ECLI:NL:RBGEL:2017:2225

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
05/861748-13 ontneming
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan hennepteelt en witwassen met ontnemingsvordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 april 2017 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een veroordeelde die medeplichtig was aan het telen van meerdere hennepkwekerijen. De veroordeelde had illegaal elektriciteit afgenomen en was betrokken bij het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag van € 102.925,14. De rechtbank heeft de veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en daarnaast de verplichting opgelegd om een bedrag van € 15.000,- terug te betalen aan de staat, dat als wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat.

De procedure begon met een vordering van de officier van justitie, die op 12 januari 2016 werd ingediend. Tijdens de zitting op 20 maart 2017 heeft de officier de vordering aangepast, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op € 102.925,14. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet in staat was om de herkomst van zijn contante uitgaven te verklaren, wat leidde tot de conclusie dat hij wederrechtelijk voordeel had genoten. De rechtbank heeft de onderzoeksperiode vastgesteld van 1 januari 2007 tot en met 28 april 2014, waarin meerdere hennepkwekerijen zijn aangetroffen in woningen die door de veroordeelde werden gehuurd.

De rechtbank heeft uiteindelijk het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 15.000,-, rekening houdend met de huurbetalingen die de veroordeelde had gedaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechters de bewijsstukken en verklaringen van de veroordeelde in hun beoordeling hebben meegenomen. De uitspraak is openbaar gedaan en de bewijsstukken zijn gedocumenteerd in het proces-verbaal van de politie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/861748-13
Datum zitting : 20 maart 2017
Datum uitspraak: 3 april 2017
tegenspraak
Verkorte uitspraak van de meervoudige kamer inzake de ontnemingsvordering
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats] ,
adres : [adres 1] ,
plaats : [adres 1] ,
Raadsman : mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank, conform artikel 36 e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de veroordeelde de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op € 256.887,21.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 12 januari 2016 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 20 maart 2017 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering aangepast tot het ontnemen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 102.925,14.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 3 april 2017 tegen veroordeelde gewezen vonnis.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het hiervoor genoemde proces-verbaal en hetgeen veroordeelde ter terechtzitting heeft verklaard aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten.
De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. [1]
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is uitgegaan van het volgende: [2]
  • De onderzoeksperiode is gestart op 1 januari 2007 en loopt tot en met 28 april 2014.
  • In december 2008 werd in Almelo in een woning aan de [adres 2] , gehuurd door [veroordeelde] , een hennepkwekerij met daarin 4000 hennepplanten aantroffen.
  • Op 9 oktober 2008 is in een woning aan de [adres 3] te Deventer, gehuurd door [veroordeelde] , een hennepkwekerij aangetroffen met daarin 978 hennepplanten.
  • Op 28 april 2010 is in een woning aan de [adres 4] te Genemuiden een hennepkwekerij aangetroffen met daarin 1035 hennepplanten.
  • Op 4 april 2012 werd in de woning aan de [adres 5] te Zwolle, gehuurd door [veroordeelde] , een hennepkwekerij aangetroffen met daarin 1198 hennepplanten.
  • Op 2 juli 2013 is in de woning aan de [adres 6] te Lochem, gehuurd door [veroordeelde] , een hennepkwekerij aangetroffen met daarin 1096 hennepplanten.
  • Op 17 april 2013 is de woning aan de [adres 7] te Zutphen, gehuurd door [veroordeelde] , een hennepkwekerij aangetroffen met daarin 1128 planen waarvan 340 planten net waren geoogst.
  • Veroordeelde genoot tijdens de onderzoeksperiode van 12 maart 2007 tot 28 april 2014 een uitkering van de gemeente Rhenen ter hoogte van ongeveer € 11.000,- netto per jaar.
  • Volgens berekening op de internetside van het NIBUD zou veroordeelde in de onderzoeksperiode een bedrag van ten minste € 16.800,- nodig hebben om te kunnen eten.
  • Door veroordeelde werd over de onderzoeksperiode een groot aantal contante transacties gedaan bij het GWK voor een totaalbedrag van € 160.341,-.
  • Door veroordeelde werd in dezelfde periode een groot aantal contante stortingen op eigen rekening gedaan van totaal € 19.910,-.
  • In totaal bedraagt het bedrag aan contante uitgaven € 197.051,-.
  • De legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen betreft € 94.125,86.
  • Dit brengt met zich dat verdachte in de periode van 12 maart 2007 tot 28 april 2014 in totaal (minimaal) € 102.925,14 meer contante uitgaven heeft gedaan dan hij uit enige legale bron(nen) van inkomsten kan verantwoorden.
De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde de herkomst van het verschil tussen legale ontvangsten en het totaal aan contante uitgaven niet heeft kunnen verklaren of daar een aannemelijk verhaal over heeft kunnen vertellen. De conclusie dat er sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel is hiermee gerechtvaardigd. Echter, niet kan worden vastgesteld dat veroordeelde ten aanzien van het volledige bedrag van € 102.925,14 voordeel heeft genoten, nu veroordeelde ook de huur van de panden heeft moeten betalen. Om die reden schat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 15.000,-.

6.De beslissing

De rechtbank stelt het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 15.000,- (zegge: vijftienduizend euro) en
legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 15.000,- (zegge: vijftienduizend euro).
Aldus gegeven door mr. C. Kleinrensink (voorzitter), mr. J.M. Hamaker en mr. C.J.M. van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 april 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, recherche team IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, met dossiernummer 2013050953 en gesloten op 24 april 2015en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen ten behoeve van de straf- en/of ontnemingszaak betreffende het onderzoek naar witwassen, d.d. 11 november 2014, p. 219 e.v.