ECLI:NL:RBGEL:2017:2467

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
3 mei 2017
Zaaknummer
05/840782-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens mishandeling en bedreiging van zijn echtgenote en dochters

Op 26 april 2017 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 48-jarige man uit Winterswijk. De man werd beschuldigd van mishandeling van zijn echtgenote, [slachtoffer 1], en bedreiging van zijn echtgenote en drie dochters. De rechtbank oordeelde dat de man op 2 augustus 2016 zijn echtgenote met kracht bij haar keel had vastgegrepen, waardoor zij geen lucht kreeg. Dit leidde tot verwondingen en blauwe plekken. Daarnaast had hij zijn dochters bedreigd met de dood, wat hen in een staat van angst bracht. De rechtbank vond het bewijs voor de mishandeling en bedreiging overtuigend, ondanks de ontkenning van de verdachte. De man werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar, en kreeg bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met zijn echtgenote en dochters. Tevens werd een eerder voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 15 uur tenuitvoergelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840782-16
Datum uitspraak : 26 april 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1968 te [geboorteplaats 1] , wonende te [adres 1]
raadsvrouw: mr. B. Anik, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 april 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 augustus 2016 te Winterswijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (zijn echtgenote) [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] met kracht bij haar keel en/of hals heeft vastgegrepen en/of vastgepakt en/of (vervolgens) haar keel en/of hals met kracht eenmaal of meermalen heeft dichtgedrukt en/of
dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 02 augustus 2016 te Winterswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (zijn echtgenote) [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] met kracht bij haar keel en/of hals heeft vastgegrepen en/of vastgepakt en/of (vervolgens) haar keel en/of hals met kracht eenmaal of meermalen heeft
dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 02 augustus 2016 te Winterswijk, zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door haar met kracht bij haar keel en/of hals vast te grijpen en/of vast te pakken en/of (vervolgens) haar keel en/of hals met kracht eenmaal of meermalen dicht te drukken en/of dicht te knijpen en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen te houden;
2.
hij in of omstreeks de laatste week van juli 2016 te Winterswijk (zijn echtgenote) [slachtoffer 1] en/of (zijn dochter(s)) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend mondeling toegevoegd "dat als hij moest gaan
scheiden, hij moeder ( [slachtoffer 1] ) en/of die [slachtoffer 2] en/ haar zussen zou vermoorden ", en/of die [slachtoffer 3] dreigend mondeling heeft toegevoegd "dan maak ik jouw moeder dood en jouw dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 meer subsidiair en feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van zowel het onder feit 1 primair als het subsidiair als het meer subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Aangeefster heeft een verklaring afgelegd, maar deze wordt niet door aanvullend bewijs ondersteund. Eén dochter is er deels bij geweest maar de anderen twee niet. [naam 1] heeft geen verklaring willen afleggen. Verdachte heeft de mishandeling van aangeefster ontkend.
Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte eveneens een ontkennende verklaring afgelegd. De dochters van verdachte worden tegen hem opgezet. Ook voor dit feit dient verdachte te worden vrijgesproken nu bewijs ontbreekt.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is met de raadsvrouw van verdachte en de officier van justitie van oordeel dat het bewijs ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde ontbreekt. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Meer subsidiair tenlastegelegde
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat zij zich op 2 augustus 2016 in haar woning aan de [adres 2] te Winterswijk bevond samen met haar dochter van 19 jaar. Verdachte, haar man, liep via de tuin naar de woning. Hij greep [slachtoffer 1] met beide handen hardhandig vast bij haar nek. [slachtoffer 1] viel tegen de vuilcontainers aan. Hierop pakte verdachte haar hardhandig vast bij haar rechterarm. Verdachte liet haar niet los en greep haar met zijn beide handen bij haar keel vast en smeet haar hardhandig op de grond. [2]
