen bleek dat [gedaagde] geen brommobielen in het door [eiseres] gewenste prijssegment verkocht, heeft [eiseres] [gedaagde] verzocht voor haar op zoek te gaan naar een occasion brommobiel met een prijs gelegen tussen de € 4.000,-- en € 5.000,--. In eerste instantie heeft [gedaagde] niet aan dit verzoek voldaan, maar na herhaalde verzoeken daartoe van [eiseres] is [gedaagde] toch op zoek gegaan naar een brommobiel in de door [eiseres] gewenste prijsklasse en met de door haar gewenste specificaties. [gedaagde] heeft zo’n gewenste brommobiel uiteindelijk in Amsterdam gevonden en opgehaald. Op 1 oktober 2015 heeft
deze brommobiel aan [eiseres] laten zien. Een proefrit maken was op dat moment niet mogelijk omdat de brommobiel nog niet verzekerd was. Vervolgens is op diezelfde dag tussen [eiseres] en [gedaagde] een consumentenkoopovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot die brommobiel, een zogenaamde Microcar, met kenteken
[kenteken] (verder: de brommobiel) voor een koopprijs van € 4.600,--. De koopprijs is op
5 oktober 2015 door [eiseres] aan [gedaagde] voldaan.
2.3.
[eiseres] heeft bij brief aan [gedaagde] van 3 december 2015 de koopovereenkomst op grond van art. 6:230o lid 2 BW ontbonden en terugbetaling van de koopprijs verzocht. [gedaagde] heeft hier geen gehoor aan gegeven.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
a. voor recht zal verklaren dat de koopovereenkomst met betrekking tot de brommobiel bij brief van 3 december 2015 rechtsgeldig is ontbonden;
b. [gedaagde] zal veroordelen om binnen een week na het te wijzen vonnis de brommobiel op zijn kosten op te halen te [adres 3];
c. [gedaagde] zal veroordelen om binnen een week na het te wijzen vonnis de tenaamstelling van de brommobiel te wijzigen en het vrijwaringsbewijs met betrekking tot de tenaamstelling van deze brommobiel aan [eiseres] af te geven, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,-- per dag voor iedere dag dat [gedaagde] nalaat hieraan te voldoen;
d. [gedaagde] zal veroordelen om binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis tot restitutie van het aankoopbedrag van de brommobiel ad € 4.600,-- aan [eiseres] over te gaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 20125 en op straffe van een dwangsom van € 100,-- per dag voor iedere dag dat [gedaagde] nalaat hieraan te voldoen;
e. [gedaagde] zal veroordelen om binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis over te gaan tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade ter zake van door haar met betrekking tot de brommobiel betaalde verzekeringspenningen over de periode 1 januari 2016 tot en met 6 februari 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 en op straffe van een dwangsom van € 100,-- per dag voor iedere dag dat [gedaagde] nalaat hieraan te voldoen;
f. [gedaagde] zal veroordelen om binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis aan haar te betalen de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 585,--;
Subsidiair:
g. de koopovereenkomst met betrekking tot de brommobiel zal ontbinden;
h. [gedaagde] zal veroordelen om binnen een week na het te wijzen vonnis de brommobiel op zijn kosten op te halen te [adres 3];
i. [gedaagde] zal veroordelen om binnen een week na het te wijzen vonnis de tenaamstelling van de brommobiel te wijzigen en het vrijwaringsbewijs met betrekking tot de tenaamstelling van deze brommobiel aan [eiseres] af te geven, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,-- per dag voor iedere dag dat [gedaagde] nalaat hieraan te voldoen;
j. [gedaagde] zal veroordelen om binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis tot restitutie van het aankoopbedrag van de brommobiel ad € 4.600,-- aan [eiseres] over te gaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 20125 en op straffe van een dwangsom van € 100,-- per dag voor iedere dag dat [gedaagde] nalaat hieraan te voldoen;
k. [gedaagde] zal veroordelen om binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis over te gaan tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade ter zake van door haar met betrekking tot de brommobiel betaalde verzekeringspenningen over de periode 1 januari 2016 tot en met 6 februari 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 en op straffe van een dwangsom van € 100,-- per dag voor iedere dag dat [gedaagde] nalaat hieraan te voldoen;
l. [gedaagde] zal veroordelen om binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis aan haar te betalen de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 585,--;
Primair en subsidiair:
[gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover voor zover [gedaagde] nalatig zou zijn deze kosten binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [eiseres] te voldoen.
