ECLI:NL:RBGEL:2017:2165

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 maart 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
05/840384-16 (ontn.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak met betrekking tot hennepstekkerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 maart 2017 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij een hennepstekkerij. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel beoordeeld. De veroordeelde, geboren in 1989, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie vorderde een bedrag van € 181.120,- aan ontneming, maar de rechtbank heeft na onderzoek en berekeningen vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 93.819,30 bedraagt.

De rechtbank heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op basis van een proces-verbaal van berekening, waarin de opbrengsten van de hennepstekkerij zijn meegenomen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de kosten en uitvalpercentages van de hennepstekken. De rechtbank concludeert dat de veroordeelde in de periode van 1 maart 2015 tot 6 april 2016 in totaal 60.970 hennepstekken heeft gekweekt, waarvan 54.283 zijn verkocht. De rechtbank heeft de netto opbrengst berekend en na aftrek van kosten en huur, het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 93.819,30.

De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van dit bedrag vastgesteld en het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de rechters en de griffier. De veroordeelde is gewezen op de mogelijkheid om binnen veertien dagen hoger beroep aan te tekenen tegen dit vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/840384-16 (ontneming)
Uitspraak d.d.: 30 maart 2017
Tegenspraak

VONNIS

De rechtbank heeft te beslissen op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in de strafzaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende [adres 1] .
Raadsman: mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
16 januari 2016, 10 maart 2017 en 16 maart 2017.
Procesgang
Bij vonnis van deze rechtbank van heden is veroordeelde tot straf veroordeeld ter zake van het in zijn strafzaak bewezen verklaarde, voor zover hier van belang gekwalificeerd als het
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Vordering van het Openbaar Ministerie
De vordering van het Openbaar Ministerie houdt in dat aan veroordeelde als wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden ontnomen een bedrag van € 181.120,-.
Ter zitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden geschat op een bedrag van € 112.254,30.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de winst nihil was. Er gingen veel plantjes dood. Verdachte heeft, na aftrek van kosten, niets aan de stekkerij overgehouden.
Overweging over de vaststelling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank stelt op basis van het ter terechtzitting gehouden onderzoek, in samenhang met de inhoud van het procesdossier, het vonnis van heden en de daaraan ontleende bewijsmiddelen vast dat veroordeelde met het door hem gepleegde feit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De rechtbank overweegt dat zij dient vast te stellen op welk bedrag het door veroordeelde verkregen wederrechtelijke voordeel moet worden geschat. Als grondslag voor de schatting van de hoogte van dit wederrechtelijk voordeel gebruikt de rechtbank het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (hennepstekken en hennepkweek) van 23 december 2016. [1]
In de strafzaak is alleen betrokkenheid van veroordeelde bij de hennepstekkerij, die van
1 februari 2015 tot 5 april 2016 in het pand aan de [adres 2] zat, bewezen verklaard. De rechtbank zal zich bij de ontnemingsvordering dan ook daartoe beperken.
Op 5 april 2016 werden er 5000 goede hennepstekken en 1500 uitgevallen hennepstekken gevonden.
De periode bedroeg 57 weken (1 maart 2015 – 6 april 2016). Hiervan worden drie weken afgetrokken voor het laten wortelen van de eerste eigen stekken en acht weken voor het laten groeien van die stekken tot moederplant. Na elf weken kunnen dan de eerste stekken worden geknipt. Deze stekken hebben dan weer drie weken nodig om te wortelen. Na veertien weken zijn dan de eerste stekken gereed voor de verkoop.
Uitgaande hiervan is het aannemelijk dat in de periode van 1 maart 2015 – 6 april 2016 14 (57 weken - 14 weken/3) x 6500 stekken, in totaal 91.000 hennepstekken geknipt zijn.
In het proces-verbaal is uitgegaan van een uitvalspercentage van 23%. De raadsman heeft naar voren gebracht dat er veel meer uitval is geweest, zeker in de beginfase. De rechtbank kan dit volgen, maar een uitval van 80%, zoals is genoemd door de verdediging, acht de rechtbank niet aannemelijk. Hierbij wijst zij op de omstandigheid dat het economisch gezien niet rendabel zou zijn om met een uitvalspercentage van 80% zo lang door te gaan met het kweken van hennepstekken. De rechtbank gaat uit van een uitvalspercentage van 33%.
Uitgaande van een percentage van 33% is de uitval 30.030. De rechtbank gaat dan ook uit van een totaal aantal gekweekte stekken van 60.970.
Op 5 april 2016 werden 5187 hennepstekken en 1500 steenwolblokjes gevonden. Op een foto is te zien dat de steenwolblokjes in de vuilniszak zijn voorzien van een verlept plantje. Dit betekent dat er 54.283 (60.970 – 5187 - 1500) stekken zijn verkocht.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [veroordeelde] de stekken verkocht voor € 2,40 per stuk. De bruto opbrengst bedraagt dan € 130.279,20 (54.283 x € 2,40).
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat van de verkoopprijs van € 2,40 een bedrag van € 0,30 voor het betalen van kosten was. [2] Dit levert een bedrag van € 16.284,90 (54.283 x € 0,30) op.
Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij en [medeverdachte 2] tussen de € 150,- en € 200,- per week kregen, maar vaak ook helemaal niets. [3] Gelet op deze verklaring gaat de rechtbank uit van een minimaal ontvangen vergoeding van € 100,- per persoon per week. Dit levert een bedrag van € 11.400,- (2 personen x € 100,- per week x 57 weken) op.
[veroordeelde] betaalde de huur van de woning aan de [adres 2] aan [medeverdachte 1] dan wel [medeverdachte 2] . [4] In de relevante periode (1 maart 2015 – 6 april 2016) bedroeg de huurprijs € 675,- per maand. Het totale bedrag voor huur is dan ook € 8.775,- (13 maanden à € 675,-).
Gelet op het bovenstaande schat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepstekkerij op € 93.819,30 (€ 130.279,20 - 16.284,90 - 11.400 - € 8.775,-).
Omvang van de betalingsverplichting
De rechtbank ziet aanleiding de betalingsverplichting op een bedrag van € 93.819,30 vast te stellen.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt het geschat wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 93.819,30 (drieënnegentigduizend achthonderdnegentien euro en dertig cent);
  • bepaalt de verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 93.819,30 (drieënnegentigduizend achthonderdnegentien euro en dertig cent).
Aldus gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. C. Kleinrensink en
mr. N.C. van Lookeren Campagne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 maart 2017.

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/840384-16 (ontneming)
Uitspraak d.d.: 30 maart 2017
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 30 maart 2017.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
en , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.

De veroordeelde, [veroordeelde] is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.

De raadsman, mr. Tuma, is wel/niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (hennepstekken en hennepkweek), PV-nummer PL0600-2015571758/WVV/ [veroordeelde]
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2331 (bijlage bij proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel).
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2331 (bijlage bij proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel).
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2331 (bijlage bij proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel).