ECLI:NL:RBGEL:2017:2166

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 maart 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
05/880206-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit in Eibergen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 maart 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1993 en thans verblijvende in een huis van bewaring, werd bijgestaan door raadsman mr. G.V. van der Bom. De tenlastelegging omvatte feiten die zich hebben voorgedaan tussen 1 januari 2014 en 5 april 2016, waarbij de verdachte in Eibergen en andere gemeenten betrokken zou zijn geweest bij de teelt van hennep en het illegaal afnemen van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 5 april 2016 in de woning van de verdachte een hennepstekkerij werd aangetroffen met een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten en -stekken, evenals een illegale elektriciteitsaansluiting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij de hennepstekkerij en dat er sprake was van medeplegen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van 180 uur, rekening houdend met de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De vordering van de benadeelde partij Enexis B.V. werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van betrokkenheid bij de feiten die zich op een andere locatie hadden voorgedaan.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/880206-16 en 05/001009-15 (tul)
Datum uitspraak : 30 maart 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres 1] ,
thans uit andere hoofde verblijvende in het huis van bewaring in Zoetermeer.
Raadsman: mr. G.V. van der Bom, advocaat te ’s-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 januari 2017, 10 maart 2017 en 16 maart 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 5 april 2016, te Eibergen, gemeente Berkelland en/of de gemeente Enschede en/of te Goor, gemeente Hof van Twente en/of de gemeente Aalten en/of te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, althans (in ieder geval) (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid hennep en/of een (groot) aantal hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan, te weten (onder meer):
-In een pand aan de [adres 2] (in totaal (ongeveer) 178 vrouwelijke hennepplanten en/of 5192 hennepstekken) en/of
-In een pand aan de [adres 3] (in totaal (ongeveer) 452 hennepplanten en/of (ongeveer) 20 kilogram (aan) hennep(toppen)) en/of
-In een pand aan de [adres 4] (in totaal (ongeveer) 280 hennepplanten) en/of
-In een pand aan de [adres 5] (een (zogenaamd) "wortelhok") en/of
-In een pand aan de [adres 6] ,
althans (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij die wet behorende lijst II;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 5 april 2016, te Eibergen, gemeente Berkelland en/of de gemeente Enschede en/of te Goor, gemeente Hof van Twente en/of de gemeente Aalten, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V. en/of Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) (telkens) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
In november 2015 is bij de politie een MMA-melding ontvangen over een mogelijke hennepkwekerij aan de [adres 2] , gelegen in de gemeente Berkelland [2] . Naar aanleiding van deze melding is een onderzoek gestart, waarbij onder meer observaties hebben plaatsgevonden en telefoongesprekken zijn getapt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide feiten, maar alleen voor wat betreft de locatie Eibergen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd over de locatie Eibergen. Van betrokkenheid bij de overige locaties moet hij worden vrijgesproken (van zowel feit 1 als feit 2). Verdachte kende de tenlastegelegde locaties niet allemaal. Op een aantal adressen is hij wel geweest, maar omdat niet kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking, kan medeplegen niet worden bewezen.
