ECLI:NL:RBGEL:2017:2444

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
2 mei 2017
Zaaknummer
05/840894-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag, mishandeling en vernielingen door een 42-jarige man in Doetinchem

Op 25 april 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 42-jarige man uit Doetinchem, die werd beschuldigd van poging tot doodslag, mishandeling en vernielingen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De zaak kwam voort uit een incident op 9 september 2016, waarbij de verdachte meerdere slachtoffers heeft mishandeld en vernielingen heeft gepleegd in een wooncomplex voor senioren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet en met veel geweld handelde, wat leidde tot ernstige verwondingen bij de slachtoffers, waaronder een polsfractuur bij een van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten en dat hij lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische opname en een contactverbod met de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840894-16
Datum uitspraak : 25 april 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1]
thans gedetineerd te PI Achterhoek - Ooyerhoekseweg te Zutphen
raadsvrouw: mr. E. Schurink, advocaat te Winterswijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 januari 2017 en 11 april 2017.

1.A.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair:
hij op of omstreeks 9 september 2016 te Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [benadeelde 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het bovenlichaam heeft geschopt en/of
getrapt en/of meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het hoofd heeft gestompt en/of meermalen, althans eenmaal met kracht met een sleutelbos tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 9 september 2016 te Doetinchem aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (gecompliceerde) polsbreuk, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal (met kracht) (met geschoeide voet) tegen en/of in richting van het hoofd en/of
het bovenlichaam en/of tegen de pols, althans een arm van die [benadeelde 1] te schoppen en/of te trappen;
Meer Subsidiair:
hij op of omstreeks 9 september 2016 te Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [benadeelde 1] getrapt en/of geschopt en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [benadeelde 1] gestompt en/of geslagen en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een sleutelbos tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [benadeelde 1] geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 9 september 2016 te Doetinchem [benadeelde 2] (geboren op [geboortedatum 3] 1936) heeft mishandeld door die [benadeelde 2] in het gezicht, althans tegen het hoofd te stompen en/of te slaan;
3.
hij op of omstreeks 9 september 2016 te Doetinchem [benadeelde 3] (geboren op [geboortedatum 4] 1933) heeft mishandeld door die [benadeelde 3] (met kracht tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en/of (nadat die [benadeelde 3] op de grond is gevallen en/of geduwd) meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen;
4.
hij op of omstreeks 9 september 2016 te Doetinchem (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk
- een (voor)deur van een flat [adres 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] en/of Woonzorg Nederland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
- een (voor)deur van een flat ( [adres 3] ). in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of Woonzorg Nederland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
- een/of meer vaas/vazen (met kunstbloemen) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 30 augustus 2016 te Doetinchem opzettelijk [benadeelde 5] in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: “Hoerenwijf” en/of “Kutwijf, Kut Gelderlander, Pokkewijf”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

1.B.De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, nu artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht een klachtdelict betreft en uit het procesdossier niet blijkt dat [benadeelde 5] een klacht heeft ingediend. Ook is in de aangifte geen uitdrukkelijk verzoek tot vervolging gedaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft erkend dat een klacht ontbreekt. De consequentie hiervan zal moeten zijn dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging moet worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de klacht die in dit geval noodzakelijk is voor vervolging van overtreding van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht ontbreekt. Gelet daarop zal het Openbaar Ministerie ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit niet-ontvankelijk in de vervolging worden verklaard.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Wel dient verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken te worden van het slaan tegen het hoofd met een sleutelbos, nu enkel [benadeelde 1] heeft verklaard over een sleutelbos.