3.2.
[eiseres] baseert haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende – zakelijk weergegeven – stellingen.
Er is sprake van een consumentenkoop, gesloten buiten de verkoopruimte van [gedaagde] in de zin van art. 6:230g lid 1 sub f BW. Op grond van deze overeenkomst had [gedaagde] haar moeten informeren als bedoeld in art. 6:230m lid 1h BW en aan haar een modelformulier voor ontbinding dienen te verstrekken. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan. Op grond van het niet voldoen aan de informatieplicht is de ontbindingstermijn van veertien dagen verlengd met de tijd die is verstreken vanaf de dag waarop [eiseres] de brommobiel heeft ontvangen tot het moment waarop de informatie door [gedaagde] alsnog is verstrekt, doch met een maximum van 12 maanden. Nu [eiseres] bij brief van 3 december 2015 nogmaals, want dat had zij mondeling al op 21 oktober 2015 gedaan, de ontbinding van de overeenkomst heeft ingeroepen, zijn ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan, te weten het ophalen van de brommobiel door [gedaagde] en retournering van het aankoopbedrag door [gedaagde] aan [eiseres]. Doordat [gedaagde] geen gehoor geeft aan zijn ongedaanmakingsverplichting, heeft [eiseres] schade geleden, welke schade [gedaagde] aan haar dient te vergoeden.
[eiseres] voert verder aan dat zij eerst op 21 oktober 2015 de brommobiel geheel heeft kunnen testen en inspecteren. Op dat moment constateerde zij dat zij de deuren daarvan niet zelfstandig kon openen en sluiten en dat zij onvoldoende zicht had. Zij had dat eerder niet kunnen constateren omdat [gedaagde] op 10 oktober 2015 de deur voor haar had open gehouden en gesloten. Voorts bleek haar dat zij niet met de brommobiel overweg kon. Daarom heeft zij direct daarna op 21 oktober 2015, dus tijdig, contact opgenomen met
om de koop ongedaan te maken. [eiseres] is, anders dan [gedaagde], van mening dat zij wel degelijk over het herroepingsrecht beschikt. In overweging 37 van de Richtlijn 2011/83/EU is immers opgenomen:
“Aangezien de consument bij verkoop op afstand de goederen niet kan zien voordat hij de overeenkomst sluit, dient hij een herroepingsrecht te hebben. Om diezelfde reden moet de consument de goederen die hij gekocht heeft kunnen testen en inspecteren, voor zover dit noodzakelijk is om de aard, de kenmerken en de werking van de goederen na te gaan. Bij buiten verkoopruimte gesloten overeenkomsten dient te consument over een herroepingsrecht te beschikken wegens het verrassingselement en/of psychologische druk. Herroeping van de overeenkomst dient een einde te maken aan de verplichting van de contractpartijen om de overeenkomst uit te voeren.”[eiseres] heeft hier nog aan toegevoegd dat zij zich, door de verkooptechniek van [gedaagde], heeft laten verleiden de brommobiel te kopen en verzekeren voordat zij deze op 21 oktober 2015 kon testen en inspecteren, als gevolg waarvan zij onvoldoende tijd heeft gekregen een bewuste en weloverwogen keuze te maken voor het al dan niet aanschaffen van de brommobiel.
3.3.
[gedaagde] voert, eveneens tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, gemotiveerd verweer. Hierop wordt, voor zover voor de beslissing van belang, hieronder bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat op 1 oktober 2015 een consumentenkoopovereenkomst met betrekking tot de brommobiel tussen [gedaagde] en [eiseres] tot stand is gekomen buiten de verkoopruimte van [gedaagde]. Er bestond op dat moment immers overeenstemming over de aan te schaffen brommobiel en de daarvoor te betalen prijs. Dit houdt in dat [eiseres], in beginsel, naast de gebruikelijke consumentenbescherming, vanaf dat moment de bescherming van het herroepingsrecht geniet als bedoeld in voormelde richtlijn 2011/83/EU. [gedaagde] betwist – kort gezegd – dat aan [eiseres] een beroep op die bescherming toekomt.
4.2.