Met betrekking tot de locatie Eibergen heeft de raadsman bepleit dat de periode korter moet zijn (voor zowel feit 1 als feit 2). Verder is er geen bewijs voor een bedrijfsmatige uitoefening.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 en feit 2 (locatie [adres 2] )
Op 5 april 2016 is in de woning aan de [adres 2] een hennepstekkerij aangetroffen. In kweekruimte 1 stonden in totaal 576 hennepstekken en 178 moederplanten. In kweekruimte 2 zijn 4616 hennepstekken gevonden. [3]
Een fraudespecialist van Liander heeft op 5 april 2016 geconstateerd dat in de kelder van de woning aan de [adres 2] op de toevoerleiding voor de hoofdaansluitkast een illegale drie-fasen elektriciteitsaansluiting was gemaakt door middel van een illegale aftakmof. Deze illegale aansluiting liep buiten de meter om naar de hennepplantage en voorzag deze van elektriciteit. De afgenomen elektriciteit werd niet via de meter geregistreerd. [4]
[verdachte] heeft verklaard dat hij in januari 2015 in de woning aan de [adres 2] is gaan wonen. Eind januari/begin februari vertelde medeverdachte [medeverdachte 1] aan [verdachte] dat hij een hennepstekkerij wilde beginnen in de woning. Vanaf februari 2015 werd de hennepstekkerij ingericht, aldus [verdachte] . [verdachte] heeft verder verklaard dat in eerste instantie is begonnen met het kweken van moederplanten. Tussen februari 2015 en november 2015 stonden er alleen moederplanten, zo tussen de 150 en 200. In deze periode heeft [verdachte] henneptakken geknipt van de moederplanten. Hij en medeverdachte [medeverdachte 2] knipten zo’n 1000 stekjes per week. Vanaf november 2015 gebeurde ook het wortelen van de stekken aan de Rekkense Binnenweg. [5]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij door [verdachte] en [medeverdachte 1] ( [verdachte] en [medeverdachte 1] , rechtbank) is gevraagd om in de stekkerij te werken. Hij heeft geholpen met de opbouw en heeft samen met [verdachte] planten geknipt. [6]
Naar het oordeel van de rechtbank is bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepstekkerij op het adres [adres 2] .
Over het aanvangsmoment van de periode, zoals dat in de tenlastelegging is vermeld, overweegt de rechtbank het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier onvoldoende dat er in de periode vóór februari 2015 aan hennepteelt gerelateerde activiteiten hebben plaatsgevonden in de woning. Dit ligt anders voor de periode vanaf 1 februari 2015. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat [verdachte] met ingang van 31 januari 2015 de contractant bij Liander was voor het betreffende perceel [7] en het er alle schijn van heeft dat de stekkerij kort na zijn intrek in de woning is opgebouwd, voldoende reden om uit te gaan van 1 februari 2015 als begin van de pleegperiode. De rechtbank zal de periode in de bewezenverklaring niet aanpassen, maar bij de straftoemeting betrekken dat het gaat om een kortere periode dan ten laste is gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit met name de verklaring van [verdachte] dat [medeverdachte 1] , medeverdachte [medeverdachte 2] en hijzelf betrokken waren bij de inrichting van de stekkenkwekerij en [medeverdachte 1] iemand had geregeld die de stroom deed [8] , dat ook ten aanzien van de diefstal van de stroom 1 februari 2015 als aanvangsmoment heeft te gelden.
Ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van medeplegen overweegt de rechtbank als volgt. Naast de hierboven vermelde verklaring van [verdachte] over het ter beschikking stellen van de woning en het knippen en wortelen van de stekken acht de rechtbank ook diens verklaring dat ze met zijn drieën (waarbij de rechtbank begrijpt dat hiermee [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] worden bedoeld) hebben afgesproken dat ze in de kelder een moederhok zouden gaan starten [9] van belang. [verdachte] heeft verder verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] gedeeltelijk heeft meegeholpen met de opbouw. [10] [medeverdachte 2] heeft verklaard te hebben geholpen met de opbouw van de stekkerij en twee keer per week stekken te hebben geknipt, samen met [verdachte] . Daarnaast heeft hij stekjes weggebracht. [11] Hoewel [medeverdachte 1] wellicht als de leider kan worden gezien, zijn de activiteiten van zowel [verdachte] als [medeverdachte 2] van zodanig gewicht dat sprake is van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] . Daarom komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het onderdeel medeplegen. Dit geldt ook voor de diefstal van de stroom, nu blijkens zijn verklaring [verdachte] daarvan op de hoogte was. [verdachte] verklaart bij de politie met [medeverdachte 1] besproken te hebben dat en op welke wijze illegaal stroom werd afgetapt. Ook heeft hij op een hem getoonde foto de persoon herkend die de stroom heeft omgelegd [12] , hetgeen er naar het oordeel van de rechtbank op duidt dat [verdachte] op dat moment in de woning aanwezig was.
