1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 22 december 2016 te Ewijk, gemeente Beuningen, opzettelijk brand heeft gesticht in een campinggebouw door opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met een (papieren) luier, in elk geval met een brandbare stof, ten gevolge waarvan een droogtrommel en/of een wasmachine en/of een wasserette geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in voornoemde campinggebouw aanwezige inventaris en/of één of meer nabijgelegen en/of bovenliggende pand(en), in
elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
Primair
hij, op of omstreeks 19 november 2016 te Winssen, gemeente Beuningen, opzettelijk brand heeft gesticht in een kerk en/of kapel door opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met een (kunststof) kleed, in elk geval met een brandbare stof, ten gevolge waarvan voornoemd kleed en/of een Mariabeeld en/of een (antieke) voetsteun/console geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in voornoemde kerk en/of kapel aanwezige inventaris en/of één of meer nabijgelegen pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
hij, op of omstreeks 19 november 2016 te Winssen, gemeente Beuningen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam in een kerk en/of kapel een brandende sigaar, in elk geval (open)
vuur in aanraking heeft gebracht met een (kunststof) kleed, in elk geval met
een brandbare stof, (mede) ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat voornoemd kleed en/of een Mariabeeld en/of een (antieke) voetsteun/console
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan,
en daardoor gemeen gevaar voor de in voornoemde kerk en/of kapel aanwezige
inventaris en/of één of meer nabijgelegen pand(en), in elk geval gemeen gevaar
voor goederen, ontstond;
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 juni 2016 tot en met 14 december 2016 in de provincie Gelderland, althans in het arrondissement Oost-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) heeft weggenomen
- te Beuningen, gemeente Beuningen, een scootmobiel (merk [naam 1] ), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of
- te Beuningen, gemeente Beuningen, een rolstoel/scootmobiel, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of
- te Ewijk, gemeente Beuningen, een scootmobiel (merk [naam 1] ) en/of een rolstoel, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of
- te Ewijk, gemeente Beuningen, 2 (twee) rolstoelen (merk [naam 2] ), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of
- te Ewijk, gemeente Beuningen, een rolstoel (merk [naam 2] ), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of
- te Beuningen, gemeente Beuningen, een scootmobiel (merk [naam 3] ), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of gemeente Beuningen,
in elk geval (telkens) (een) goed(eren) dat aan een ander of anderen toebehoort dan aan verdachte;
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2016
tot en met 31 december 2016 te Beuningen, gemeente Beuningen, met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) heeft weggenomen een (metalen) kistje en/of een hoeveelheid geld (van in totaal ongeveer 40 euro), in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat weg te nemen goed en/of geld onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , p. 91;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] p. 94;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 april 2017.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 19 november 2016 is er brand geweest in een kapelletje van de kerk in Winssen waarbij een kunststof kleedje, een Mariabeeld en een antieke console zijn verbrand.De verdachte was op 19 november 2016 in de kapel van de kerk in Winssen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of er sprake is van opzettelijke dan wel culpose brandstichting. De rechtbank overweegt als volgt:
De verdachte heeft verklaard dat hij op de bewuste dag in de kapel van de kerk in Winssen is geweest en gezien heeft dat er een brand ontstond. Verdachte heeft daarover verklaard:
“En toen viel mijn sigaar uit mijn handen en toen vloog het tafelkleed in de fik. En Jozef en Maria stoelen, die vlogen in de fik”.De rechtbank begrijpt uit de verklaring van verdachte dat er binnen enkele ogenblikken vlammen oplaaide. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat een vallende brandende sigaar binnen enkele ogenblikken tot een brand van een plastic tafelkleed en een houten console kan leiden. Dit geldt te meer omdat verdachte, toen hij hiermee werd geconfronteerd, verschillende verklaringen aflegde over het tijdsverloop tussen het vallen van de sigaar en het ontstaan van de brand.
Verdachte was in de kapel aanwezig was en heeft verklaard dat hij onder andere het tafelkleed in de fik heeft zien vliegen. Omdat verdachte daarvoor geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte degene is geweest die de brand met open vuur heeft aangestoken. Door het in de brand steken van het tafelkleed heeft verdachte gemeen gevaar voor de inventaris van de kapel en/of de kerk veroorzaakt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , p. 47;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , p. 10;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , p. 19;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , p. 34;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] , p. 41;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 april 2017;
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het onder feit 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] , p. 86;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 april 2017.