ECLI:NL:RBGEL:2017:2164

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 maart 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
05/840384-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit met pepperspray in bezit

Op 30 maart 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1989, werd bijgestaan door raadsman mr. V.P.J. Tuma. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon na een melding over een mogelijke hennepkwekerij in Eibergen. Tijdens het onderzoek werden observaties uitgevoerd en telefoongesprekken getapt. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen, bereiden en verkopen van hennep in verschillende panden in de regio, alsook van het illegaal afnemen van elektriciteit van Liander N.V. en Enexis B.V. Daarnaast had de verdachte pepperspray in zijn bezit.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij de hennepplantages en dat er voldoende bewijs was voor de diefstal van elektriciteit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van betrokkenheid bij enkele locaties, maar vond hem schuldig aan de feiten die bewezen waren verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 275 dagen, waarvan een deel onvoorwaardelijk en een deel voorwaardelijk, evenals een werkstraf van 240 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als organisator en het feit dat hij een first offender was. De rechtbank verklaarde ook dat de in beslag genomen Volkswagen Polo en een deel van het geld verbeurd verklaard werden, terwijl een ander deel van het geld aan de verdachte werd teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840384-16
Datum uitspraak: 30 maart 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres 1] .
Raadsman: mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 januari 2017, 10 maart 2017 en 16 maart 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 5 april 2016, te Eibergen, gemeente Berkelland en/of de gemeente Enschede en/of te Goor, gemeente Hof van Twente en/of de gemeente Aalten en/of te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, althans (in ieder geval) (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid hennep en/of een (groot) aantal hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan, te weten (onder meer):
-In een pand aan de [adres 2] (in totaal (ongeveer) 178 vrouwelijke hennepplanten en/of 5192 hennepstekken) en/of
-In een pand aan de [adres 3] (in totaal (ongeveer) 452 hennepplanten en/of (ongeveer) 20 kilogram (aan) hennep(toppen)) en/of
-In een pand aan de [adres 4] (in totaal (ongeveer) 280 hennepplanten) en/of
-In een pand aan de [adres 5] (een (zogenaamd)
"wortelhok") en/of
-In een pand aan de [adres 6] ,
althans (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij die wet behorende lijst II;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 5 april 2016, te Eibergen, gemeente Berkelland en/of de gemeente Enschede en/of te Goor, gemeente Hof van Twente en/of de gemeente Aalten, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V. en/of Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) (telkens) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 5 april 2016, in de gemeente Haaksbergen, een of meer spuitbusje(s) (met) pepperspray (merk Protect) (Duits fabrikaat), zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
In november 2015 is bij de politie een MMA-melding ontvangen over een mogelijke hennepkwekerij aan de [adres 2] , gelegen in de gemeente Berkelland [2] . Naar aanleiding van deze melding is een onderzoek gestart, waarbij onder meer observaties hebben plaatsgevonden en telefoongesprekken zijn getapt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 (medeplegen van telen en bereiden etc. op de locaties Eibergen, Enschede, Goor en Aalten en het aanwezig hebben van hennep op de locatie Terborg), feit 2 (locaties Eibergen, Enschede en Aalten) en feit 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van betrokkenheid bij de locaties Enschede, Goor, Aalten en Terborg. Dat verdachte, dan wel zijn auto is gezien bij die locaties vormt onvoldoende bewijs.
Een bewezenverklaring voor de locatie Eibergen kan wel volgen, maar voor een beperkte periode, namelijk van november 2015 tot en met (begin) april 2016. Er zijn geen aanwijzingen dat er al voor die tijd een kwekerij in het pand zat.
Feit 3 kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 en feit 2 (locatie [adres 2] )
Op 5 april 2016 is in de woning aan de [adres 2] een hennepstekkerij aangetroffen. In kweekruimte 1 stonden in totaal 576 hennepstekken en 178 moederplanten. In kweekruimte 2 zijn 4616 hennepstekken gevonden. [3]
Een fraudespecialist van Liander heeft op 5 april 2016 geconstateerd dat in de kelder van de woning aan de [adres 2] op de toevoerleiding voor de hoofdaansluitkast een illegale drie-fasen elektriciteitsaansluiting was gemaakt door middel van een illegale aftakmof. Deze illegale aansluiting liep buiten de meter om naar de hennepplantage en voorzag deze van elektriciteit. De afgenomen elektriciteit werd niet via de meter geregistreerd. [4]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in januari 2015 in de woning aan de [adres 2] is gaan wonen. Eind januari/begin februari vertelde [verdachte] aan [medeverdachte 1] dat hij een hennepstekkerij wilde beginnen in de woning. Vanaf februari 2015 werd de hennepstekkerij ingericht, aldus [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat in eerste instantie is begonnen met het kweken van moederplanten. Tussen februari 2015 en november 2015 stonden er alleen moederplanten, zo tussen de 150 en 200. In deze periode heeft [medeverdachte 1] henneptakken geknipt van de moederplanten. Hij en [medeverdachte 2] knipten zo’n 1000 stekjes per week. Vanaf november 2015 gebeurde ook het wortelen van de stekken aan de Rekkense Binnenweg. [5]
[verdachte] heeft zich bij de politie beroepen op zijn zwijgrecht. Op 16 januari 2017 heeft hij ter zitting verklaard dat het idee voor de stekkerij in de zomer van 2015 is ontstaan en dat die in november 2015 is opgebouwd. [6]
Naar het oordeel van de rechtbank is bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepstekkerij op het adres [adres 2] .