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van getuige [getuige 1] niet betrouwbaar is en dat deze niet in het bewijs dient te worden meegenomen. Uit de overige bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood van [benadeelde 1] heeft gehad. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel nu niets bekend is over de aard van het letsel, de medische behandeling en de herstelperiode. Enkel het meer subsidiair ten laste gelegde kan bewezen worden.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op 9 september 2016 kregen verbalisanten een melding dat in het appartementencomplex aan de [adres 4] te Doetinchem gevochten werd. Ter plaatse aangekomen zagen zij in de hal een vrouw met haar rug tegen een muur zitten. Zij zagen dat deze vrouw zichtbaar letsel had en dat zij op haar voorhoofd bebloede plekken had. [2] De vrouw bleek [benadeelde 1] te zijn. [3]
Aangeefster [benadeelde 1] heeft verklaard dat zij op 9 september 2016 terugkwam bij haar woning aan de [adres 4] te Doetinchem. Zij hoorde geschreeuw en zag en hoorde een man staan schelden naar mensen. Toen die man [benadeelde 1] zag, kwam hij direct naar haar toe en sloeg haar met zijn vuist in het gezicht. [benadeelde 1] is op enig moment op de grond terechtgekomen, waarna de man tegen haar hoofd begon te schoppen. Hij trapte hard tegen haar hoofd. [benadeelde 1] probeerde de trappen af te weren door haar armen voor haar gezicht en hoofd te houden. [4] [benadeelde 1] riep tegen de man: “Hou op. Je schopt mij nog dood”. Zij hoorde de man toen antwoorden: “Dat is de bedoeling ook. Ik schop je dood. Als het nu niet lukt dan probeer ik het een volgende keer nog een keer”. Ook heeft de man de sleutelbos van [benadeelde 1] afgepakt en haar met deze sleutelbos meerdere malen tegen haar hoofd geslagen. [benadeelde 1] had hierdoor veel pijn. [5]
Blijkens de geneeskundige verklaring had [benadeelde 1] bloeduitstortingen op haar lichaam, een zwelling in haar aangezicht en een polsfractuur. [6]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat [benadeelde 1] in de hal op de grond tegen de muur zat en dat een man karatetrappen tegen haar lichaam gaf. [getuige 1] zag dat het schuim op zijn mond stond en dat hij vuistslagen tegen [benadeelde 1] gaf. De man bleef tegen [benadeelde 1] rammen. [getuige 1] hoorde dat [benadeelde 1] zei: “Hou op. Je maakt mij dood”. Waarop zij de man hoorde zeggen: “Dat doe ik nu en als het mij nu niet lukt, dan doe ik het de volgende keer. Je gaat eraan”. [getuige 1] hoorde [benadeelde 1] schreeuwen en huilen. Zij zag dat de man door bleef gaan met slaan en schoppen tegen het gezicht en lichaam van [benadeelde 1] . De man was door het dolle heen. Hij schopte haar zeker tien keer. [7] De vriendin van de man woont op de zesde etage van het appartementencomplex aan de [adres 4] te Doetinchem. [8]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 9 september 2016 in de hal van de flat aan de [adres 4] te Doetinchem was. [getuige 2] zag dat een man een vrouw vol in haar gezicht trapte. Het was een karatetrap. De man bleef de vrouw meerdere keren schoppen en slaan totdat ze erbij neerviel. Nadat de vrouw op de grond was gevallen, bleef de man haar schoppen en slaan. [getuige 2] zag dat de man met veel kracht schopte. Ze zag dat de vrouw in haar gezicht bloedde. [9]
Getuige [getuige 3] heeft gezien dat de vrouw een schoenafdruk op haar gezicht had. [10]
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen werd door omstanders medegedeeld dat de mishandeling gepleegd was door de mannelijke bewoner van de [adres 7] te Doetinchem. [11] In deze woning hebben verbalisanten verdachte in de cv-kast aangetroffen. [12]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat verdachte op 9 september 2016 is ontploft. [13] [getuige 4] hoorde verdachte zeggen dat hij dacht dat hij iemand had doodgeslagen. [14]
Betrouwbaarheid getuige
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige 1] niet voor het bewijs mag worden gebruikt. De verklaring zou onbetrouwbaar zijn omdat het door deze getuige geschetste tijdspad niet overeenstemt met de gang van zaken zoals die in andere getuigenverklaringen wordt beschreven. De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij acht de verklaring van [getuige 1] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs voor zover [getuige 1] in die verklaring de mishandeling van [benadeelde 1] beschrijft. De verklaring daarover is gedetailleerd en stemt op doorslaggevende punten overeen met de verklaring van [getuige 2] en de aangifte van [benadeelde 1] . De verklaring, alsook de aangifte en de verklaring van [getuige 2] , vinden bovendien steun in het vastgestelde letsel bij [benadeelde 1] . Dat [getuige 1] zich de volgorde van hetgeen zij op 9 september 2016 heeft gezien mogelijk niet meer goed weet te herinneren, vormt geen reden om aan de juistheid van haar waarnemingen van de mishandeling te twijfelen.
