ECLI:NL:RBGEL:2017:2118

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
14 april 2017
Zaaknummer
05/740145-15 en 740143-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit in bedrijfspanden te Sint Anthonis en Schaijk

Op 14 april 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 maart 2014 tot en met 26 maart 2014 in een bedrijfspand te Sint Anthonis een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd met 1555 hennepplanten. Tevens heeft hij elektriciteit gestolen door een illegale aftakking van de elektriciteitsinstallatie. De verdachte was als vertegenwoordiger van een bedrijf betrokken bij de huur van het pand, maar de rechtbank oordeelde dat hij op de hoogte was van de illegale activiteiten. De verdachte ontkende echter enige betrokkenheid bij de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank verwierp zijn verweer en legde een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, de netwerkbeheerder, voor de schade die door de diefstal van elektriciteit was ontstaan.

In een tweede zaak, met betrekking tot een pand in Schaijk, werd de verdachte ook beschuldigd van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook hier betrokken was bij de exploitatie van een hennepkwekerij met 110 planten en dat hij wederom elektriciteit had gestolen. De rechtbank legde dezelfde straffen op als in de eerste zaak. De verdachte werd in beide zaken schuldig bevonden aan het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit, en de rechtbank benadrukte de ernst van deze misdrijven en de gevolgen voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/740145-15 en 740143-15
Datum uitspraak : 14 april 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1952 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1]
raadsman: mr. G.W. Roest, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting
van 9 mei 2016, 20 februari 2017 en 3 april 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/740145-15:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2014 tot en met 26 maart 2014 te
Sint Anthonis (in één of meer ruimte(n) van een perceel [adres 2] ) tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening
van beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt
en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan
[adres 2] ) een (grote) hoeveelheid van (ongeveer) 1555 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte] en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en)/verdachte(n) in de periode van
01 maart 2014 tot en met 26 maart 2014 te Sint Anthonis (in één of meer ruimte(n) van een perceel [adres 2] )opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad 1555 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 01 september 2013 tot en met 26 maart 2014 te Sint Anthonis en/of te Druten, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die [medeverdachte] en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en)/verdachte(n) voornoemd(e) ruimte(n) voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of door voor die ruimte(n) een huurcontract af te
sluiten;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart 2014
tot en met 26 maart 2014 te Sint Anthonis tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen (uit een perceel [adres 2] ) een hoeveelheid
elektriciteit (stroom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte] en/of één of meet onbekend gebleven perso(o)n(en)/verdachte(n) in of
omstreeks de periode van 01 maart 2014 tot en met 26 maart 2014 te Sint Anthonis, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een perceel [adres 2] ) heeft weggenomen
een hoeveelheid elektriciteit (stroom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 01 september 2013 tot en met 26 maart 2014 te Sint Anthonis en/of te Druten, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die [medeverdachte] en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en)/verdachte(n) voornoemd(e) ruimte(n) voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of door voor die ruimte(n) een huurcontract af te sluiten;
Ten aanzien van parketnummer 05/740143-15:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2014 tot en met 17 oktober 2014 te Schaijk, gemeente Landerd, (in een pand/loods op perceel [adres 3] )
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, in de
uitoefening van beroep en/of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt
en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad 110 hennepplanten, althans
een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en)/verdachte(n) in de periode van 01 oktober 2014
tot en met 17 oktober 2014, te Schaijk in de gemeente Landerd, in een pand/loods aan (de
[adres 3] ) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad 110 hennepplanten, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 november 2013
tot en met 17 oktober 2014, te Schaijk in de gemeente Landerd, opzettelijk gelegenheid heeft
verschaft door aan die één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en)/verdachte(n) voornoemd(e)
pand/loods voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of door voor dat/die
pand/loods een huurcontract af te sluiten;
2.
hij op één of meet tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2014 tot en met 17 oktober 2014 te Schaijk, gemeente Landerd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (uit een perceel gelegen aan de [adres 3] ) een hoeveelheid elektriciteit (stroom), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en)/verdachte(n) in de periode van 01 oktober 2014
tot en met 17 oktober 2014, te Schaijk in de gemeente Landerd, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (uit een pand/loods gelegen aan
de [adres 3] ) een hoeveelheid elektriciteit (stroom), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), bij het plegen van welk misdrijf
verdachte in de periode van 1 november 2013 tot en met 17 oktober 2014, te Schaijk in de
gemeente Landerd, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die één of meer onbekend
gebleven perso(o)n(en)/verdachte(n) voornoemd(e) pand/loods voor de teelt van hennepplanten
ter beschikking te stellen en/of door voor dat/die pand/loods een huurcontract af te sluiten.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/740145-15 [1] :
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 26 maart 2014 is in een bedrijfspand aan de [adres 2] te Sint Anthonis een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met daarin in totaal 1555 hennepplanten. [2] Deze hennepkwekerij bevond zich in een grote ruimte achter een kleinere ruimte, die aan de voorzijde van het pand was ingericht als een showroom met enkele bedden, matrassen en meubelstukken en een toonbank. De hennepkwekerij was alleen vanuit de showroom via een tussenportaal met een aparte toegangsdeur te bereiken [3] . Via een illegale aftakking aan de elektriciteitsinstallatie in dit pand een hoeveel elektriciteit is weggenomen [4] .
