In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een letselschadeclaim als gevolg van een ongeval met een paard op 13 oktober 2007. De eiser, wonende te Voorthuizen, heeft schade geleden door het ongeval en heeft de voormalige vennoten van het bedrijf aansprakelijk gesteld op basis van artikel 6:181 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 2 november 2016 overwogen dat voor de vaststelling van de omvang van de schade een vergelijking moet worden gemaakt tussen de situatie van de eiser met en zonder het ongeval. Dit vereist een deskundigenbericht om te bepalen welke klachten en beperkingen het gevolg zijn van het ongeval.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht en het aantal en specialisme van de te benoemen deskundige(n). De eiser en de gedaagden hebben voorgesteld om een verzekeringsgeneeskundige te benoemen om de IWMD-vraagstelling omtrent het causaal verband bij het ongeval te onderzoeken. De rechtbank heeft benadrukt dat het vaststellen van het causaal verband tussen de klachten van de eiser en het ongeval cruciaal is voordat verdere stappen worden ondernomen.
De rechtbank heeft ook rapportages van een orthopedisch chirurg en een klinisch neuropsycholoog in overweging genomen, die de blijvende gevolgen van het ongeval hebben vastgesteld. De rechtbank heeft partijen de mogelijkheid geboden om zich uit te laten over de benoeming van deskundigen en de vragen die aan hen voorgelegd moeten worden. De zaak is verwezen naar de rol voor een akte door alle partijen, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.