Conclusie
Op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte meermalen tegen het hoofd en het bovenlichaam van [benadeelde 1] heeft geschopt dan wel getrapt en meermalen tegen het hoofd heeft gestompt, onder meer terwijl [benadeelde 1] op de grond lag. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte meermalen met een sleutelbos tegen het hoofd van [benadeelde 1] heeft geslagen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe het handelen van verdachte gekwalificeerd moet worden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft zeker tien keer met veel kracht met geschoeide voet tegen het hoofd en lichaam van [benadeelde 1] geschopt. Dit deed verdachte ook terwijl [benadeelde 1] op de grond lag. De verdachte had daarbij het schuim op zijn mond staan en maakte de indruk dat hij door het dolle heen was. Het hoofd is een kwetsbaar gedeelte van het menselijk lichaam. Het handelen van verdachte kan naar algemene ervaringsregels leiden tot de dood, omdat dit schedel- en hersenletsel met dodelijk afloop tot gevolg kan hebben. Nu het een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Voorts blijkt uit de verklaringen van zowel [benadeelde 1] als [getuige 1] dat verdachte geroepen heeft dat hij [benadeelde 1] dood wilde schoppen en als het niet lukte, hij dat een volgende keer zou doen. Uit die uitlating en het handelen van verdachte volgt dat het volle opzet van verdachte gericht was op de dood van het slachtoffer. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen, te weten de poging tot doodslag.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Aangeefster [benadeelde 2] heeft verklaard dat zij op 9 september 2016 in haar woning aan de [adres 3] te Doetinchem was. Op enig moment werd haar voordeur ingetrapt en zag zij de man die aan de [adres 7] woont staan. [15] Toen [benadeelde 2] naar de man liep, kreeg zij een klap in haar gezicht. De man raakte [benadeelde 2] met zijn vlakke hand aan de linkerzijde van haar hoofd. [benadeelde 2] had hierdoor een branderig gevoel op haar hoofd. [16]
Door getuige [benadeelde 3] is verklaard dat hij zag dat de man met zijn vlakke hand [benadeelde 2] tegen de linkerkant van haar gezicht sloeg. [17]
Verdachte heeft verklaard dat hij aan de [adres 7] [18] verbleef en dat hij degene is geweest die deur heeft ingetrapt. [19]
Gelet op het vorengaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde 2] heeft mishandeld door haar tegen het hoofd te slaan.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 10 en 11;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , p. 8 en 9;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 41;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 januari 2017.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 10 en 11;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , p. 12 en 13;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , p. 8 en 9;
- het proces-verbaal verhoor getuige, p. 51;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 januari 2017.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks9 september 2016 te Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [benadeelde 1] meermalen,
althans eenmaal(met kracht) tegen het hoofd en
/ofhet bovenlichaam heeft geschopt en/of
getrapt en
/ofmeermalen
, althans eenmaalmet kracht tegen het hoofd heeft gestompt en
/ofmeermalen
, althans eenmaalmet kracht met een sleutelbos tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks9 september 2016 te Doetinchem [benadeelde 2] (geboren op [geboortedatum 3] 1936) heeft mishandeld door die [benadeelde 2]
in het gezicht, althanstegen het hoofd te
stompen en/of teslaan;
3.