Verdachte heeft in augustus 2013 de ‘huurovereenkomst winkelruimte’ voor het bedrijfspand ondertekend. Als “huurder” wordt vermeld ‘ [naam 2] ’, gevestigd aan de [adres 1] , Duitsland. Verdachte is als gemachtigde namens de huurder opgetreden. Het bedrijfspand is gehuurd van 1 september 2013 tot en met 31 augustus 2018 [5] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van 1555 hennepplanten en diefstal van stroom in de periode van 1 maart 2014 tot en met 26 maart 2014.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten bepleit en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Er is sprake geweest van een doorzoeking van het pand zonder wettelijke grondslag. Er is dus sprake van schending van de waarborgen van artikel 8 EVRM en artikel 12 van de Grondwet
(huisrecht). Dit vormverzuim zal moeten leiden tot bewijsuitsluiting, hetgeen erin resulteert dat voldoende wettig bewijs ontbreekt.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat het medeplegen van, noch de medeplichtigheid aan de hennepteelt en de diefstal van stroom kan worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
De resultaten van een netwerkmeting bij de aangesloten panden aan de [adres 2] van 25 februari 2014 tot 4 maart 2014, de observatie van het pand aan de [adres 2] en de warmtemeting met een politieluchtvaartuig op 19 maart 2014 [6] leverden het in artikel 9 lid 1 sub b Opiumwet bedoelde vermoeden van overtreding van de Opiumwet op zodat de opsporingsambtenaren bevoegd waren het bedrijfspand aan de [adres 2] zonder toestemming van de huurder of eigenaar binnen te betreden. Voorts overweegt de rechtbank dat tijdens het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken dat het onderhavige pand op enigerlei wijze in gebruik was als woning, dan wel dat zich in dit pand op enigerlei wijze (delen van) het privé-leven van verdachte heeft afgespeeld.. Een beroep op de bescherming van de artikelen 8 EVRM en 12 Grondwet komt verdachte in dit geval dan ook niet toe. De rechtbank is voorts van oordeel dat het enkele forceren van een toegangsdeur en een afgesloten binnendeur niet betekent dat sprake is van een doorzoeking. In dit geval is naar het oordeel van de rechtbank daar ook niet van gebleken.
Het desbetreffende verweer van de raadsman zal in zoverre dan ook worden verworpen.
Ten aanzien van betrokkenheid van verdachte bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader(s). Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handeling heeft verricht. In beginsel is sprake van medeplegen indien de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is. Daarbij kan mede in aanmerking worden genomen de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict, alsmede het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op de belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Ook gedragingen die in de kern niet bestaan in een gezamenlijke uitvoering kunnen - gelet op de omstandigheden van het geval - leiden tot een bewezenverklaring van medeplegen.
Verdachte heeft verklaard dat hij geen wetenschap droeg van de aanwezigheid van de hennep-kwekerij en niet wist van de diefstal van elektriciteit. Volgens zijn verklaring is zijn rol beperkt gebleven tot zijn aanwezigheid als vertegenwoordiger van [naam 2] bij de bezichtiging van het pand, voorafgaand aan de ondertekening van het huurcontract en vervolgens de ondertekening van het huurcontract namens [naam 2] . Voorts heeft verdachte verklaard dat hij voor [naam 2] de huurpenningen van dit pand van € 1.512,50 per maand betaalde en dat hij ook de energiekosten betaalde voor [naam 2] . Hij betaalde deze kosten van zijn Duitse (privé)bankrekening die op naam stond van verdachte en zijn vrouw, [naam 3] . [7]
[naam 2] is gevestigd aan de [adres 1] en is op 13 maart 2013 ingeschreven in het handelsregister van het Amtsgericht Kleve [8] . Op genoemd adres is verdachte woonachtig [9] .