De kantonrechter overweegt dat artikel 6:230p BW voormelde transactie niet uitsluit van de in voormelde richtlijn vastgestelde regeling. Evenmin is de transactie opgenomen in het in art. 6:230p sub f. BW genoemde rijtje met uitzonderingen. De conclusie zou dan moeten zijn dat [eiseres] zich terecht op het herroepingsrecht beroept. De kantonrechter is in dit specifieke geval en onder de hieronder nader weer te geven specifieke omstandigheden van het geval echter van oordeel dat [eiseres] zodanig recht niet toekomt.
4.3.
Van belang is dat [gedaagde] op uitdrukkelijk en herhaald verzoek van [eiseres] op zoek is gegaan naar de door haar gewenste brommobiel. Het onder deze omstandigheden op zoek gaan naar een gewenste brommobiel benadert naar het oordeel van de kantonrechter een kwalificatie van het verstrekken van een opdracht door [eiseres], maar dit is, strikt juridisch gezien, niet het geval geweest.
Toen [gedaagde] de gewenste brommobiel had gevonden is hij, eveneens op expliciet verzoek van [eiseres], die volgens haar eigen opgave niet naar het bedrijf van [gedaagde] kon komen, op 1 oktober 2015 met de brommobiel naar de woning van [eiseres] gegaan, alwaar [eiseres] de brommobiel kon inspecteren. In de brommobiel rijden kon op dat moment niet, omdat deze nog niet verzekerd was. Dat staat echter, anders dan [eiseres] meent, een inspectie als zodanig niet in de weg. Dat [eiseres], zoals voorts door haar ter gelegenheid van de comparitie van partijen is betoogd, op dat moment de brommobiel zelfs niet mocht aanraken, is niet alleen betwist door [gedaagde], maar ook anderszins niet aannemelijk geworden. Dit valt ook niet te rijmen met de hierop gevolgde beslissing van [eiseres] tot aankoop van de brommobiel over te gaan. Dat dit zou zijn gebeurd bij wijze van overrompeling en/of onder psychologische druk door [gedaagde] op dat moment is wel gesteld door [eiseres], maar, zeker in onderling verband en samenhang beschouwd met het navolgende, niet aannemelijk gemaakt.
4.4.
Het zou dan vervolgens in de rede hebben gelegen dat [eiseres] zich na
1 oktober 2015 zou hebben bedacht, althans twijfels zou hebben gekregen, maar dit niet gebeurd. Het was [eiseres] zelf die op 5 oktober 2015 betaalde en vervolgens is [gedaagde] in de avond van 9 oktober 2015, wederom op verzoek van [eiseres], nogmaals met de – in de vrachtwagen geplaatste – brommobiel naar [eiseres] gegaan, omdat de zoon van [eiseres] de brommobiel ook wilde zien. Op dezelfde avond heeft [eiseres] vervolgens de brommobiel laten verzekeren. Tot dat moment wees alles erop dat [eiseres] de brommobiel gewoon wilde hebben, terwijl van overrompeling door [gedaagde] op al die momenten niet kan worden gesproken.
De brommobiel is vervolgens op 10 oktober 2016 overgeschreven op naam van [eiseres] en feitelijk door [gedaagde] aan [eiseres] geleverd. [gedaagde] heeft bij die gelegenheid [eiseres] ook “les gegeven” om vertrouwd te worden met de brommobiel en zo op verantwoorde wijze met de brommobiel deel te kunnen nemen aan het verkeer. Tijdens die rijles/proefrit is geconstateerd dat de remklauwen van de handrem niet goed functioneerden. Door partijen is daarom afgesproken dat de brommobiel nog een grote beurt van [gedaagde] zou krijgen. De brommobiel is voor deze beurt door [gedaagde] bij [eiseres] opgehaald. De beurt heeft op 16 oktober 2015 plaatsgevonden, waarbij onder meer de remklauwen zijn vervangen.
Vervolgens heeft [gedaagde] de brommobiel op 21 oktober 2015 weer bij [eiseres] afgeleverd, door achterlating van de brommobiel voor de woning van [eiseres] en met het deponeren van de sleutels daarvan in de brievenbus. [eiseres] heeft – onvoldoende gemotiveerd betwist – aangevoerd dat dit tegen de gemaakte afspraak in was, omdat de brommobiel na voormelde grote beurt door [gedaagde] op 22 oktober 2015 zou worden afgeleverd en dat op dat moment wederom een proefrit zou worden gemaakt/rijles zou worden gegeven. Anders dan door [gedaagde] is aangevoerd, is daarmee wel vast komen te staan dat [eiseres] niet de door [gedaagde] beweerde twee rijlessen, maar slechts een rijles heeft gehad. Deze enkele omstandigheid is echter, voor zover [eiseres] heeft gemeend hierop een beroep te willen doen, naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om aan te nemen dat er daardoor toch sprake is geweest van overrompeling. Dat de aflevering van de brommobiel na de verrichte grote beurt een dag eerder is geschied dan afgesproken kan [gedaagde] in dit verband niet (te zwaar) worden aangerekend.
