ECLI:NL:RBGEL:2017:2195

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 april 2017
Publicatiedatum
19 april 2017
Zaaknummer
05/862849-13 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in bedrijf hebben van hennepkwekerijen en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 april 2017 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een veroordeelde die betrokken was bij het in bedrijf hebben van twee hennepkwekerijen. De veroordeelde had illegaal elektriciteit afgenomen en in zijn bezit een alarmpistool met knalpatronen. De rechtbank heeft de veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, alsook een werkstraf van 200 uur. Daarnaast is de veroordeelde verplicht om een bedrag van € 49.438,62 terug te betalen aan de staat, dat hij als wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepkwekerij heeft ontvangen.

De zaak kwam aanhangig na een vordering van de officier van justitie, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 194.772,10 had geschat. Tijdens de zitting op 20 maart 2017 heeft de officier de vordering aangepast naar € 155.303,69, gebaseerd op getuigenverklaringen en bewijsstukken. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van wederrechtelijk verkregen voordeel, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de veroordeelde voordeel had genoten uit de hennepteelt.

De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op het teveel aan gebruikte elektriciteit en het aantal oogsten dat in de hennepkwekerijen heeft plaatsgevonden. Uiteindelijk heeft de rechtbank vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 49.438,62 bedraagt, en dit bedrag is als zodanig aan de veroordeelde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/862849-13
Datum zitting : 20 maart 2017
Datum uitspraak: 3 april 2017
tegenspraak
Verkorte uitspraak van de meervoudige kamer inzake de ontnemingsvordering
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] ,
[adres]
,
raadsman : mr. A. Beckers, advocaat te Sittard.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank, conform artikel 36 e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op € 194.772,10

2.De procedure

Ter terechtzitting van 12 januari 2016 zitting heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 20 maart 2017 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. A. Beckers, advocaat te Sittard.
De officier van justitie, heeft ter terechtzitting de vordering aangepast tot het ontnemen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 155.303,69. De officier van justitie heeft op basis van diverse getuigenverklaringen een aantal posten aangemerkt die in mindering kunnen worden gebracht op de kasopstelling. Om die reden is de hoogte van vordering aangepast.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. Hiertoe is aangevoerd dat aan de veronderstelde negatieve kas niet de conclusie kan worden verbonden dat er sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Volgens de raadsman kan niet uit worden gegaan van de ontnemingsrapportage die ziet op de hennepteelt, nu het daadwerkelijk genoten voordeel niet kan worden geschat.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 3 april 2017 tegen veroordeelde gewezen vonnis.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. [1]
De rechtbank gaat allereerst van het volgende uit: [2]
  • De onderzoeksperiode is gestart op 1 januari 2007 en loopt tot en met 28 april 2014.
  • In de slaapkamer zijn geen aanwijzingen voor eerdere hennepkweken aangetroffen.
  • In schuur 1/A is 2680 gram gedroogde hennep aangetroffen en worden gebruikte scharen aangetroffen.
  • In schuur 2/B zijn op de grond en onder het zeil verdroogde restanten van hennepplanten en gebruikte knipscharen aangetroffen.
Nu in de slaapkamer geen aanwijzingen voor eerdere hennepkwekerijen zijn aangetroffen, heeft de politie deze ruimte niet meegenomen voor een berekening van eerder voordeel. De rechtbank zal echter de ruimte 1/A eveneens niet meenemen voor de berekening van eerder verkregen voordeel. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat in die ruimte eerdere kwekerijen zijn geweest. De aangetroffen gebruikte scharen zijn namelijk verplaatsbaar. Nu in meerdere ruimtes hennepkwekerijen zijn aangetroffen, is het niet onaannemelijk dat deze scharen voor de oogst in andere ruimtes zijn gebruikt.
Gelet op het voorgaande zal alleen de opbrengst van ruimte 2/B in ogenschouw worden genomen. De rechtbank zal op basis van het teveel aan gebruikte elektriciteit uit rekenen met hoeveel oogsten in deze ruimte dat correspondeert.
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de hennepkwekerijen in ruimte 2/B is uitgegaan van het volgende: [3]
  • Volgens netbeheerder [naam netwerkbeheerder] is het totaal gebruik van elektriciteit, in de periode 14 november 2008 tot en met 28 april 2014, 54.035 kWh.
  • Het gemiddelde verbruik van een tussenwoning met een twee persoonshuishouden zit volgens het NIBUD op 3.360 kWh per jaar.
  • Rekening gehouden met het normaal gebruik, is het totaal teveel verbruik 35.555 kWh.
  • Kweekruimte 2/B heeft een totale kWh verbruik van 9.280 kWh per oogst/kweek.
  • Het totale teveel verbruik 35.555 kWh : verbruik ruimte 2/B ( 9.280 kWh) zou 3,83 oogst zijn.
De rechtbank gaat in het voordeel van veroordeelde naar aanleiding van de bovenstaande berekening uit van, afgerond naar beneden, drie oogsten.
Per oogst is het netto wederrechtelijk verkregen voordeel gesteld op € 16.479,54. Bij drie oogsten zou dit bedrag € 49.438,62 zijn.
De rechtbank stelt vast dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op
€ 49.438,62.

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank stelt het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 49.438,62 (zegge: negenenveertig duizend vierhonderdenachtendertig euro en tweeënzestig cent)en
legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 49.438,62 (zegge: negenenveertig duizend vierhonderdenachtendertig euro en tweeënzestig cent).
Aldus gegeven door mr. C. Kleinrensink (voorzitter), mr. J.M. Hamaker en mr. C.J.M. van Apeldoorn , rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 april 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, recherche team IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, met dossiernummer 2013050953 en gesloten op 24 april 2015en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, waaronder
2.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36 e, 2e lid Sr, p. 1519 t/m 1533.
3.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36 e, 2e lid Sr, p. 1519 t/m 1533.