ECLI:NL:RBGEL:2017:2048

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
05/720012-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling tijdens vechtpartij in Groesbeek

Op 11 april 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier mannen uit Groesbeek, die verdacht werden van poging tot doodslag en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 september 2013 tijdens een feest in een tent bij café [naam 1] in Groesbeek. Tijdens een opstootje tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en de zoon van de aangever, [getuige 1], werd de aangever, die zijn zoon probeerde te beschermen, door de verdachten op de grond geschopt en geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever, terwijl hij weerloos op de grond lag, door de verdachten met kracht tegen het hoofd en bovenlichaam is geschopt, wat heeft geleid tot ernstig lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen van poging tot doodslag, aangezien de verdachten gezamenlijk en bewust geweld hebben gebruikt tegen de aangever. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden en hen verplicht tot het betalen van schadevergoeding aan de aangever. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen als betrouwbaar beoordeeld, terwijl de verdediging onvoldoende bewijs heeft kunnen leveren voor vrijspraak. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720012-15
Datum uitspraak : 11 april 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1]
raadsvrouw: mr. I.C.E. Draisma, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 september 2013 te Groesbeek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, tezamen met zijn mededader(s), althans alleen:
-(meermalen) (met kracht) (met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het bovenlichaam en/of elders tegen het lichaam van die [benadeelde] heeft geschopt en/of getrapt en/of
-(meermalen) (met kracht) (met gebalde vuist) tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het bovenlichaam en/of elders tegen het lichaam van die [benadeelde] heeft gestompt en/of geslagen, (terwijl die [benadeelde] roerloos, in elk geval in een kwetsbare positie, op de grond lag)
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 01 september 2013 te Groesbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- een gebroken neus en/of
- een gebroken (rechter) oogkas en/of
- een gebroken jukbeen en/of
- een gebroken kaak (onderkaak, bovenkaak, zijkant kaak en kaakkop) en/of
- een gescheurde lip en/of
- een gescheurd oor,
heeft toegebracht, door die [benadeelde] tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen:
-(meermalen) (met kracht) (met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het bovenlichaam en/of elders tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
-(meermalen) (met kracht) (met gebalde vuist) tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het bovenlichaam en/of elders tegen het lichaam te stompen en/of te slaan, (terwijl die [benadeelde] roerloos, in elk geval in een kwetsbare positie, op de grond lag);
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 01 september 2013 te Groesbeek, openlijk, te weten op of aan de openbare weg: de [adres 2] , in elk geval op of aan een openbare weg en/of een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] , welk geweld bestond uit:
-het (meermalen) (met kracht) (met geschoeide voet) schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het bovenlichaam en/of elders tegen het lichaam van die [benadeelde] en/of
-het (meermalen) (met kracht) (met gebalde vuist) stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het bovenlichaam en/of elders tegen het lichaam van die [benadeelde] , (terwijl die [benadeelde] roerloos, in elk geval in een kwetsbare positie, op de grond lag);
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- een gebroken neus en/of
- een gebroken (rechter) oogkas en/of
- een gebroken jukbeen en/of
- een gebroken kaak (onderkaak, bovenkaak, zijkant kaak en kaakkop) en/of
- een gescheurde lip en/of
- een gescheurd oor,
althans enig lichamelijk letsel, voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 september 2013 vond in een tent bij café [naam 1] in Groesbeek een feest plaats. In de tent heeft een opstootje plaatsgevonden tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en [getuige 1] . Aangever [benadeelde] heeft zijn zoon, [getuige 1] , vastgepakt en zij zijn vervolgens begeleid door personeel van het café naar buiten gezet. Aangever en [getuige 1] zijn buiten ten val gekomen. [2]
[getuige 6] heeft in de tent tegen haar vader, medeverdachte [medeverdachte 4] , gezegd: ‘Je moet komen, [getuige 1] en zijn vader zijn [medeverdachte 1] aan het slaan’. [3] Verdachte en de medeverdachten zijn allen de tent uit gegaan. [4] Buiten is een vechtpartij ontstaan, waarbij aangever, terwijl hij op de grond lag, tegen zijn bovenlichaam en gezicht is geschopt en geslagen. [5] Aangever heeft daarbij het volgende letsel opgelopen: gescheurd oor, gescheurde lip, breuk van het neusbeen en breuken aan de rechterzijde van het aangezicht, te weten ter hoogte van de oogkasbodem, ter hoogte van de voorwand en de zijwand van de neusbijholte, ter hoogte van de jukboog en ter hoogte van het opstijgende deel van de kaakhoek. Aangever is geopereerd waarbij de breuken zijn gezet. De wonden van de wang en het oor zijn gehecht. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen in het procesdossier wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte en de medeverdachten het slachtoffer hebben geschopt terwijl deze op de grond lag. De verklaringen van aangever, [getuige 1] en [getuige 2] worden op belangrijke punten ondersteund door de verklaringen van de anonieme getuige, [getuige 3] en [getuige 4] . Er is geen sprake van een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), zoals door de verdediging is bepleit.
