ECLI:NL:RBGEL:2017:2169

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 maart 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
05/880207-16 (ontn.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 maart 2017 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft een bedrag van € 5.700,- dat aan de veroordeelde moet worden ontnomen, naar aanleiding van zijn betrokkenheid bij een hennepstekkerij. De veroordeelde, geboren in 1995, heeft verklaard dat hij betrokken was bij de hennepstekkerij van 1 maart 2015 tot 6 april 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde gedurende deze periode een minimaal bedrag van € 100,- per week heeft verdiend, wat leidt tot het totale bedrag van € 5.700,-. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie toegewezen, ondanks de argumenten van de raadsvrouw dat de veroordeelde pas na 1 juli 2015 betrokken was bij de stekkerij. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de veroordeelde bij de hennepstekkerij als bewezen verklaard en heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op basis van de verklaringen van medeverdachten en het proces-verbaal van berekening. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 5.700,-.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/880207-16 (ontneming)
Uitspraak d.d.: 30 maart 2017
Tegenspraak

VONNIS

De rechtbank heeft te beslissen op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in de strafzaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. A.R. de Witte, advocaat te Delden.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
16 januari 2017, 10 maart 2017 en 16 maart 2017.
Procesgang
Bij vonnis van deze rechtbank van heden is veroordeelde tot straf veroordeeld ter zake van het in zijn strafzaak bewezen verklaarde, voor zover hier van belang gekwalificeerd als het
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Vordering van het Openbaar Ministerie
De vordering van het Openbaar Ministerie houdt in dat aan veroordeelde als wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden ontnomen een bedrag van € 5.700,-.
Ter zitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot bovengenoemd bedrag.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat veroordeelde voor 1 juli 2015 bij de stekkerij betrokken is geweest. Het bedrag moet dan ook worden beperkt tot de inkomsten die veroordeelde heeft gehad in de periode tussen 1 juli 2015 en 5 april 2016, een periode van 40 weken.
Overweging over de vaststelling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank stelt op basis van het ter terechtzitting gehouden onderzoek, in samenhang met de inhoud van het procesdossier, het vonnis van heden en de daaraan ontleende bewijsmiddelen vast dat veroordeelde met het door hem gepleegde feit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De rechtbank overweegt dat zij dient vast te stellen op welk bedrag het door veroordeelde verkregen wederrechtelijke voordeel moet worden geschat. Als grondslag voor de schatting van de hoogte van dit wederrechtelijk voordeel gebruikt de rechtbank het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (hennepstekken en hennepkweek) van 23 december 2016. [1]
In de strafzaak is alleen betrokkenheid van veroordeelde bij de hennepstekkerij, die van
1 februari 2015 tot 5 april 2016 in het pand aan de [adres 2] zat, bewezen verklaard. De rechtbank zal zich bij de ontnemingsvordering dan ook daartoe beperken.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat ze met zijn drieën (waarbij de rechtbank begrijpt dat hiermee [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [veroordeelde] worden bedoeld) hebben afgesproken dat ze in de kelder een moederhok zouden gaan starten. [2] Verder heeft hij verklaard dat de stekkerij vanaf februari 2015 werd ingericht. [3] Nu veroordeelde heeft verklaard dat hij heeft geholpen met de opbouw van de stekkerij [4] , volgt de rechtbank de raadsvrouw niet in haar betoog dat veroordeelde pas vanaf juli 2015 bij de stekkerij betrokken was.
De rechtbank gaat dan ook uit van een periode van 57 weken (1 maart 2015 – 6 april 2016).
Veroordeelde heeft zelf verklaard er € 100,- of € 150,- per week aan overgehouden te hebben. Gelet op deze verklaring gaat de rechtbank uit van een minimaal ontvangen vergoeding van € 100,- per week. Dit levert een bedrag van € 5.700,- op.
Gelet op het bovenstaande schat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepstekkerij op € 5.700,-
Omvang van de betalingsverplichting
De rechtbank ziet aanleiding de betalingsverplichting op een bedrag van € 5.700,- vast te stellen.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt het geschat wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 5.700,- (vijfduizend zevenhonderd euro);
  • bepaalt de verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 5.700,- (vijfduizend zevenhonderd euro).
Aldus gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. C. Kleinrensink en
mr. N.C. van Lookeren Campagne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 maart 2017.

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/880206-16 (ontneming)
Uitspraak d.d.: 30 maart 2017
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 30 maart 2017.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
en , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De veroordeelde,
[medeverdachte 1]is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsman, mr. vd Bom, is wel/niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (hennepstekken en hennepkweek), PV-nummer PL0600-2015571758/WVV/ [veroordeelde]
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2304.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2330.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde] , p. 2404.