Aanvullend heeft [slachtoffer 1] op 3 augustus 2016 verklaard dat zij voelde dat verdachte met kracht haar keel dicht drukte. Zijn vingers omvatte haar gehele keel en hij kneep hard. Doordat verdachte werd losgetrokken en de greep om haar keel niet constant vast kon houden herpakte hij zijn greep meerdere malen. Door de worsteling viel [slachtoffer 1] op de grond. Verdachte zat bovenop haar buik. Hij pakte haar stevig bij haar keel vast. [slachtoffer 1] voelde dat zij geen lucht kreeg dat duurde zeker een paar seconde. [slachtoffer 1] heeft nog steeds een pijnlijk hoofd en rechterschouder. Zij heeft verschillende blauwe plekken op haar schouder, in haar halsstreek krassen en rode plekken van het dichtknijpen van haar keel. Als zij moet slikken of iets drinkt heeft zij een zere keel. [3]
Uit de geneeskundige verklaring komt naar voren dat [slachtoffer 1] rechts in haar nek een striem heeft en schaafwonden aan de linker kant van haar hals. Ook heeft zij hematomen/zwelling aan de rechter kant van haar gelaat en meerdere hematomen op haar armen en benen. [4]
[slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat zij zag dat verdachte, haar vader, haar moeder vastpakte, hard tegen een plastic vuilcontainer aan drukte en met kracht op de grond drukte. Haar vader bleef haar moeder vasthouden. [slachtoffer 2] is toen de woning ingegaan om 112 te bellen. [slachtoffer 2] heeft gezien dat haar moeder na het vechten rode plekken en wondjes rond haar keel had. [5]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, [slachtoffer 1] met kracht bij haar keel heeft gepakt, haar keel heeft dicht gedrukt en dicht gedrukt heeft gehouden. [slachtoffer 1] heeft een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd. Ondanks de ontkenning van verdachte, vindt de rechtbank steun in de verklaring van de dochter van [slachtoffer 1] . Daarnaast wordt er steun gevonden in het letsel dat in de geneeskundige verklaring is beschreven en door [slachtoffer 2] is gezien. Het letsel past bij het door aangeefster beschreven vastpakken en dichtknijpen van de keel.
De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte als mishandeling van zijn echtgenoot, [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 2
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat haar man de afgelopen tijd tegen haar dochters heeft gezegd dat hij hun ging vermoorden en ook dat hij [slachtoffer 1] zou vermoorden. Op 31 juli 2016 waren de dochters van [slachtoffer 1] bij haar man op bezoek geweest. Toen haar dochters thuiskwamen zeiden zij dat tegen haar. Haar dochters, met name haar jongste dochter, waren daarvan behoorlijk overstuur. [6]
[slachtoffer 4] heeft bij de politie verklaard dat zij 26 augustus 2016 (de rechtbank leest hier 26 juli 2016) met haar vader naar Bocholt is gegaan. Haar vader zei toen dat hij iedereen van het gezin kapot wilde maken. [7]
[slachtoffer 2] heeft 3 augustus 2016 bij de politie verklaard dat zij de vorige week een gesprek had met haar vader. Haar vader zei woedend dat als hij moest gaan scheiden zou hij haar moeder, haar en haar zussen zou vermoorden. [8]
[slachtoffer 3] heeft bij de politie verklaard dat zij op 29 of 30 juli 2016 samen met haar zus [slachtoffer 2] bij haar vader ging ontbijten. Na een tijdje werd haar vader zo boos en begon al met hand gebaren iedereen aan te wijzen. Hij zei letterlijk: ‘Dan maak ik jouw moeder dood en jouw dood”. Ook wees hij haar met zijn vinger aan. Omdat [slachtoffer 3] de hele geschiedenis van wat er allemaal gebeurd is kende, was zij echt van mening dat wat haar vader zei een keer zou gaan gebeuren. Dat maakte haar bang. [9]
Gelet op het voorgaande – in onderlinge samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde uitlatingen heeft gezegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Deze uitlatingen zijn ook bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] terecht gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewezenverklaarde uitlatingen van verdachte zowel naar de inhoud op zich als naar de omstandigheden waaronder deze zijn gedaan van dien aard dat hierdoor in het algemeen bij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] de redelijke vrees kon worden gewekt dat zijn hun leven zou verliezen. De rechtbank kwalificeert deze uitlatingen dan ook als bedreigend.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 meer subsidiair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks02 augustus 2016 te Winterswijk, zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door haar met kracht bij haar keel en
/ofhals vast te grijpen en
/ofvast te pakken en
/of(vervolgens) haar keel en
/ofhals met kracht
eenmaal ofmeermalen dicht te drukken
en/of dicht te knijpenen
/ofdichtgedrukt
en/of dichtgeknepente houden;
2.
hij in
of omstreeksde laatste week van juli 2016 te Winterswijk (zijn echtgenote) [slachtoffer 1] en
/of(zijn dochter(s)) [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend mondeling toegevoegd "dat als hij moest gaan
scheiden, hij moeder ( [slachtoffer 1] ) en
/ofdie [slachtoffer 2] en/ haar zussen zou vermoorden ", en/of die [slachtoffer 3] dreigend mondeling heeft toegevoegd "dan maak ik jouw moeder dood en jouw dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking..
