1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 8 september 2016 tot en met 18 oktober 2016,
althans op 18 oktober 2016 te Doornspijk, gemeente Elburg, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 4.600 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 18 oktober 2016 te Doornspijk, gemeente Elburg, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 12 kilogram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende speed/amfetamine en/of een hoeveelheid van ongeveer 1,09 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of een hoeveelheid van ongeveer 52 kilogram, althans een hoeveelheid van een
materiaal bevattende XTC/MDMA en/of een hoeveelheid van ongeveer 97 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B zijnde speed/amfetamine en/of cocaine en/of XTC/MDMA en/of 2C-B (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 18 oktober 2016 te Doornspijk, gemeente Elburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten
- een vuurwapen, (merk/type Zastava M88, 9 mm) en/of
- een vuurwapen, (merk/type Feg Pa, 7.65 mm) en/of
- een magazijn, (bestemd voor het pistool merk/type Feg) en/of munitie van categorie III, te weten
- 113, althans één of meer kogelpatro(o)n(en), (merk/type Geco) voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 18 oktober 2016 te Doornspijk, gemeente Elburg, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten
- een airsoftwapen, (gelijkend op een vuurwapen, merk/type Accuracy) en/of
- een airsoftwapen, (gelijkend op een vuurwapen, merk/type Sig-Sauer 226 Two-Tone),
zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
1a. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsman heef bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging ten aanzien van feit 1. Hiertoe heeft de raadsman – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte terecht in de veronderstelling verkeerde dat hij de vier hennepplanten, ongeacht hun grootte, kon laten groeien en oogsten zonder voor vervolging te vrezen. In de onderhavige situatie had een politiesepot aan verdachte moeten worden gegeven.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van feit 1, omdat hier geen sprake is van een situatie waarin de zaak af had kunnen - dan wel moeten worden gedaan met een politiesepot.
De rechtbank overweegt als volgt.
Volgens de Aanwijzing Opiumwet dient sprake te zijn van het tijdig afstand doen van de hennepplanten door een houder, voordat de zaak dient te worden afgedaan met een politiesepot.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier volgt dat verdachte geen afstand heeft gedaan van de hennep, maar dat niet blijkt of aan verdachte is gevraagd of hij afstand van de hennep wilde doen. Enkel het feit verdachte geen afstand van de hennep heeft gedaan, kan dan ook in dit geval niet tot ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie leiden.
De rechtbank is bekend met de jurisprudentie waaruit volgt dat - ongeacht het gewicht van de opbrengst - het telen van 5 hennepplanten, behoudens bijzondere omstandigheden, dient te worden afgedaan met een politiesepot.
De bij verdachte aangetroffen hennep is weliswaar afkomstig van vier planten, maar deze hennepkerstbomen waren elk 1,70 meter hoog. De politie heeft de toppen uit de onder verdachte inbeslaggenomen hennepkerstbomen geknipt. Dit leverde in totaal 813 gram hennep op.
In het kader van artikel 3 van de Opiumwet wordt een hoeveelheid van minder dan 30 gram hennep beschouwd als een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik. Een hoeveelheid hennep van 500 gram of meer wordt beschouwd als een grote hoeveelheid, waarvoor ingevolge artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet een hogere straf kan worden opgelegd. Gelet op voormelde uitgangspunten van de wetgever, is de rechtbank van oordeel dat een totale opbrengst van ruim 800 gram, een bijzondere omstandigheid oplevert waardoor het Openbaar Ministerie in haar vervolging kan worden ontvangen.
Ten tweede is er, naast de hennep afkomstig van de vier hennepkerstbomen, 853 gram hennep en 1088 gram hasj aangetroffen. Daarnaast zijn vuurwapens en grote hoeveelheden harddrugs aangetroffen. Deze combinatie van strafbare feiten levert nog een bijzondere omstandigheid op waardoor het Openbaar Ministerie in haar vervolging voor het aanwezig hebben van de hennep afkomstig van de vier hennepkerstbomen kan worden ontvangen.
Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging voor het feit 1.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Verdachte heeft in zijn woning te Doornspijk, gemeente Elburg, de volgende verdovende middelen aanwezig gehad:
- 2.818 gram hennep, in de periode van 8 september 2016 tot en met 18 oktober 2016;
- 11 kilogram speed/amfetamine, op 18 oktober 2016;
- 453 gram cocaïne, op 18 oktober 2016;
- 52 kilogram XTC/MDMA, op 18 oktober 2016;
- 96,60 gram 2C-B, op 18 oktober 2016.
De genoemde hennep heeft verdachte geteeld, bereid, bewerkt – en dus ook aanwezig gehad – in zijn tuin en woning.