Als bestuurder van de [naam 2] wordt in het handelsregister [naam 4] te Weert genoemd [10] . Bij de huurovereenkomst zit tevens een machtiging d.d. 1 mei 2013 waarin verdachte door [naam 4] wordt gemachtigd om op te treden namens [naam 2] . [naam 4] is blijkens het dossier niet gehoord en niet traceerbaar.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij door [naam 4] was gevraagd om namens hem althans [naam 2] op te treden omdat op dat moment de Nederlandse vennootschap van [naam 2] failliet was en [naam 4] een beddenzaak wilde opzetten. [naam 4] zelf zou bovendien persoonlijk failliet zijn, aldus de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij [naam 4] wel wilde helpen met dit huurcontract omdat hij nog geld van [naam 4] tegoed had en hij voor het zetten van zijn handtekening € 2.500,00 zou krijgen. [11]
Op 26 maart 2014 werd medeverdachte [medeverdachte] door de politie bij het pand aangetroffen met in zijn hand een sleutel van het pand. [medeverdachte] is daarop aangehouden. Tevens werd de witte bestelbus, [merk] [kenteken] , waarin [medeverdachte] reed, in beslag genomen. Op de zijden van deze bestelbus is de tekst aangebracht “boxsprings, dekbedden, matrassen en kussens”. Opvallend was dat hierbij geen naamaanduiding of telefoonnummer was vermeld. [12] Die bestelbus stond op naam van [naam 5] , gevestigd te Papendrecht, welk bedrijf eigendom van verdachte is en volgens verdachte een “lege BV” zou betreffen. [13]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij niets wist van een hennepkwekerij achter de showroom en dat hij voor ene “ [verdachte] ” werkte die hij omschrijft als “oudere man, boven de 50, beetje grijzig, niet zo groot, normaal postuur (eerder beetje mollig dan dun), geen bril, blanke huidskleur [14] .
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de minimalistische inrichting van de showroom en de staat (waterschade en scheve plafondplaten) waarin de showroom door de politie werd aangetroffen, alsmede het groot aantal hennepplanten (en de daarmee gepaard gaande geur), de beddenzaak in oprichting een dekmantel was voor de hennepkwekerij.
Ter terechtzitting van 3 april 2017 heeft verdachte over zijn rol met betrekking tot [naam 4] dan wel [naam 2] en het bedrijfspand in Sint Anthonis verklaard dat:
  • [naam 4] althans de Nederlandse tak van [naam 2] hem nog in totaal € 20.000 was verschuldigd en dat hij, verdachte, deze vordering bij de curator(en) had aangemeld;
  • De huurpenningen, de energiekosten en ook de borg voor het pand van zijn privé-bankrekening werden afgeschreven, maar dat [naam 4] de borg en ook maandelijks het geld voor de huur en de energiekosten cash in zijn brievenbus deed;
  • Hij nooit heeft gevraagd aan [naam 4] waarom hij niet zelf de huurovereenkomst kon ondertekenen;
  • Hij nooit heeft gevraagd aan [naam 4] waar dat contante geld vandaan kwam, ook al was verdachte bekend met het persoonlijke faillissement van [naam 4] ;
  • De witte bestelbus [merk] vvk [kenteken] eigenlijk van [naam 4] was, maar dat hij deze op naam van zijn B.V. had laten zetten;
  • Hij, verdachte, hiervoor geen vergoeding heeft gekregen van [naam 4] en nooit heeft gevraagd aan [naam 4] waarom de bestelbus op de naam van verdachte’s BV moest worden gezet;
  • Hij, verdachte, weliswaar tegen de makelaar heeft verteld dat hijzelf het pand zou gaan gebruiken voor een beddenzaak, maar dat dit eigenlijk niet klopte omdat [naam 4] hem had verteld er een beddenzaak te willen beginnen;
  • Hij [medeverdachte] niet kent;
  • Zijn, verdachte’s, roepnaam “ [verdachte] ” is;
  • Hij vroeger met [naam 4] heeft gewerkt in de montagehandel;
  • Hij, verdachte, nooit aan [naam 4] heeft gevraagd of hij wel wist hoe een beddenzaak moest worden gerund;
  • Hij zich de voornaam van [naam 4] niet kan herinneren;
  • Hij niets aan zijn hulp aan [naam 4] heeft verdiend, maar juist geld heeft verloren;
  • Hij heeft geprobeerd [naam 4] te traceren maar dat dit niet is gelukt.
Gelet op de vorenstaande feiten, omstandigheden en verklaringen van verdachte hieromtrent is de rechtbank van oordeel dat het verhaal van verdachte dat hij uitsluitend en onwetend heeft gehandeld ten behoeve van [naam 4] niet geloofwaardig is. Immers, volgens verdachte had [naam 4] enerzijds wel geld om cash de borg, de huur en de energiekosten te betalen, maar anderzijds kon hij de schuld aan verdachte niet betalen en desondanks ging verdachte gewoon door met het doen van betalingen voor [naam 4] en zette hij bovendien ook nog, gratis en in kennelijk blind vertrouwen, een bestelbus van [naam 4] op zijn naam.
Daarbij komt dat verdachte geen enkel inzicht heeft gegeven in de persoon van “ [naam 4] ”, noch hoe deze kon worden bereikt. Ook heeft verdachte geen ondersteuning gegeven voor zijn stelling dat hij cash geld van [naam 4] kreeg voor de betalingen van huur, borg en energiekosten. Dit wekt eens te meer bevreemding nu het bedrijf [naam 2] was gevestigd op het woonadres van verdachte. De verklaringen van verdachte zijn dan ook niet te verifiëren.