Naar het oordeel van de rechtbank kan ook het onderdeel ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ bewezen worden verklaard. De rechtbank wijst er allereerst op dat er op 5 april 2016 in de woning 178 moederplanten en 5192 hennepstekken zijn gevonden. Dergelijke aantallen overstijgen het aantal planten dat bij een gemiddelde thuiswerker staat ruimschoots. Verder vindt de rechtbank, naast de technische kwaliteit van de inrichting van de stekkerij en de kwekerij, van belang dat er werd geworteld en geknipt en dat gedurende een periode van ongeveer veertien maanden hennepteelt gerelateerde activiteiten in de woning zijn verricht.
Feit 1 en feit 2 (locatie [adres 3] )
Op 5 april 2016 is een hennepkwekerij met planten aangetroffen in het bedrijfspand aan de [adres 3] . Verder is vastgesteld dat de stroomvoorziening illegaal werd afgenomen.
De rechtbank overweegt dat niets uit het dossier erop duidt dat verdachte bij deze locatie betrokken is geweest. Hij wordt dan ook vrijgesproken van de feiten 1 en 2 voor zover het ziet op dit adres in Enschede.
Feit 1 en feit 2 (locatie [adres 4] )
Op het adres [adres 4] is op 5 april 2016 een hennepkwekerij aangetroffen. Daarbij is geconstateerd dat de elektriciteit was verzwaard van 3x25 ampère naar 3x50 ampère en dat er een aansluiting was bijgeplaatst.
Verdachte zal worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2 voor zover deze zien op deze locatie, omdat er geen bewijsmiddelen voorhanden zijn die duiden op door verdachte op dit adres in Goor gepleegde strafbare feiten.
Feit 1 en feit 2 (locatie [adres 5] )
Op 5 april 2016 is geconstateerd dat er in het bedrijfspand aan de [adres 5] geen hennepkwekerij meer aanwezig was. Er was sprake van diefstal van stroom.
In het dossier zitten aanwijzingen voor de juistheid van de conclusie dat er een zogeheten wortelhok in het pand heeft gezeten. Er zijn weliswaar materialen (vuilniszakken met takjes) vervoerd naar Aalten, maar de rechtbank ziet in het dossier geen bewijs voor gedragingen die ín het pand zouden zijn verricht, zoals ten laste is gelegd. Reeds daarom volgt een vrijspraak.
Feit 1 en feit 2 (locatie [adres 6] )
Ook met betrekking tot deze locatie ziet de rechtbank geen bewijs voor strafbare gedragingen die in het pand zouden zijn verricht. Verdachte wordt om die reden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2014 tot en met 5 april 2016, te Eibergen, gemeente Berkelland
en/of de gemeente Enschede en/of te Goor, gemeente Hof van Twente en/of de gemeente Aalten en/of te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, althans (in ieder geval) (elders) in Nederland, (telkens)tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen, (telkens) al dan nietin de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen
, althans eenmaal(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd
en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid hennep en/ofeen
(groot
)aantal hennepplanten en
/ofhennepstekken en/of delen daarvan, te weten
(onder meer):
-In een pand aan de [adres 2] (in totaal
(ongeveer)178 vrouwelijke hennepplanten en
/of5192 hennepstekken)
en/of
-In een pand aan de [adres 3] (in totaal (ongeveer) 452 hennepplanten en/of (ongeveer) 20 kilogram (aan) hennep(toppen)) en/of
-In een pand aan de [adres 4] (in totaal (ongeveer) 280 hennepplanten) en/of
-In een pand aan de [adres 5] (een (zogenaamd) "wortelhok") en/of
-In een pand aan de [adres 6] ,
althans (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep,
(telkens) (een
)middel
(en)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die weten/of
(een
)middel
(en)als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij die wet behorende lijst II;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2014 tot en met 5 april 2016, te Eibergen, gemeente Berkelland
en/of de gemeente Enschede en/of te Goor, gemeente Hof van Twente en/of de gemeente Aalten, (telkens)tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Liander N.V.
en/of Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed
(eren) (telkens)onder zijn
/hunbereik
heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 240 uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat strafoplegging nodig is, maar dat verdachte al drie maanden in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarmee moet rekening worden gehouden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is gedurende een periode van ruim een jaar actief betrokken geweest bij een hennepstekkerij in Eibergen, waarbij ook stroom illegaal werd afgenomen.