hij op
of omstreeks9 september 2016 te Doetinchem [benadeelde 3] (geboren op [geboortedatum 4] 1933) heeft mishandeld door die [benadeelde 3] (met kracht tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en
/of(nadat die [benadeelde 3] op de grond is gevallen
en/of geduwd) meermalen
, althans eenmaal(met kracht) tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen;
4.
hij op
of omstreeks9 september 2016 te Doetinchem
(telkens
)opzettelijk en wederrechtelijk
- een
(voor
)deur van een flat [adres 2] ),
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan
[benadeelde 4] en/ofWoonzorg Nederland,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en
/of
- een
(voor
)deur van een flat ( [adres 3] ),
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende
aan [benadeelde 2] en/ofWoonzorg Nederland,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en
/of
-
een/ofmeer
vaas/vazen
(met kunstbloemen
) in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [benadeelde 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
poging tot doodslag.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 telkens:
mishandeling.
Ten aanzien van feit 4:
vernieling, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld, zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
De officier van justitie heeft voorts geëist dat aan verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en een locatieverbod voor de bebouwde kom van Doetinchem, zijnde het gebied ten westen van de N315 (Zelhemseweg/Doetinchemseweg), ten noorden van de N315 (Varseveldseweg/Kennedylaan) en ten oosten van de N316 (Haareweg), voor een periode van 5 jaren en dat vervangende hechtenis voor de duur van telkens 1 maand wordt toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van langere duur dan verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Volstaan kan worden met een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
De verdediging heeft verzocht verdachte niet de vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen zoals door de officier van justitie is geëist, nu de vriendin van verdachte in dat gebied woont.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 februari 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gedateerd 7 december 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Tactus Verslavingszorg, gedateerd 4 april 2017;
- een Pro Justitia rapport van drs. H. Scharft, psycholoog, gedateerd 1 december 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, twee mishandelingen en meerdere vernielingen. Alle zijn ernstige feiten. De feiten zijn gepleegd in een wooncomplex voor senioren, waarin bij uitzondering ook de vriendin van verdachte een woning was toegewezen nadat zij wegens overlast en andere problemen niet in een eerdere woning kon blijven. Uit het dossier rijst over verdachte een beeld van een man die regelmatig bij zijn vriendin verbleef en samen met haar al langere tijd spanningen bij de bewoners van het wooncomplex veroorzaakt. Door zijn gedrag en met zijn hond jaagt hij de bewoners angst aan. Op 9 september 2016 is verdachte door het lint gegaan en is de situatie geëscaleerd.
De poging tot doodslag heeft verdachte gepleegd ten aanzien van een destijds 62-jarig slachtoffer. Verdachte heeft meerdere keren tegen het hoofd en het bovenlichaam van het slachtoffer geschopt. Ook heeft hij haar meerdere keren geslagen (onder meer met een sleutelbos) tegen het hoofd. Verdachte mag van geluk spreken dat het schoppen tegen het hoofd geen fatale afloop heeft gehad. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring heeft het handelen van verdachte grote impact gehad op het slachtoffer en is zij nog steeds erg schrikachtig. Door de pijn in haar pols, wordt zij nog dagelijks geconfronteerd met wat haar is overkomen.
De mishandelingen heeft verdachte gepleegd ten aanzien van slachtoffers die destijds 80 en 83 jaar waren. Zij zijn in hun eigen woning mishandeld, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen. Blijkens de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen hebben de slachtoffers veel angst ervaren en zijn zij nog steeds bang dat zij verdachte zullen tegenkomen en vrezen zij voor herhaling.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij de feiten heeft gepleegd ten aanzien van slachtoffers die vanwege hun hoge leeftijd zeer kwetsbaar zijn. Verdachte heeft hiermee op laffe wijze een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Dit soort misdrijven roepen niet alleen bij de slachtoffers en de andere bewoners van het wooncomplex, maar ook in de rest van de samenleving gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid op.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere vernielingen. Dit zijn ergerlijke feiten die aan de gedupeerden schade berokkenen.