Mede gelet op het feit dat verdachte werkzaam is in de zakelijke dienstverlening [15] acht de rechtbank niet goed voorstelbaar dat hij geen kritische vragen heeft gesteld waar dat beslist had gemoeten. De rechtbank merkt de door verdachte geschetste handelwijze dan ook aan als volstrekt ongeloofwaardig.
De overtuiging van de rechtbank wordt nog nader versterkt nu het adres van de achterliggende rechtspersoon [naam 2] en dat van verdachte identiek zijn. Dit duidt op een nauwe verbondenheid tussen, zo niet vereenzelviging van de juridische huurder [naam 2] en verdachte.
Op grond van het vooroverwogene komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte bewust informatie achterhoudt en dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist van de aanwezigheid van de hennepkwekerij en de bijbehorende diefstal van elektriciteit in het bedrijfspand en dat hij een actieve bijdrage heeft geleverd aan de exploitatie ervan.
Hierbij neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat de handelwijze van verdachte in St.Anthonis niet op zichzelf staat. Immers, in het hieronder (bij parketnummer 05/740143-15) te bespreken bedrijfspand in Schaijk is op 17 oktober 2014 een hennepkwekerij aangetroffen en op 28 oktober 2014 is in een pand aan de [adres 4] te Dodewaard een hennepstekkerij aangetroffen; van beide panden was de huurovereenkomst eveneens door verdachte ondertekend, in beide gevallen eveneens namens een ander, onder wie [naam 2] . [16]
De rechtbank merkt deze handelwijze, te weten het namens een ander (die buiten beeld blijft) huren van een bedrijfspand waarin een hennepkwekerij wordt geëxploiteerd, gelet op de overeenkomsten, aan als een voor verdachte kenmerkende werkwijze.
Verdachte heeft door het selecteren van het bedrijfspand, vervolgens het ondertekenen van de huurovereenkomst en daaropvolgend het betalen en blijven betalen van de borg, de huur en de energierekening een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan de exploitatie van het bedrijfspand als hennepkwekerij (inclusief de illegale stroomaftapping), waarvan hij naar het oordeel van de rechtbank op de hoogte was.
Bovendien heeft verdachte ten behoeve van de illegale exploitatie van het bedrijfspand een actieve rol gespeeld bij het creëren van een dekmantel voor die illegale activiteiten. Immers, verdachte heeft ten overstaan van de makelaar de schijn gewekt dat het pand door hem zou worden gebruikt voor een beddenzaak. En vervolgens is het - naar het oordeel van de rechtbank - verdachte geweest die [medeverdachte] heeft ingeschakeld om de showroom in te richten en hem daartoe te voorzien van een bestelbus, een telefoon en de sleutels van het pand. Immers, [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de bestelbus (die op naam van de BV van verdachte staat), de sleutels (die verdachte had ontvangen van de makelaar [17] ) en telefoon heeft gekregen van zijn baas “ [verdachte] ”, van wie het signalement in grote lijnen overeenkomt met verdachte die hem heeft uitgelegd wat de bedoeling was van het inrichten van de showroom. [18]
Op grond van het bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en (onbekend gebleven) anderen, gericht op het opzetten en instandhouden van een hennepkwekerij, dat sprake is van het medeplegen.
Ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf overweegt de rechtbank als volgt.
In het pand waren twee kweekruimtes. De eerste kweekruimte (A) was voorzien van 75 assimilatielampen en 2 koolstoffilters. De tweede kweekruimte (B) was voorzien van 52 assimilatielampen en koolstoffilters. De luchtverversing en luchtafvoer vond plaats middels flexibele buizen. De ventilatoren waren in werking. In ruimte A waren drie grote airconditioners op een houten stellage geplaatst en in ruimte B stonden er twee op een houten stellage. De vuile lucht werd door de airconditioners geleid en weer schoon de kwekerij ingeblazen. Voorts werd de belichting middels kunstlicht geregeld door tijdklokken, waren de kweekruimtes geheel afgeschermd van daglicht en geïsoleerd, werd de verwarming thermostaat-gestuurden waren de kweekruimtes zodanig geschakeld dat er één kweekruimte tegelijk in werking was. [19] Het teeltproces geschiedde aldus in afzonderlijke daartoe ingerichte ruimtes onder gecontroleerde condities en verliep in belangrijke mate geautomatiseerd met behulp van technische middelen, kennelijk ter optimalisering van het teeltproces en minimalisering van de daarvoor vereiste inspanning.
De aangetroffen hennepkwekerij kan derhalve als professioneel ingericht worden aangemerkt, en gelet op de aard en de inrichting niet anders worden beoordeeld dan als bestemd voor meerdere kweken en kennelijk gericht op het genereren van omzet.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als beroeps- of bedrijfsmatige teelt.