Ten aanzien van feit 3Verdachte heeft in zijn woning te Doornspijk, gemeente Elburg, de volgende wapens en munitie voorhanden gehad:
- een vuurwapen (Zastava M88, 9mm), op 18 oktober 2016;
- een vuurwapen (Feg Pa, 7.65 MM), op 18 oktober 2016;
- een magazijn bestemd voor pistool Feg), op 18 oktober 2016;
- 113 kogelpatronen (Geco), op 18 oktober 2016.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met dien verstande dat:
- verdachte 2.818 gram hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt en aanwezig heeft gehad (feit 1);
- verdachte 11 kilo amfetamine, 453 gram cocaïne, 52 kilo MDMA en 97 gram 2C-B aanwezig heeft gehad (feit 2);
- twee vuurwapens, een magazijn en 113 kogelpatronen voorhanden heeft gehad (feit 3) en
- twee airsoftwapens voorhanden heeft gehad (feit 4).
De officier van justitie is daarbij uitgegaan van voorwaardelijk opzet op het aanwezig/voorhanden hebben van de verdovende middelen en wapens zoals tenlastegelegd onder feit 2 en feit 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de politie op 18 oktober 2016 onrechtmatig is binnengetreden in de woning van verdachte, nu in de machtiging tot binnentreden niet uitdrukkelijk is bepaald dat het binnentreden dringend noodzakelijk is, noch dat buiten de machtiging blijkt van een dringende noodzakelijkheid om buiten de aanwezigheid van verdachte binnen te treden in zijn woning. Op 18 oktober 2016 is later op de dag nogmaals onrechtmatig binnengetreden volgens de raadsman, omdat toen geen toestemming, althans geen rechtmatige toestemming, is verkregen van verdachte om zijn woning binnen te treden, ook nu verdachte hierover geen advocaat heeft kunnen consulteren.
De consequentie die hier volgens de raadsman aan dient te worden verbonden, is dat het bewijs dat is verkregen naar aanleiding van het binnentreden dient te worden uitgesloten.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat verdachte van feit 2 en 3 dient te worden vrijgesproken, omdat verdachte niet wist dat de drugs en de wapens in zijn woning waren opgeslagen en hij de drugs en de wapens dus niet opzettelijk aanwezig/voorhanden heeft gehad.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3
Binnentreden – machtigingsgebrek en afwezigheid consultatie advocaatDe politie is op 18 oktober 2016 tweemaal bij verdachte binnen getreden buiten zijn aanwezigheid.
Ten aanzien van het eerste moment van binnentreden door de politie in verdachtes woning is een machtiging afgegeven. Indien, zoals ook in dit geval aan de orde is, de bewoner van een woning niet aanwezig is (of geen toestemming geeft voor het binnentreden), dient in deze machtiging uitdrukkelijk te worden opgenomen de zogenoemde dringende noodzaak tot het binnentreden buiten de aanwezigheid van de bewoner. In de genoemde machtiging is echter nagelaten om de dringende noodzakelijkheid uitdrukkelijk te vermelden en waarin deze noodzakelijkheid zou liggen.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Door de raadsman is bepleit dat hieraan door de rechtbank een rechtsgevolg moet worden verbonden, specifiek uitsluiting van al het bewijs dat is vergaard naar aanleiding van dit binnentreden.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Bij het bepalen of, en zo ja, welk rechtsgevolg de rechtbank verbindt aan een onherstelbaar vormverzuim houdt de rechtbank rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
Gelet op dit toetsingskader, stelt de rechtbank vast dat sprake is geweest van een inbreuk op verdachtes recht op privacy, nu in zijn woning is binnengetreden ter inbeslagname, zonder dat hij hiervoor toestemming heeft gegeven of aan hem op officiële wijze de dringende noodzaak daartoe bekend kon worden gemaakt. De rechtbank zal hier echter geen rechtsgevolg aan verbinden, nu de dringende noodzaak duidelijk uit de omstandigheden blijkt. Verdachte had immers afgezaagde stronken van hennepbomen in zijn tuin staan – die eerder waren gezien met de henneptoppen er nog aan – en rondom zijn woning hing een hennepgeur. Deze hennepgeur kon afkomstig zijn van het drogen van de hennep, maar ook van een in bedrijf zijnde hennepkwekerij in de woning. Gelet op deze context, afgewogen tegen de ernst van het vormverzuim, volstaat de rechtbank met de enkele constatering dat sprake is van een vormverzuim.
Ten aanzien van het tweede moment van binnentreden op 18 oktober 2016 heeft verdachte na verhoor een toestemmingsformulier getekend, waarna wederom is binnengetreden in de woning van verdachte.
De raadsman heeft bepleit dat ook hier sprake is van een vormverzuim, waaraan het rechtsgevolg van bewijsuitsluiting dient te worden verbonden door de rechtbank.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In het toestemmingsformulier dat door verdachte is ondertekend staat niet vermeld wat verdachtes woordelijke reactie is op de mededeling dat de politie een doorzoeking in zijn woning wilde verrichten. Wel staat in het formulier dat dit aan hem is medegedeeld. Boven de tekst staat de kop “Toestemming Doorzoeking Woning”. Dit formulier heeft verdachte ondertekend, nadat hij door de politie reeds was gehoord over de aanwezigheid van hennepplanten in zijn woning. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat het voor verdachte ruim voldoende duidelijk is geweest waarvoor hij toestemming gaf toen hij het formulier ondertekende.