Blijkens het uittreksel uit het algemeen documentatieregister is verdachte eerder veroordeeld ter zake geweldsdelicten.
Uit het psychologisch Pro Justitia rapport blijkt dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken. Drs. H. Scharft, psycholoog, heeft in zijn rapport geconcludeerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten. De rechtbank onderschrijft die conclusie. Geadviseerd wordt een klinische opname.
Voort blijkt uit de voorlichtingsrapportage van Tactus Verslavingszorg, gedateerd 4 april 2017, dat een klinische opname noodzakelijk is om de kans op recidive te verkleinen. Als bijzondere voorwaarden worden geadviseerd een meldplicht, een klinische behandeling, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijk opvang en een ambulante behandeling.
De rechtbank acht, alles afwegende, de deels vrijheidsbenemende straf die door de officier van justitie geëist is passend en geboden. Derhalve zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
Gelet op de ernst van de feiten en de problematiek van verdachte volgt de rechtbank de officier van justitie eveneens in zijn eis tot oplegging van vrijheidsbeperkende maatregelen voor de periode van 5 jaren, inhoudende een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod zoals door de officier van justitie omschreven. Deze maatregelen vormen een passende reactie ter voorkoming van strafbare feiten en het veroorzaken van onrust rond het wooncomplex en zijn bewoners. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de bewoners van het complex van ongestoord woongenot in deze zaak zwaarder weegt dan het belang van verdachte om zijn vriendin, die niet langer in het complex maar ten tijde van de terechtzitting van 11 april 2017 naar zeggen van verdachte wel in het gebied woont, te bezoeken. Verdachte en zijn vriendin woonden niet samen. Zij kunnen ook elders afspreken. De rechtbank beveelt dat 1 maand vervangende hechtenis wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan een van de maatregelen wordt voldaan.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen:
  • [benadeelde 1] (feit 1);
  • [benadeelde 2] (feit 2);
  • [benadeelde 3] (feit 3);
hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.705,35 door [benadeelde 1] , een bedrag van € 486,49 door [benadeelde 2] en een bedrag van € 599,00 door [benadeelde 3] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 3] integraal toe te wijzen. Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2] heeft de officier van justitie verzocht de immateriële schade geheel toe te wijzen en ten aanzien van de materiële schade gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 1] heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2] heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de kunstbloemen, de siervogels, een krans en twee schilderijtjes kapot zijn gegaan.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 3] heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de bril van [benadeelde 3] kapot is gegaan.
Beoordeling door de rechtbank
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Materiële schade en immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde handelen tot € 2.705,35 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Rekening houdend met de aard en de ernst van het feit, is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor toewijzing vatbaar is.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 2 bewezen verklaarde handelen tot € 350,00 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Rekening houdend met de aard en de ernst van het feit, is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor toewijzing vatbaar is.
Materiële schade
Dit deel van de vordering betreft de schadeposten: vaas met kunstbloemen, kunstbloemen, siervogels, een krans en twee schilderijtjes. De verdediging heeft ten aanzien van de schadeposten kunstbloemen, siervogels, krans en schilderijtjes verweer gevoerd.
[benadeelde 2] heeft in haar aangifte verklaard dat zij zag dat spullen die voor haar voordeur in de centrale hal stonden, vernield werden. De rechtbank twijfelt er niet aan dat dit de goederen betreft die genoemd zijn in de schadeposten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een bedrag van € 136,49 een redelijk bedrag is voor dergelijke goederen en acht dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
Benadeelde partij [benadeelde 3]
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 3 bewezen verklaarde handelen tot € 400,00 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Rekening houdend met de aard en de ernst van het feit, is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor toewijzing vatbaar is.