Feit 2
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank als volgt. De fraudespecialist van [naam 1] heeft ter plaatste geconstateerd dat er binnen een illegale aftakking was gemaakt op de aansluitkabel en dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was ( er waren zekeringen met onbeperkte waarde geplaatst). Door vorenstaande werd schade en hinder veroorzaakt aan [naam 1] , omdat de juiste tarievenregeling niet kon worden toegepast. Voorts was het gelijktijdig af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming met de installatie. [20]
Nu de rechtbank bewezen acht dat verdachte degene is geweest die samen met anderen de hennepkwekerij exploiteerde, acht de rechtbank ook bewezen dat het verdachte is geweest die in de ten laste gelegde periode samen met anderen de stroom/elektriciteit van [naam 1] heeft weggenomen.
Ten aanzien van parketnummer 05/740143-15 [21] :
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 17 oktober 2014 is in een bedrijfspand aan de [adres 3] te Schaijk, nadat de rechthebbende van dit pand toestemming had gegeven om toegang te forceren, een in werking zijnde hennepkwekerij met 110 planten aangetroffen en ontmanteld [22] . De fraude-inspecteur constateerde op 17 oktober 2014 een illegale elektriciteitsaansluiting in perceel [adres 3] te Schaijk. Deze aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepkwekerij in het perceel [adres 3] te Schaijk [23] .
Verdachte heeft - vergelijkbaar met de hierboven besproken zaak in Sint Anthonis - namens [naam 2] het bedrijfspand in Schaijk gehuurd met ingang van 15 november 2013. [24]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de subsidiair ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht. Daartoe heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om vast te stellen dat ter zake van de aangetroffen hennepkwekerij sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander, maar dat de medeplichtigheid van verdachte aan het telen van 110 hennepplanten en diefstal van stroom in de tenlastegelegde periode wel bewezen kan worden geacht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten bepleit en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het binnentreden van het pand heeft uitsluitend op basis van een anonieme melding plaatsgevonden en is dus onrechtmatig geweest. Dit moet leiden tot bewijsuitsluiting, hetgeen erin resulteert dat voldoende wettig bewijs ontbreekt.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat er voor het opzettelijk medeplegen van de hennepteelt en de diefstal van stroom noch voor de medeplichtigheid daaraan bewijs is.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank was het binnentreden in het bedrijfspand rechtmatig.
Op grond van de volgende elementen komt de rechtbank tot het oordeel dat redelijkerwijze vermoed kon worden dat sprake was van overtreding van de Opiumwet:
  • er was sprake van een anonieme melding met concrete informatie over de aard van het strafbare feit en de tijd en plaats;
  • de melding was actueel en spoedeisend (er zouden namelijk ten tijde van de melding 15 personen in het pand aanwezig zijn);
  • twee panden verderop was een auto aangetroffen waarvan de tenaamgestelde verschillende antecedent heeft op het gebied van de Opiumwet (hennep).
De rechtbank verwerpt dan ook het onrechtmatigheidsverweer.
Ten aanzien van betrokkenheid van verdachte bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij geen wetenschap droeg van de aanwezigheid van de hennep-kwekerij en niet wist van de diefstal van elektriciteit. Hij heeft op 1 november 2013 als vertegenwoordiger van [naam 2] het huurcontract getekend namens [naam 2] en vervolgens de huurpenningen van dit pand betaald alsook de energiekosten [25] .
[naam 2] is gevestigd aan de [adres 1] en is op 13 maart 2013 ingeschreven in het handelsregister van het ambtsgerecht Kleve [26] . Op genoemd adres is verdachte woonachtig [27] .
Als bestuurder van de [naam 2] wordt in het handelsregister [naam 4] te Weert genoemd [28] . Bij de huurovereenkomst zit tevens een machtiging d.d. 1 mei 2013 waarin verdachte door [naam 4] wordt gemachtigd om op te treden voor [naam 2] .
Verdachte heeft, als eerder overwogen, ter terechtzitting verklaard dat hij door [naam 4] was gevraagd om namens hem althans [naam 2] op te treden omdat de Nederlandse vennootschap van [naam 2] failliet was en [naam 4] een pand wilde hebben voor montagespullen en een opslag voor auto’s om te demonteren. [naam 4] zelf zou bovendien persoonlijk failliet zijn, aldus de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij [naam 4] wel wilde helpen met dit huurcontract omdat hij nog geld van [naam 4] tegoed had en hij voor het zetten van een handtekening € 1.500,00 kreeg [29] . Verdachte zou de sleutels van het pand aan [naam 4] hebben overhandigd in Kleve op de [adres 1] 1 [30] .