4.5.
De kantonrechter acht verder van belang dat [eiseres] ter gelegenheid van de comparitie van partijen weliswaar heeft herhaald dat zij zelf de deur van de brommobiel niet kon open- of dichtmaken, maar dat zij deze stelling, na de betwisting daarvan door
[gedaagde], onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd, noch bewijs daarvan heeft aangeboden.
Dit geldt eveneens ten aanzien van de ter comparitie geponeerde stelling van [eiseres] dat zij helemaal niet goed kon zien en dat [gedaagde] hiervan, alsmede van het feit dat haar ogen slechter waren geworden, op de hoogte was, omdat hij tijdens de les/proefrit tegen haar heeft gezegd waar zij naartoe moest rijden en kijken. Dat haar eerst op 21 oktober 2015, toen zij een proefrit met iemand anders maakte en die persoon zei dat zij zelf moest kijken waar ze naartoe reed en waar ze op moest letten, is gebleken dat zij wel door de ruiten kon kijken, maar niet goed kon zien waar zich wat bevond, is een omstandigheid die voor rekening en risico van [eiseres] komt. De kantonrechter voegt hier wellicht ten overvloede nog aan toe dat het tijdens een rijles gebruikelijk is dat degene die les geeft aan de bestuurder van dat moment meedeelt waar naartoe moet worden gereden en waarnaar gekeken moet worden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, rechtvaardigen deze omstandigheden niet de door [eiseres] kennelijk daaruit getrokken conclusie dat [gedaagde] ervan op de hoogte was dat haar zicht onvoldoende was om een brommobiel te besturen. Evenmin volgt hieruit dat
[eiseres] door middel van zijn verkooptechniek heeft bewogen tot aankoop van de brommobiel, nu zij deze immers al op 1 oktober 2015 had gekocht.
4.6.
Dat [eiseres] zich op grond van haar ervaring op 21 oktober 2015 heeft bedacht voor wat betreft de aankoop van de brommobiel wordt door [gedaagde] niet betwist. Ook deze omstandigheid maakt echter niet dat geconcludeerd kan worden dat [eiseres] vanaf de aankoop van de brommobiel op 1 oktober 2015 onvoldoende tijd heeft gehad een bewuste, weloverwogen keuze te maken en evenmin dat zij de brommobiel niet goed heeft kunnen inspecteren en testen.
4.7.
Op grond van het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiseres] zich eerst op 3 december 2015 op het standpunt stelt dat zij de koopovereenkomst alsnog kan ontbinden c.q. dat haar een herroepingsrecht toekomt. De achterliggende gedachte van art. 6:230o lid 2 BW, in combinatie met meergenoemde richtlijn, is naar het oordeel van de kantonrechter dat een consument in het geval van een koop op afstand of buiten de verkoopruimte bescherming geniet, omdat hij in die gevallen normaliter niet voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst de gelegenheid heeft (gehad) de gekochte zaak te inspecteren. Hiervan is – zo volgt uit het voorgaande – evident geen sprake geweest. Evenmin is naar het oordeel van de kantonrechter aangetoond dan wel aannemelijk geworden dat in dit specifieke geval sprake is geweest van overrompeling dan wel psychologische druk door [gedaagde]. Er is tot slot geen enkel moment geweest in onderhavige kwestie, op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat de aankoop van de door [eiseres] zo gewenste brommobiel een zogenaamde “impulsaankoop” is geweest.
4.8.
Het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt tot het oordeel dat de vordering van [eiseres] wordt afgewezen en dat zij, als de in het ongelijk gestelde partij, de proceskosten moet dragen.
4.9.
Wat partijen over en weer verder nog naar voren hebben gebracht kan, gelet op het vorenstaande, onbesproken blijven.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [gedaagde] begroot op € 500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
5.3.
verklaart voormelde proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.J. Wiegman en in het openbaar uitgesproken op