Materiële schade
Dit deel van de vordering betreft de beschadigde bril. Uit het procesdossier blijkt dat [benadeelde 3] brildragend is. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat [benadeelde 3] de bril ten tijde van de mishandeling niet op had. Nu de rechtbank ervan uit gaat dat [benadeelde 3] de bril ten tijde van de mishandeling op had, acht zij het ook aannemelijk dat de bril geraakt is en daardoor kapot is gegaan. De rechtbank is van oordeel dat € 199,00 een redelijk bedrag is voor een dergelijk goed en acht dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om ten aanzien van de vorderingen voor zover toegewezen, aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 38v, 45, 57, 287, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart de officier van justitie ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn vervolging;
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten
1 (één) jaar,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op 3 (drie) jaren wordt bepaald;
de algemene voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken een strafbaar feit plegen;

de bijzondere voorwaarden:

  • dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na zijn invrijheidsstelling zal melden bij Reclassering Tactus verslavingszorg en zich gedurende het reclasseringstoezicht zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich hierbij houden aan de opdrachten en aanwijzingen die hem door of namens de reclassering zullen worden gegeven, ook als dit inhoudt dat de veroordeelde bezoek dient te ontvangen van de reclassering in de kliniek;
  • dat de veroordeelde zich gedurende maximaal de duur van de proeftijd klinisch zal laten opnemen in FPA Lentis te Zuidlaren, of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ. De veroordeelde zal zich hierbij houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven;
  • dat de veroordeelde zich (indien mogelijk) volgend op de klinische opname zal laten plaatsen en zal verblijven binnen een beschermde of begeleide woonvorm, zulks ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde zal zich hierbij houden aan het
(dag-)programma dat deze voorziening (in overleg met de reclassering) heeft opgesteld;
- dat de veroordeelde zich volgend op zijn klinische opname onder ambulante behandeling zal stellen voor zijn middelengebruik, agressie- en persoonlijkheidsproblematiek, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling(en) door of namens de instelling zullen worden gegeven, indien en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op, de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van
5 (vijf) jaren:
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [voornaam] [benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum 2] 1993 en wonende aan de [adres 5] te Doetinchem), [voornamen 1] [benadeelde 2] (geboren op [geboortedatum 3] 1936 en wonende aan de [adres 3] te Doetinchem) en [voornamen 2] [benadeelde 3] (geboren op [geboortedatum 4] 1993 en wonende aan de [adres 6] te Doetinchem);
  • beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
  • legt op, de
zich niet zal bevinden in de bebouwde kom van Doetinchem, te weten het gebied ten westen van de N315 (Zelhemseweg/Doetinchemseweg), ten noorden van de N315
(Varseveldseweg/Kennedylaan) en ten oosten van de N316 (Haareweg);
 beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 (één) maandvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen:
  • [benadeelde 1] (feit 1);
  • [benadeelde 2] (feit 2);
  • [benadeelde 3] (feit 3);
 veroordeelt veroordeelde tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijenvan de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil:
Benadeelde partij Bedrag
[benadeelde 1] € 2.705,35
[benadeelde 2] € 486,49
[benadeelde 3] € 599,00
legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende benadeelde partijen te betalen, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis
[benadeelde 1] € 2.705,35 37 dagen
[benadeelde 2] € 486,49 9 dagen
[benadeelde 3] € 599,00 11 dagen
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. M.P. Bos en mr. T. Bertens , rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 april 2017.
mr. M.P. Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016449754, gesloten op 11 september 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 34.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 42.
4.Het proces-verbaal van aangifte, p. 20.
5.Het proces-verbaal van aangifte, p. 21.
6.De geneeskundige verklaring d.d. 12 september 2016.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 68.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 69.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 60.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 72 en 73.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 34.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 35.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 63.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 64.
15.Het proces-verbaal van aangifte, p. 8.
16.Het proces-verbaal van aangifte, p. 9.
17.Het proces-verbaal van verhoor aangever, p. 55.
18.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 84.
19.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 januari 2017.