Over het aanvangsmoment van de periode, zoals dat in de tenlastelegging is vermeld, overweegt de rechtbank het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier onvoldoende dat er in de periode vóór februari 2015 aan hennepteelt gerelateerde activiteiten hebben plaatsgevonden in de woning. Dit ligt anders voor de periode vanaf 1 februari 2015. De raadsman heeft verwezen naar een verklaring van [medeverdachte 1] dat de stekkerij in november 2015 is opgezet. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] bij de politie wisselende verklaringen heeft afgelegd over het moment waarop de stekkerij werd opgezet. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat [medeverdachte 1] met ingang van 31 januari 2015 de contractant bij Liander was voor het betreffende perceel [7] en het er alle schijn van heeft dat de stekkerij kort na zijn intrek in de woning is opgebouwd, voldoende reden om uit te gaan van 1 februari 2015 als begin van de pleegperiode. De rechtbank zal de periode in de bewezenverklaring niet aanpassen, maar bij de straftoemeting betrekken dat het gaat om een kortere periode dan ten laste is gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit met name de verklaring van [medeverdachte 1] dat [verdachte] , medeverdachte [medeverdachte 2] en hijzelf betrokken waren bij de inrichting van de stekkenkwekerij en [verdachte] iemand had geregeld die de stroom deed [8] , dat ook ten aanzien van de diefstal van de stroom 1 februari 2015 als aanvangsmoment heeft te gelden.
Ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van medeplegen overweegt de rechtbank als volgt. Naast de hierboven vermelde verklaring van [medeverdachte 1] over het ter beschikking stellen van de woning en het knippen en wortelen van de stekken acht de rechtbank ook diens verklaring dat ze met zijn drieën (waarbij de rechtbank begrijpt dat hiermee [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden bedoeld) hebben afgesproken dat ze in de kelder een moederhok zouden gaan starten [9] van belang. [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] gedeeltelijk heeft meegeholpen met de opbouw. [10] [medeverdachte 2] heeft verklaard te hebben geholpen met de opbouw van de stekkerij en twee keer per week stekken te hebben geknipt, samen met [medeverdachte 1] . Daarnaast heeft hij stekjes weggebracht. [11] Hoewel [verdachte] wellicht als de leider kan worden gezien, zijn de activiteiten van zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] van zodanig gewicht dat sprake is van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Daarom komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het onderdeel medeplegen. Dit geldt ook voor de diefstal van de stroom, nu blijkens zijn verklaring [medeverdachte 1] n daarvan op de hoogte was. [medeverdachte 1] verklaart bij de politie met verdachte besproken te hebben dat en op welke wijze illegaal stroom werd afgetapt. Ook heeft hij op een hem getoonde foto de persoon herkend die de stroom heeft omgelegd [12] , hetgeen er naar het oordeel van de rechtbank op duidt dat [medeverdachte 1] op dat moment in de woning aanwezig was.
Naar het oordeel van de rechtbank kan ook het onderdeel ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ bewezen worden verklaard. De rechtbank wijst er allereerst op dat er op 5 april 2016 in de woning 178 moederplanten en 5192 hennepstekken zijn gevonden. Dergelijke aantallen overstijgen het aantal planten dat bij een gemiddelde thuiswerker staat ruimschoots. Verder vindt de rechtbank, naast de technische kwaliteit van de inrichting van de stekkerij en de kwekerij, van belang dat er werd geworteld en geknipt en dat gedurende een periode van ongeveer veertien maanden aan hennepteelt gerelateerde activiteiten in de woning zijn verricht.
Feit 1 en feit 2 (locatie [adres 3] )
Op 5 april 2016 is een hennepkwekerij met planten aangetroffen in het bedrijfspand aan de [adres 3] . Verder is vastgesteld dat de stroomvoorziening illegaal werd afgenomen.