Ter terechtzitting van 3 april 2017 heeft verdachte over het bedrijfspand in Schaijk en zijn hulp aan [naam 4] dan wel [naam 2] verklaard dat:
  • [naam 4] althans de Nederlandse tak van [naam 2] hem nog in totaal € 20.000 was verschuldigd en dat hij, verdachte, deze vordering bij de curator(en) had aangemeld;
  • De huurpenningen en de energiekosten voor het pand van zijn privé-bankrekening werden afgeschreven, maar dat [naam 4] maandelijks het geld voor de huur en de energiekosten cash in zijn brievenbus deed;
  • Hij nooit heeft gevraagd aan [naam 4] waar dat contante geld vandaan kwam, ook al was verdachte bekend met het persoonlijke faillissement van [naam 4] ;
  • Hij nooit heeft gevraagd aan [naam 4] waarom hij niet zelf de huurovereenkomst kon ondertekenen;
  • Hij vroeger met [naam 4] heeft gewerkt in de montagehandel;
  • Hij zich de voornaam van [naam 4] niet kan herinneren;
  • Hij niets aan zijn hulp aan [naam 4] heeft verdiend, maar juist geld heeft verloren;
  • Hij heeft geprobeerd [naam 4] te traceren maar dat dit niet is gelukt.
Gelet op de vorenstaande feiten en omstandigheden en de verklaringen van verdachte hieromtrent is de rechtbank van oordeel dat het verhaal van verdachte dat hij uitsluitend en onwetend heeft gehandeld ten behoeve van [naam 4] niet geloofwaardig is. Immers, volgens verdachte had [naam 4] enerzijds wel geld om cash de huur en de energiekosten te betalen. Maar anderzijds kon hij de schuld aan verdachte niet betalen en desondanks ging verdachte gewoon door met het doen van betalingen voor [naam 4] .
Daarbij komt dat verdachte geen enkel inzicht heeft gegeven in de persoon van “ [naam 4] ”, noch hoe deze kon worden bereikt. Ook heeft verdachte geen ondersteuning gegeven voor zijn stelling dat hij cash geld van [naam 4] kreeg voor de betalingen van huur en energiekosten. Dit wekt eens te meer bevreemding nu het bedrijf [naam 2] was gevestigd op het woonadres van verdachte. De verklaringen van verdachte zijn dan ook niet te verifiëren.
Mede gelet op het feit dat verdachte werkzaam is in de zakelijke dienstverlening [31] acht de rechtbank niet goed voorstelbaar dat hij geen kritische vragen heeft gesteld waar dat beslist had gemoeten. De rechtbank merkt de door verdachte geschetste handelwijze dan ook aan als volstrekt ongeloofwaardig.
De overtuiging van de rechtbank wordt nog nader versterkt nu het adres van de achterliggende rechtspersoon [naam 2] en dat van verdachte identiek zijn. Dit duidt op een nauwe verbondenheid tussen, zo niet vereenzelviging van de juridische huurder [naam 2] en verdachte.
Op grond van het vorenoverwogene komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte bewust informatie achterhoudt en dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist van de aanwezigheid van de hennepkwekerij en de bijbehorende diefstal van elektriciteit in het bedrijfspand en dat hij een actieve bijdrage heeft geleverd aan de exploitatie ervan.
Zoals hiervoor bij de beoordeling van de tenlastelegging met parketnummer 05/740145-15 ook al overwogen, neemt de rechtbank nog in aanmerking dat dit handelen door verdachte past binnen een vaste modus operandi van verdachte, gelet op de reeds eerder aangetroffen hennepkwekerij in het voornoemde bedrijfspand in Sint Anthonis en de op 28 oktober 2014 aangetroffen hennepstekkerij in een pand aan de [adres 4] te Dodewaard, waarbij de huurovereenkomsten van beide panden door verdachte waren ondertekend.
Verdachte heeft door het selecteren van het bedrijfspand, vervolgens het ondertekenen van de huurovereenkomst en daaropvolgend het betalen en blijven betalen van de huur en de energierekening een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan de exploitatie van het bedrijfspand als hennepkwekerij (inclusief de illegale stroomaftapping), waarvan hij naar het oordeel van de rechtbank op de hoogte was.
Op grond van het bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en anderen, gericht op het opzetten en instandhouden van een hennepkwekerij, dat sprake is van het medeplegen.
Ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf overweegt de rechtbank het navolgende.
In het pand werden twee ruimtes aangetroffen waarvan één een kweekruimte was. De andere ruimte was waarschijnlijk wel eerder als kweekruimte in gebruik geweest. Naast 110 hennepplanten werden in beslag genomen:
 D38 armaturen
 38 aangesloten assimilatielampen
 18 niet aangesloten assimilatielampen
 Een schakelbord
 38 transformatoren
 4 koolstoffilters
 2 slakkenhuizen
 4 ventilatoren
 2 kachels;
 2 temperatuur ventilatoren
 1 water- beluchting en dompelpomp
 8 hygro-ph/ec en thermometer
 knipbenodigdheden.
De aangetroffen hennepkwekerij kan derhalve als professioneel ingericht worden aangemerkt, en gelet op de aard en de inrichting niet anders worden beoordeeld dan als bestemd voor meerdere kweken en kennelijk gericht op het genereren van omzet.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als beroeps- of bedrijfsmatige teelt.
