ECLI:NL:RBGEL:2017:2094

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
13 april 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 7737
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor transformatie van kantoorgebouw naar studentenwoningen in Nijmegen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. C.J. Schipperus, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen. Eisers hadden een omgevingsvergunning aangevraagd voor de transformatie van een kantoorgebouw in Nijmegen naar 80 studentenwoningen. De gemeente heeft deze aanvraag geweigerd, omdat deze in strijd zou zijn met het bestemmingsplan en de Wet geluidhinder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag niet voldoet aan de bestemmingsplanregels, die vereisen dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan indien voldaan wordt aan de Wet geluidhinder. De rechtbank oordeelt dat de weigering van de omgevingsvergunning terecht is, omdat de aanvraag niet past binnen de bestemming 'Gemengd' en er geen hogere waarde kan worden vastgesteld voor de geluidsbelasting. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers verworpen en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/7737

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eisers]

[eisers], eisers
(gemachtigde: mr. C.J. Schipperus),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning geweigerd.
Bij besluit van 8 december 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2017.
Namens eisers zijn [naam] en gemachtigde verschenen.
Namens verweerder zijn mr. R. Pennekamp, mr. drs. A.J.C. van der Heijden en
mr. L.C.G. Hoenselaar verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eisers hebben een omgevingsvergunning aangevraagd voor de wijziging van het kantoorgebouw [locatie] te Nijmegen naar 80 studentenwoningen. De aanvraag ziet op de activiteiten bouwen en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Verweerder heeft de aanvraag onder andere geweigerd omdat deze in strijd is met het bestemmingsplan nu de aanvraag niet voldoet aan de Wet geluidhinder en het voorgestane gebruik “wonen” niet binnen de bestemming “Gemengd” past. Daarnaast heeft verweerder geweigerd om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) in samenhang met artikel 4, eerste en negende lid van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen.
2. Het perceel ligt binnen de grenzen van het bestemmingsplan “Nijmegen West” en heeft de bestemming “Gemengd” met de aanduiding “Geluidszone-Industrie”.
3. Ingevolge artikel 10, onder a, van de planvoorschriften zijn de voor “Gemengd” aangewezen gronden bestemd voor wonen, bedrijven, kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.
Ingevolge artikel 35.2 van de planvoorschriften mag op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding “geluidzone-industrie”, ongeacht het bepaalde in de geldende bestemmingen, geen bebouwing voor geluidsgevoelige functies worden opgericht, tenzij een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder is vastgesteld.
Ingevolge artikel 1.84 van de planvoorschriften wordt onder wonen verstaan: de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip.
Ingevolge artikel 1.85 van de planvoorschriften wordt onder woning verstaan: een
(gedeelte van een)gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan omdat ter plaatse niet voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.
5.1.
Eisers betogen dat verweerder de omgevingsvergunning niet kan weigeren op de grond dat het voorgenomen gebruik niet binnen de bestemming “Gemengd” past omdat wonen daarin is toegestaan, en het begrip ‘woning’ in artikel 10.1 van de planregels niet is genoemd.
5.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 10.1. onder a, van de planvoorschriften volgt dat de voor “Gemengd” aangewezen gronden onder andere zijn bestemd voor wonen. Uit artikel 1.84 volgt dat onder wonen wordt verstaan: de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw (...). Hier is sprake van een gebouw waarin meerdere personen worden gehuisvest in 80 zelfstandige woningen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft bij uitspraak van 23 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1669, het bestemmingsplan “Nijmegen West” vernietigd voor zover het betreft artikel 1, lid 1.85, van de planregels, voor zover het betreft de daarin aanvankelijk opgenomen zinsnede “(gedeelte van een)”. Uit de overwegingen van de uitspraak van de Afdeling – waarbij ook uitdrukkelijk een relatie is gelegd met de in artikel 1.84 van de planregels neergelegde begripsbepaling van ‘wonen’ – blijkt dat met deze uitspraak beoogd is te voorkomen dat op basis van de planregels onbeperkt woningsplitsing en kamerbewoning zou zijn toegestaan. Tegen die achtergrond kan de overgebleven planregeling niet anders worden geduid dan dat binnen de in het bestemmingsplan toegelaten woonbestemmingen splitsing van woningen niet bij recht is toegestaan. De beroepsgrond faalt.
5.3.