De rechtbank overweegt dat verdachte (door een observatieteam) is gezien bij en in het pand aan de [adres 3] , waarbij hij onder andere dozen, gasflessen en vuilniszakken vanuit het pand in een auto heeft gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank zegt deze enkele omstandigheid weinig tot niets over de rol van verdachte bij de aangetroffen kwekerij. Nu zich in het dossier geen verklaringen of andere bewijsmiddelen bevinden die hierover meer duidelijkheid geven, zal verdachte worden vrijgesproken van betrokkenheid bij deze kwekerij en de diefstal van de stroom.
Feit 1 en feit 2 (locatie [adres 4] )
Op het adres [adres 4] is op 5 april 2016 een hennepkwekerij aangetroffen. Daarbij is geconstateerd dat de elektriciteit was verzwaard van 3x25 ampère naar 3x50 ampère en dat er een aansluiting was bijgeplaatst.
De rechtbank overweegt dat de auto die op naam van verdachte staat bij het pand is gezien. Verder zijn er getapte telefoongesprekken, waarvan de officier van justitie stelt dat deze betrekking hebben op een kwekerij. Naar het oordeel van de rechtbank levert de enkele omstandigheid dat in een gesprek dat verdachte voert het woord ‘kwekerij’ valt onvoldoende bewijs op voor betrokkenheid van verdachte bij de kwekerij in Goor. Hij zal dan ook worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2 voor zover deze zien op deze locatie.
Feit 1 en feit 2 (locatie [adres 5] )
Op 5 april 2016 is geconstateerd dat er in het bedrijfspand aan de [adres 5] geen hennepkwekerij meer aanwezig was. Er was sprake van diefstal van stroom.
In het dossier zitten aanwijzingen voor de juistheid van de conclusie dat er een zogeheten wortelhok in het pand heeft gezeten. Er zijn weliswaar materialen (vuilniszakken met takjes) vervoerd naar Aalten, maar de rechtbank ziet in het dossier geen bewijs voor gedragingen die ín het pand zouden zijn verricht, zoals ten laste is gelegd. Reeds daarom volgt een vrijspraak.
Feit 1 en feit 2 (locatie [adres 6] )
Ook met betrekking tot deze locatie ziet de rechtbank geen bewijs voor strafbare gedragingen die in het pand zouden zijn verricht. Verdachte wordt om die reden vrijgesproken.
Feit 3
Verdachte is een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 1039;
- het proces-verbaal van wapenonderzoek, p. 1276-1277;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 januari 2017.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2014 tot en met 5 april 2016, te Eibergen, gemeente Berkelland
en/of de gemeente Enschede en/of te Goor, gemeente Hof van Twente en/of de gemeente Aalten en/of te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, althans (in ieder geval) (elders) in Nederland, (telkens)tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen, (telkens) al dan nietin de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen
, althans eenmaal(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd
en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid hennep en/ofeen
(groot
)aantal hennepplanten en
/ofhennepstekken
en/of delen daarvan, te weten (onder meer):
-In een pand aan de [adres 2] (in totaal (ongeveer) 178 vrouwelijke hennepplanten en
/of5192 hennepstekken)
en/of
-In een pand aan de [adres 3] (in totaal (ongeveer) 452 hennepplanten en/of (ongeveer) 20 kilogram (aan) hennep(toppen)) en/of
-In een pand aan de [adres 4] (in totaal (ongeveer) 280 hennepplanten) en/of
-In een pand aan de [adres 5] (een (zogenaamd)
"wortelhok") en/of
-In een pand aan de [adres 6] ,
althans (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep,
(telkens) (een
)middel
(en)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die weten/of
(een
)middel
(en)als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij die wet behorende lijst II;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2014 tot en met 5 april 2016, te Eibergen, gemeente Berkelland
en/of de gemeente Enschede en/of te Goor, gemeente Hof van Twente en/of de gemeente Aalten, (telkens)tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Liander N.V.
en/of Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed
(eren) (telkens)onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/ofverbreking;
3.
hij op
of omstreeks5 april 2016, in de gemeente Haaksbergen,
een of meerspuitbusje
(s
) (met
)pepperspray (merk Protect) (Duits fabrikaat), zijnde
(een)voorwerp
(en
)bestemd voor het treffen van personen met
(een
)giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof
(fen)van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de geëiste straf disproportioneel is. Verdachte heeft een baan, een huis, een relatie en een kind. Hij heeft, ook volgens de reclassering, zijn leven op de rit. Bovendien is verdachte een first offender. Naar de mening van de raadsman zou moeten worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van gelijke duur als de reeds ondergane voorlopige hechtenis, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van 120 uur.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft begin 2015, samen met anderen, een hennepstekkerij opgezet in een pand in Eibergen. Uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] volgt dat verdachte daarbij ook een grote rol heeft gehad, in die zin dat hij zorgde voor spullen en voor betalingen. Hij moet als organisator worden beschouwd. Daarnaast heeft hij enkele busjes pepperspray voorhanden gehad.
Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte een first offender is. Dit is ook vermeld in de adviezen van de reclassering van 7 april 2016 en 16 juni 2016. Daarin is verder opgenomen dat het delict voortkwam uit financiële belangen. Verdachte wilde snel nog meer geld verdienen. Door de detentie heeft verdachte nu wat financiële problemen. Verdachte komt over als een man met voldoende reflecterend vermogen. Hij kan aangeven wat hij anders had moeten/kunnen doen en neemt verantwoordelijkheid voor zijn daad. Verdachte heeft zijn leven op orde en geeft te kennen geen hulpvragen te hebben. Als begeleiding door de reclassering door de rechtbank opgelegd wordt, zal hij medewerking verlenen.
Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Uit het onderzoek komen geen factoren naar voren die het risico op recidive verhogen. Toezicht op bijzondere voorwaarden en directe interventies/behandelingen zijn niet geïndiceerd. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zonder bijzondere voorwaarden. Bij een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf komt er voor verdachte veel op het spel te staan, namelijk woning, werk en opleiding.
De rechtbank komt tot oplegging van een lagere straf dan door de officier is geëist. Dat komt omdat minder locaties bewezen zijn verklaard en de periode waarin verdachte strafbare gedragingen heeft gepleegd, korter is dan waar de officier van justitie bij het formuleren van zijn eis van uit is gegaan.
Alles bij elkaar komt de rechtbank tot oplegging van gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van de al door verdachte ondergane preventieve hechtenis. Het voorwaardelijk strafdeel bedraagt zes maanden, waaraan geen bijzondere voorwaarden zullen worden gekoppeld. Hoewel de reclassering beschrijft dat de kans op recidive klein is, acht de rechtbank een voorwaardelijke straf nodig om te voorkomen dat verdachte in de verleiding komt strafbare feiten te plegen, mocht zijn (financiële) situatie veranderen. Financiële motieven zijn immers de reden geweest voor het opstarten van de hennepstekkerij. Ten slotte legt de rechtbank aan verdachte een werkstraf van 240 uur op.

8.Beslag

Onder verdachte zijn een Volkswagen Polo en een geldbedrag van in totaal € 16.603,19 in beslag genomen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de auto verbeurd wordt verklaard omdat deze is gebruikt bij het vervoer van hennepstekken. Van bedragen van € 10.000,- en € 1.000,- heeft hij zich op het standpunt gesteld dat dat crimineel geld is en om die reden verbeurd moet worden verklaard. De rest van het geld kan terug.
De rechtbank is van oordeel dat de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] verbeurd verklaard dient te worden, nu deze is gebruikt voor het vervoer van hennepstekken.
Ook het geldbedrag van in totaal € 11.000,- , dat is aangetroffen in briefjes van € 500,-, dient verbeurd te worden verklaard.Van algemene bekendheid is dat dergelijke biljetten in het normale betalingsverkeer geen rol van betekenis spelen. Onder de omstandigheden van dit geval is voldoende aannemelijk dat het hier om geld met een criminele herkomst gaat.
De rest van het inbeslaggenomen geld, een bedrag van in totaal € 5.603,19, kan terug naar verdachte.
9. Vordering benadeelde partij (Enexis, feit 2, locatie [adres 3] )
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
De rechtbank overweegt dat, nu verdachte is vrijgesproken van betrokkenheid bij de locatie aan de [adres 3] , benadeelde partij Enexis niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 47, 57, 91, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
275 (tweehonderdvijfenzeventig) dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, namelijk
  • dat verdachte zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
 heft op het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis;

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] ;

verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven, geldbedrag van in totaal € 11.000,-;
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven, geldbedrag van in totaal € 5.603,19 aan verdachte;
 verklaart de
benadeelde partij Enexis niet-ontvankelijkin haar vordering (feit 2, locatie [adres 3] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. C. Kleinrensink en
mr. N.C. van Lookeren Campagne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 maart 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , brigadier van de politie Oost Nederland, Politieteam Achterhoek-Oost, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2015571758, gesloten op 23 juni 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.www.wikipedia.org
3.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 1293-1296.
4.Aangifte door Liander, p. 238-240.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2329-2332.
6.Verklaring van verdachte [verdachte] zoals afgelegd ter zitting van 16 januari 2017.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 536.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2309.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2304.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2309.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 2404-2408.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2330.