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 meer subsidiair en onder feit tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een locatieverbod voor de wijk waar [slachtoffer 1] woont en een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor de echtscheiding een blanco justitiële documentatie had. Daarnaast heeft verdachte overal aan meegewerkt, met name als het gaat om de omgang met zijn zoon. Verdachte heeft intensief contact gehad met de reclassering en een enkelband gehad. De eis van de officier van justitie is naar mening van de raadsvrouw van verdachte niet passend en veel te hoog. Wel is een stok achter de deur op zijn plaats in de zin van een voorwaardelijke werkstraf. Verdachte heeft het reclasseringscontact als prettig ervaren, maar dient niet meer te worden opgelegd. De hulp die verdachte vanuit Pluryn heeft gekregen, kan ook zonder oplegging van een bijzondere voorwaarde worden voortgezet. Ten aanzien van het contact- en locatieverbod heeft de raadsvrouw van verdachte opgemerkt dat er geen aanleiding is om dergelijke verboden uit voorzorg op te leggen. Daarnaast bemoeilijkt dat de omgang met zijn zoon.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 2 maart 2017.
Verdachte heeft zijn vrouw mishandeld door hard haar keel dicht te knijpen. Hiermee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vrouw. Daarnaast heeft verdachte bedreigingen geuit tegen twee van zijn dochters welke ook voor zijn derde dochter en zijn vrouw waren bedoeld. Verdachte heeft door zijn handelen voor zijn vrouw maar ook voor zijn dochters een bedreigende situatie gecreëerd. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat hun partner, c.q. vader hen geen kwaad zal berokkenen. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk, ook lijkt er bij verdachte geen sprake te zijn van schuldbewustheid en inzicht in zijn eigen handelen.
Blijkens het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 2 maart 2017 is verdachte op 8 april 2016 eerder veroordeeld wegens huiselijk gewend begaan tegen zijn echtgenoot en tegen zijn kind. Verdachte liep hiervan in een proeftijd en heeft een werkstraf moeten verrichten. Dit heeft hem echt niet weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Ter terechtzitting heeft een medewerkster van de reclassering naar voren gebracht dat verdachte zich de afgelopen periode aan de voorwaarden heeft gehouden en dat het goed gaat. Zij acht reclasseringstoezicht, behoudens het regelen van praktische zaken, niet noodzakelijk.
Met betrekking tot het door de officier van justitie gevorderde contact- en locatieverbod en de opmerkingen van de raadsvrouw hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank ziet de praktische bezwaren van een contact- en locatieverbod, maar acht toch enige vorm van een dergelijk verbod op zijn plaats, gelet op de door verdachte gepleegde strafbare feiten. Ook acht de rechtbank een meldplicht op zijn plaats.
De strafmodaliteit van de officier van justitie is in overeenstemming met de ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding om van deze strafmodaliteit af te wijken. Echter, ziet de rechtbank wel aanleiding om de duur van het voorwaardelijk strafdeel te matigen, nu verdachte ook al een aantal maanden een enkelband heeft gehad.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 15 uur werkstraf die door de politierechter te Arnhem op 8 april 2016 voorwaardelijk is opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om de vordering na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de politierechter te Arnhem van 8 april 2016 (parketnummer 05/015748-16) voorwaardelijk opgelegde werkstraf ten uitvoer gelegd te worden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22b, 27, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9. De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland, en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht en zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1970 te [geboorteplaats 2] (Turkije), voor zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de [adres 2] te Winterswijk, voor zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

heft ophet geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis;

De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem van 8 april 2016, te weten van: werkstraf van 15 uren;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.L. Tomassen (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en
mr. M.J.M. Krabbe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam Achterhoek - West, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2016381618, gesloten op 4 augustus 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , d.d. 2 augustus 2016, p. 1 en 2.
3.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , d.d. 3 augustus 2016, p. 4 en 5.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring van [naam 2] , d.d. 5 augustus 2016.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , d.d. 3 augustus 2016, p. 19 en 20.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , d.d. 2 augustus 2016, p. 1.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , d.d. 3 augustus 2016, p. 18.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , d.d. 3 augustus 2016, p. 20.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , d.d. 3 augustus 2016, p. 22.