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister volgt dat verdachte de afgelopen jaren meermalen is veroordeeld tot gevangenisstraffen en werkstraffen.
De reclassering heeft op 17 juni 2016 en 22 september 2016 adviezen uitgebracht. Daarin is beschreven dat verdachte een schuld had van € 10.000,- tot € 12.000,- bij één van de medeverdachten en hij daarom het delict heeft gepleegd. Inmiddels is er nog één schuldeiser, waarmee een betalingsregeling is getroffen. Verdachte was al verhuisd naar Den Haag om te gaan samenwonen met zijn vriendin en haar zoon. Verdachte heeft werk gevonden bij een ongediertebestrijdingsbedrijf. Hij moet nog wel een vervolgopleiding volgen.
In detentie heeft verdachte hulp gezocht van een psycholoog. Hij heeft gesproken met een psycholoog van De Tender, die heeft aangegeven dat behandeling bij een forensische kliniek aangewezen lijkt omdat verdachte een laag zelfbeeld heeft. Verder zou een delictketen moeten worden opgesteld en zou verdere diagnostiek wenselijk zijn. Tijdens behandeling bij De Waag kan verdachte nieuwe oplossingsvaardigheden aangeleerd krijgen die hem in staat stellen op een proactieve wijze om te gaan met problemen. Verdachte erkent zijn aandachtspunten, namelijk zijn jeugdervaringen en zijn impulsiviteit. Er heeft een intake bij De Waag plaatsgevonden en besloten is te starten met een individuele behandeling. Er zal een risicotaxatie en een behandelplan opgemaakt worden.
Het risico op herhaling wordt als gemiddeld ingeschat. Er is een duidelijke positieve verandering zichtbaar en verdachte heeft zijn financiën inmiddels op orde. Ook heeft hij geen contact meer met de medeverdachten. Verdachte staat open voor behandeling bij De Waag en begeleiding door de reclassering.
In een voortgangsrapport van 25 november 2016 is vermeld dat het goed gaat met het toezicht en dat het locatiegebod (met de elektronische controle) niet meer nodig zijn.
De rechtbank komt tot oplegging van een lagere straf dan door de officier is geëist. Dat komt omdat minder locaties bewezen zijn verklaard en de periode waarin verdachte strafbare gedragingen heeft gepleegd, korter is dan waar de officier van justitie bij het formuleren van zijn eis van uit is gegaan.
De rechtbank legt aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op en daarnaast een werkstraf van 180 uur. Deze straf doet naar het oordeel van de rechtbank recht aan de ernst van de feiten, waarbij zij meeweegt dat verdachte bijna drie maanden in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
8. De vordering van de benadeelde partij (Enexis, feit 2, locatie [adres 3] )
Enexis B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en een bedrag van
€ 3.350,31 gevorderd.
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
De rechtbank overweegt dat, nu verdachte is vrijgesproken van betrokkenheid bij de locatie [adres 3] , benadeelde partij Enexis niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.

9.De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling

(05/001009-15)

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de door de politierechter op 2 maart 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vier weken.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat als de rechtbank komt tot toewijzing van de vordering, de gevangenisstraf zou moeten worden omgezet in een werkstraf.
De rechtbank wijst de vordering toe. Verdachte heeft zich immers weer schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Voor omzetting van de gevangenisstraf in een werkstraf ziet de rechtbank geen aanleiding.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57, 91, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
drie maanden;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf
  • dat verdachte zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • legt een
  • heft op het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 verklaart
benadeelde partij Enexis (feit 2) niet-ontvankelijkin de vordering;

gelast de tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in Zutphen van
2 maart 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van
4 (vier) weken
(05/001009-15).
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. C. Kleinrensink en
mr. N.C. van Lookeren Campagne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 maart 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , brigadier van de politie Oost‑Nederland, Politieteam Achterhoek-Oost opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2015571758, gesloten op 23 juni 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.www.wikipedia.org.
3.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 1293-1296.
4.Aangifte door Liander, p. 238-240.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 2329-2332.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 2404.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 536.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 2309.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 2304.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 2309.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 2404-2408.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 2330.