Ten aanzien van het betoog van eisers dat verweerder voor zover de definitie van woning relevant zou zijn deze niet eenduidig toepast, overweegt de rechtbank als volgt. Voor de situatie waar eisers naar verwijzen, namelijk het pand [locatie II] te Nijmegen, is weliswaar een vergunning verleend maar ter zitting is van de zijde van verweerder aangegeven dat deze vergunning nog niet onherroepelijk is, en dat in bezwaar alsnog volledige toetsing aan de bestemmingsplanregels zal plaatsvinden. De beroepsgrond faalt.
6. De beslissing om al dan niet met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan behoort in dit geval tot de bevoegdheid van verweerder, waarbij verweerder beleidsruimte heeft en de rechter toetst of verweerder in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om daarvoor al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen.
7.1.
Eisers betogen dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat hij niet kan afwijken van het bestemmingsplan omdat dat ruimtelijk niet verantwoord is.
7.2.
Verweerder heeft geweigerd om af te wijken van het bestemmingsplan omdat hij de aanvraag in strijd acht met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder heeft aan de besluitvorming de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
Realisatie van het plan is alleen mogelijk mits een hogere waarde besluit voor het pand wordt vastgesteld. Dit is echter niet mogelijk omdat de gevelbelasting ter plaatse van pand dermate hoog is dat de maximale grenswaarde voor industrielawaai wordt overschreden.
Het toepassen van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, in dit geval het aanbrengen van drie dove gevels, stuit op stedenbouwkundige bezwaren. De interne woonkwaliteit kan daardoor niet worden gegarandeerd omdat er in het merendeel van de woonunits dan geen raam meer open kan.
Een gezoneerd industrieterrein heeft de bedoeling om geluidgevoelige bestemmingen en industrie van elkaar gescheiden te houden zodat de (bestaande) industrie haar activiteiten ongehinderd kan blijven uitvoeren. De aanvraag is in strijd met deze doelstelling.
Er is sprake van een voormalig kantoorpand dat is georiënteerd op de Energieweg. De Energieweg wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van bedrijven, groothandel, kantoren en dergelijk. Er zijn ter plaatse geen woonfuncties aanwezig. De omgeving en de (beeld)kwaliteit van de Energieweg spelen niet in op de kwaliteit van een woonomgeving maar voornamelijk op verkeersaspecten zoals doorstroming en de ontsluiting van bedrijven. Wonen is hier stedenbouwkundig gezien niet gewenst en verweerder is ook niet voornemens dit gebied te transformeren naar woongebied.
De aanvraag past niet binnen verweerders woonbeleid. In dat beleid is bepaald dat wat wonen betreft in Nijmegen bij nieuwe ontwikkelingen in de bestaande stad gewerkt wordt met een “nee, tenzij”- beleid waarbij de voorkeur gegeven wordt aan ontwikkelingen in de Waalsprong en in het Waalfront. Er gelden twee tenzij’s: wonen en zorg en goedkope woningbouw. Wonen en zorg is hier niet aan de orde en de eenheden zijn niet goedkoop. Vanuit het woonbeleid kan er dan ook geen medewerking worden verleend aan dit plan.
Verweerder wil geen precedent scheppen en zo voorkomen dat soortgelijke initiatieven in het betrokken gebied mogelijk worden.
De rechtbank oordeelt dat verweerder zich met de voorgaande motivering in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanvraag in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en daardoor niet wil meewerken aan een afwijking van het bestemmingsplan. De beroepsgrond faalt.
8.1.
Eisers betogen dat verweerder de door hen aangedragen akoestische oplossing heeft mee moeten wegen in de besluitvorming.
8.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Eisers hebben bij brief van 23 september 2016 een architectonische impressie ingediend voor een akoestische oplossing. In deze brief is aangegeven dat “De aanvraag voor de omgevingsvergunning die nodig is om de akoestische maatregel te realiseren, separaat wordt ingediend met het doel in het kader van voormelde bezwaarprocedure zo spoedig mogelijk tot een concreet zicht op legalisering te komen”.
De rechtbank oordeelt dat gelet op deze brief de eventuele aanpassing van het pand met een akoestische gevel geen onderdeel uitmaakt van de aanvraag. Dit mede gelet op het feit dat geen sprake is van wijzigingen van ondergeschikte aard omdat de uiterlijke verschijningsvorm van het gebouw in relevante zin wijzigt.
Verweerder hoefde daarnaast niet te wachten op een oplossing omdat dat niet afdoet aan de weigeringsgrond dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan en het feit dat verweerder niet bereid is om mee te werken aan een afwijking van het bestemmingsplan. Daarom bestond er voor verweerder geen reden om dit mee te laten wegen. De beroepsgrond faalt.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Besselink, rechter, in tegenwoordigheid
van mr. M.H. Dijkman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.