ECLI:NL:RBGEL:2017:2171

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 maart 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
05/880208-16 (ontn.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 maart 2017 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie. De vordering was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en betrof een bedrag van € 181.120,- dat door het Openbaar Ministerie werd geschat als het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, geboren in 1989. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens de terechtzittingen op 16 januari, 10 maart en 16 maart 2017.

Tijdens de zittingen heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank het geschatte bedrag zou vaststellen en de betrokkene zou verplichten tot betaling aan de Staat. Echter, de officier heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de vordering moest worden afgewezen, omdat de betrokkene was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit waarop de ontnemingsvordering was gebaseerd. De rechtbank heeft deze vrijspraak in haar beoordeling meegenomen.

Gelet op de vrijspraak heeft de rechtbank besloten het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank verwijst hierbij naar een eerder arrest van de Hoge Raad van 17 februari 2009. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank in Zutphen, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, evenals de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

team strafrecht
zittingsplaats Zutphen
meervoudige kamer
parketnummer: 05/880208-16 (ontneming)
datum uitspraak: 30 maart 2017
tegenspraak

VONNIS

De rechtbank heeft te beslissen op een vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in de strafzaak tegen:

[veroordeelde] (hierna te noemen: betrokkene),

geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende [adres] .
Raadsman: mr. A.A. Boersma, advocaat te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
16 januari 2017, 10 maart 2017 en 16 maart 2017.
Vordering van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en aan betrokkene de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel de officier van justitie op een bedrag van € 181.120,- schat.
De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, gelet op de gevorderde vrijspraak voor de locatie Eibergen en de omstandigheid dat er op de locatie Enschede nog geen oogst was verkocht.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beoordeling van de vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het heden gewezen vonnis, waarbij betrokkene is vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, waarop de ontnemingsvordering is gebaseerd.
Gelet op deze vrijspraak zal de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, waarbij zij verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van
17 februari 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BG4258).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. C. Kleinrensink en
mr. N.C. van Lookeren Campagne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 maart 2017.

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/880208-16 (ontneming)
Uitspraak d.d.: 30 maart 2017
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 30 maart 2017.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
en mr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De betrokkene, [veroordeelde] , is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsman, mr. Boersma, is wel/niet aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst betrokkene op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,