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank als volgt.
De fraudespecialist van [naam 1] heeft ter plaatste geconstateerd dat het deksel van de aansluitkast open is geweest en dat er een illegale aansluiting op de bovenzijde van de zekeringhouders is gemaakt. Door de manipulatie werd afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. [32]
Nu de rechtbank bewezen acht dat verdachte degene is geweest die samen met anderen de hennepkwekerij exploiteerde, acht de rechtbank ook bewezen dat het verdachte is geweest die in de ten laste gelegde periode samen met anderen de stroom/elektriciteit van [naam 1] heeft weggenomen.

3.Bewezenverklaring

Ten aanzien van parketnummer 05/740145-15:
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde onder 1 en 2 heeft begaan, te weten dat:
1.
Primair
hij in
of omstreeksde periode van 01 maart 2014 tot en met 26 maart 2014 te
Sint Anthonis (
in één of meer ruimte(n) van een perceelin een perceel aan de [adres 2] tezamen
en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,in de uitoefening
van beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld
en/of bereiden/of bewerkt
en/of verwerkt
, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(
in een pand aan
een
(grote
)hoeveelheid van
(ongeveer)1555 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
Primair
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 01 maart 2014
tot en met 26 maart 2014 te Sint Anthonis tezamen en in vereniging met een
ander of anderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen (uit een perceel [adres 2] ) een hoeveelheid
elektriciteit (stroom),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s);
Ten aanzien van parketnummer 05/740143-15:
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde onder 1 en 2 heeft begaan, te weten dat:
1.
Primair
hij in
of omstreeksde periode van 01 oktober 2014 tot en met 17 oktober 2014 te Schaijk, gemeente Landerd, (in een pand/loods op perceel [adres 3] )
tezamen en in vereniging met één of meer anderen,
althans alleen,in de
uitoefening van beroep en/of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld
en/of bereiden/of bewerkt
en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad110 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
Primair
hij
op één of meet tijdstippenin of omstreeks de periode van 01 oktober 2014 tot en met 17 oktober 2014 te Schaijk,
gemeente Landerd,tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (uit een perceel gelegen aan de [adres 3] ) een hoeveelheid elektriciteit (stroom),
in elk geval
enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [naam 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/740145-15:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 05/740143-15:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Medeplegen van in de uitoefening van een beroep op bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt vrijgesproken van de onder de parketnummers 05/740145-15 en 05/740143-15 tenlastegelegde primaire feiten en ter zake de ten laste gelegde feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair van parketnummer 05/740145-15 en de ten laste gelegde feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair van parketnummer 05/740143-15 zal worden veroordeeld tot het verrichten van 180 uren werkstraf, te vervangen door 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
In het geval dat verdachte zou worden veroordeeld heeft de verdediging betoogd dat gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, de leeftijd van verdachte en het feit dat hij ‘first offender’ is, de strafeis van de officier van justitie te hoog is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 8 februari 2017.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich tezamen met een ander op twee locaties schuldig heeft gemaakt aan hennepteelt. Het ging daarbij om professioneel ingerichte kwekerijen. Verdachte heeft aldus bijgedragen aan het in stand houden van het illegale hennepcircuit en de daaraan gerelateerde criminaliteit. Het is algemeen bekend dat hennepteelt en de criminele organisaties daar omheen leiden tot grote nadelige gevolgen als sociale overlast, problemen voor de volksgezondheid en corrumperende vermenging van onderwereld en bovenwereld. Daarnaast heeft verdachte stroom gestolen, kennelijk om de inkomsten uit de teelt te maximaliseren. Doordat verdachte wijzigingen in de elektrische installatie heeft aangebracht is voorts gevaar voor goederen ontstaan.
Verdachte heeft zich, ook gelet op zijn ontkennende houding, kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag. Weliswaar is verdachte niet eerder veroordeeld wegens hennepteelt, maar ondanks de ontdekking van de hennepkwekerij in Sint Anthonis is hij wel nog gewoon een aantal maanden doorgegaan met de kwekerij in Schaijk.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn waarbinnen een strafzaak dient te worden behandeld is overschreden. Op 23 april 2014 is verdachte voor het eerst verhoord. Gelet op de datum van het vonnis (14 april 2017) is de redelijke termijn met bijna een jaar overschreden. Deze overschrijding kan deels aan verdachte worden toegerekend, nu hij om uitstel heeft verzocht toen hij een in mei 2016 geplande zitting niet kon bijwonen. Mede met het oog hierop zal de rechtbank volstaan met de enkele constatering van de overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging wel rekening met het tijdsverloop en met het feit dat verdachte lange tijd in onzekerheid heeft gezeten over de afloop van zijn strafzaak.
De rechtbank acht, alles afwegende, een forse werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Aan verdachte zal derhalve worden opgelegd een werkstraf van 240 uren (subsidiair 120 dagen hechtenis) en voorts, om recidive te voorkomen, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk.