Een verzoek tot het geven van toestemming voor een doorzoeking van een woning, is geen verhoor in de zin van artikel 29 Sv. Het verzoek hoeft dan ook niet te worden gedaan als verdachte bijstand krijgt van een raadsman of nadat hij afstand heeft gedaan van dat recht. Dit is niet anders als verdachte reeds is verhoord en daarbij bijstand van een raadsman heeft gehad.
De rechtbank verwerpt het verweren van de raadsman en concludeert dat de resultaten van de doorzoekingen in de woning van verdachte door de rechtbank kunnen worden meegenomen in de beoordeling van de tenlastegelegde feiten.
Opzettelijk aanwezig hebben/voorhanden hebben verdovende middelen, vuurwapens en munitieDe genoemde harddrugs, vuurwapens, het magazijn en de munitie die zijn gevonden in de woning van verdachte, voornamelijk in een ruimte die in het politiedossier wordt aangeduid als “ruimte D”. De woning van verdachte betreft een chalet van beperkte grootte.
Verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat hij de enige gebruiker is van het chalet. Later verklaart verdachte dat hij “ruimte D” heeft verhuurd aan een persoon waarvan hij de naam niet wil noemen.
Tenslotte heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij zelf de enige persoon is die beschikt over een sleutel van het chalet.
De raadsman heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de harddrugs, de vuurwapens, het magazijn en de munitie.
Doordat verdachte de naam van zijn “huurder” niet wil vertellen, is het door de verdediging geschetste scenario niet te verifiëren. Ook onderzoek door de politie naar een eventuele huurder heeft geen resultaat opgeleverd. Uit het aantreffen van vingerafdrukken van anderen en het ontbreken van verdachtes vingerafdrukken op de wapens, leidt de rechtbank af dat het aannemelijk is het chalet van verdachte werd gebruikt als opslagplaats voor wapens en drugs van anderen. Ook de beperkte geestelijke vermogens van verdachte maken het niet aannemelijk dat hij alleen zulke grote hoeveelheden drugs heeft verhandeld. De woning van verdachte werd gebruikt voor de opslag van wapens en drugs.
De rechtbank vindt het verweer van verdachte dat hij niet wist wat er in zijn chalet werd opgeslagen, niet aannemelijk. Ten eerste heeft verdachte ter terechtzitting een volstrekt onaannemelijk verhaal verteld over de wijze waarop anderen in zijn woning konden komen (hij zou de huurder geen sleutel hebben gegeven, maar deze opende de deur met een schep). Verder gaat het hier om wapens en een grote hoeveelheid (hard)drugs, van verschillende soort, vorm en kleur, verpakt in veel verschillende verpakkingen. Ook zijn in zijn woning verpakkingen met restjes pillen en gruis aangetroffen. Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat het chalet van verdachte al langer als opslagplaats voor drugs werd gebruikt, er op verschillende momenten drugs zijn gebracht en er ook weer drugs zijn opgehaald om te worden verkocht. Verder zijn de drugs ook aangetroffen in delen van de woning waar verdachte naar eigen zeggen wel gebruik van maakte (de vriezer in “ruimte B”) en tussen persoonlijke spullen van verdachte. De woning is overzichtelijk en van beperkte grootte. Op grond van deze feiten en omstandigheden, in hun onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap moeten hebben gehad van de aanwezigheid van de drugs. De rechtbank gaat ten aanzien van de drugs dus uit van vol opzet en niet van voorwaardelijk opzet, zoals door de officier van justitie is betoogd.
Verdachte heeft erkend dat hij één pistool met patronen aanwezig heeft gehad. Dit pistool zou al een jaar in de kast op de slaapkamer hebben gelegen.Later ontkent hij dat dit pistool de aangetroffen Zastava betreft. Andere vuurwapens zijn niet aangetroffen. Daarom maakt de rechtbank uit de omschrijving die verdachte van het pistool geeft op dat het de Zastava M88 betreft. Het andere pistool zat in dezelfde tas. De rechtbank vindt derhalve bewezen dat verdachte wist dat hij deze wapens in zijn woning aanwezig had.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Conclusie ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3De rechtbank acht, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat:
- ten aanzien van feit 1: verdachte een na te noemen hoeveelheid hennep heeft geteeld, bewerkt en bereid;
- ten aanzien van feit 2: verdachte na te noemen hoeveelheden harddrugs aanwezig heeft gehad;
- ten aanzien van feit 3: verdachte een tweetal vuurwapens, een magazijn en 113 kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
Voor de bewezenverklaring van de hoeveelheden van de verschillende soorten drugs, verwijst de rechtbank naar de bij het vonnis gevoegde bijlage. Daarin staan vermeld de dossierpagina van de kennisgeving in beslagname, de vindplaats van de drugs volgens de tabel op blz. 649 e.v., het goednummer, het SIN-nummer van het goed van het daarvan genomen monster, de omschrijving van het goed, het gewicht, de uitslag van de MMC-test en indien van toepassing de NFI test met paginanummers.
Ten aanzien van feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- de kennisgeving van inbeslagneming, p. 705;
- de kennisgeving van inbeslagneming, p. 706;
- het proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 478-479;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 maart 2017.