De rechtbank zal evenals de officier van justitie geëist heeft, de duur van de proeftijd stellen op drie jaar. Een stevige “stok achter de deur” is naar het oordeel van de rechtbank op zijn plaats om zoveel mogelijk te waarborgen dat verdachte niet meer zal recidiveren.
Ten aanzien van het beslag:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bestelbus [merk] [kenteken] dient te worden verbeurdverklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt over het beslag ingenomen.
Beoordeling door de rechtbank
De in beslag genomen en niet teruggegeven bestelbus [merk] [kenteken] is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een goed betreft dat verdachte toebehoort en met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank zal de verbeurdverklaring uitspreken.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [naam 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 primair van parketnummer 05/740143-15 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.005,82.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [naam 1] tot betaling van het bedrag van € 2.005,82 met wettelijke rente toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat [naam 1] zijnde de netwerkbeheerder niet degene is die de schade heeft geleden, zodat de vordering dient te worden afgewezen dan wel [naam 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de gevorderde administratiekosten feitelijk als incassokosten zijn aan te merken en deze kosten zonder een zogenaamde “veertiendagenbrief” niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair van parketnummer 05/740143-15 bewezen verklaarde handelen tot € 873,93 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Hiertoe overweegt de rechtbank dat vaststaat dat er illegaal stroom afgetapt is en dat aannemelijk is dat [naam 1] als leverancier voor de transportdiensten (de netbeheerder) schade heeft geleden nu zij heeft zorggedragen voor het transport van de illegale stroom, welke dienst haar niet wordt vergoed.
De gevorderde administratiekosten van € 363,89 worden betwist en zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 1 oktober 2014.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 24c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 91, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
- een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
o bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit, waarbij de
proeftijd op drie jarenwordt bepaald;
 Verklaart verbeurd de in beslag genomen en niet teruggegeven bestelbus [merk] [kenteken]
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 1] :
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 primair onder parketnummer 05/740143-15 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [naam 1],
van een bedrag van € 873,93 (achthonderddrieënzeventig euro en drieënnegentig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 768.00;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. J. Barrau en mr. M.W. Stoet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 april 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Brabant, hennepteam opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL21T2 2014023815, gesloten op 1 juli 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het stamproces-verbaal van bevindingen, p. 4-7; schriftelijk bescheid inhoudende kadastraal bericht p. 14; fotomap [adres 2] p. 85-87, 99-127; rapport berekening wederechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij p. 249-260.
3.Het stamproces-verbaal van bevindingen p. 4-5.
4.Het proces-verbaal van aangifte p. 168; een schriftelijk bescheid inhoudende een aangifteformulier van [naam 1] met bijlagen p. 170-173.
5.Een schriftelijk bescheid inhoudende een huurovereenkomst winkelruimte te St. Anthonis, [adres 2] p. 28-34, 54; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2017.
6.Het stamproces-verbaal met bijlage p. 3, 12; het proces-verbaal van bevindingen p. 13.
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 april 2017; een schriftelijk bescheid inhoudende een debiteurenkaart en bankafschriften p. 64-71; stamproces-verbaal p. 8.
8.De wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Brabant, hennepteam opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL21T2 2014023815, gesloten op 1 juli 2014 en het bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte stamproces-verbaal p. 8.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 april 2017.
10.Een schriftelijk bescheid inhoudende een uittreksel uit het Duitse Handelsregister “des Amtsgerichts Kleve” p. 37.
11.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 april 2017.
12.Het proces-verbaal van bevindingen p. 9
13.Het proces-verbaal van bevindingen p. 10; het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 138; verklaring verdachte ter terechtzitting
14.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] p. 151
15.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 april 2017.
16.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 3 april 2017
17.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 3 april 2017
18.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte] , pag. 151 (1e helft) en pag. 152 (midden)
19.Het stamproces-verbaal, p. 5,6.
20.Een schriftelijk bescheid inhoudende een aangifte door [naam 1] van aangifte p. 171-172.
21.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Brabant, district Maas en Leijgraaf, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2100-2014143754, gesloten op 9 januari 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
22.Het proces-verbaal van relaas p. 2a.
23.Een schriftelijk bescheid inhoudende een aangifteformulier van [naam 1] p. 6-7.
24.Een schriftelijk bescheid inhoudende een huurovereenkomst pand te [adres 3] p. 25-27, 54; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2017.
25.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 april 2017.
26.Het stamproces-verbaal p. 8.
27.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 april 2017.
28.Een schriftelijk bescheid inhoudende een uittreksel uit het Duitse Handelsregister “ des Amtsgerichts Kleve” p. 34
29.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 april 2017.
30.Het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 41.
31.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 april 2017.
32.Een schriftelijk bescheid inhoudende een aangifte door [naam 1] van aangifte p. 6-7.