Verdachte heeft (voorwaardelijk) opzet gehad op de dood van aangever. Het meermalen krachtig en met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd van aangever terwijl hij op de grond lag, levert naar uiterlijke verschijningsvorm een poging tot doodslag op. Er is sprake van een gezamenlijke uitvoering, nauw en bewust. De intellectuele en materiële bijdrage aan het delict van verdachte is van voldoende gewicht. Er is dan ook sprake van medeplegen. Niet is gebleken dat aangever het letsel voor de vechtpartij buiten de tent al had opgelopen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde nu sprake is van onvoldoende bewijs voor een bewezenverklaring. De verdediging heeft naar voren gebracht dat de verklaring van aangever als ongeloofwaardig en onbetrouwbaar terzijde moet worden geschoven. Er kunnen voorts grote vraagtekens worden gezet bij de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 5] . De verklaring van [getuige 1] mag niet gebruikt worden om tot een bewezenverklaring te komen. Voorts voert de verdediging aan dat niet bewezen kan worden dat sprake is van een causaal verband tussen het letsel en het tenlastegelegde feit. Niet bewezen kan worden dat sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging naar voren gebracht dat nu het causaal verband tussen het letsel en de geweldpleging buiten de feesttent ontbreekt, er geen bewijs is voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdediging heeft ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde naar voren gebracht dat verdachte geen aandeel heeft gehad aan het openlijk geweld.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever heeft op 7 september 2013 aangifte gedaan en verklaard dat hij, nadat hij en zijn zoon buiten de tent ten val waren gekomen, heeft gehoord dat een grote groep achter hem aan kwam lopen en dat hij [medeverdachte 1] tegen zijn vader [medeverdachte 4] zag en hoorde zeggen: "hij hoorde er ook bij". Aangever zag dat [verdachte] , [medeverdachte 3] en nog meer mensen erbij waren. Hij heeft verklaard dat hij zag en voelde dat hij hard werd getrapt terwijl hij op de grond lag. Hij werd overal op zijn lichaam en hoofd getrapt en geslagen, maar werd vooral op het hoofd en gezicht geschopt.
Aangever heeft op 5 juni 2015 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niet alleen heeft gehoord, maar ook heeft gezien dat een groep achter hem aan kwam. Hij keek, liggend op [getuige 1] , links over zijn schouder richting de uitgang van de tent en zag daar [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [verdachte] staan. [7]
De zoon van aangever, [getuige 1] , heeft verklaard dat hij en zijn vader zijn gevallen toen ze buiten kwamen en dat aangever op [getuige 1] lag, met zijn gezicht naar [getuige 1] toe. [getuige 1] heeft verklaard dat hij 8 à 10 man naar buiten zag komen stormen en dat één van deze mannen [medeverdachte 1] was. [getuige 1] hoorde [medeverdachte 1] tegen zijn vader (
rechtbank: [medeverdachte 4]) zeggen: "hij hoorde er ook bij". [getuige 1] zag en voelde dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [verdachte] vervolgens begonnen te trappen en te slaan. [getuige 1] zag dat zijn vader meerdere trappen tegen zijn hoofd kreeg. Alle vier de mannen trapten zijn vader. [8] Bij de
rechter-commissaris heeft [getuige 1] verklaard dat hij heeft gezien dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] zijn vader in het gezicht hebben geschopt. Hij heeft [medeverdachte 3] zien schoppen, maar weet niet of hij gezien heeft dat hij het gezicht van zijn vader raakte. [9]
[getuige 2] , de vriendin van [getuige 1] , was ook bij het feest aanwezig en heeft verklaard dat zij, toen zij buiten was, zag dat aangever en [getuige 1] op de grond lagen en dat [medeverdachte 1] , zijn vader [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [verdachte] en nog twee haar onbekende mannen allemaal tegen aangever en [getuige 1] aan het schoppen waren. Ze zag dat aangever door die schoppen werd geraakt tegen de rechterkant van zijn hoofd en de rechterkant van zijn bovenlichaam. [10]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat iedereen naar buiten liep, ook de familie van [medeverdachte 1] . Zij heeft verklaard dat ze zag dat ‘de hele familie van [medeverdachte 1] met z'n allen op [benadeelde] (
rechtbank: aangever)gingen’. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat ze [medeverdachte 1] nog heeft aangesproken, ‘dat deze niet durfde en toen wel, en dat dat ene trapje ook niet uitmaakte’. Ze heeft verklaard dat ze niet weet wanneer het vechten begon, ‘dat op dat moment alleen [benadeelde] en [getuige 1] buiten waren’ en dat toen de familie van [medeverdachte 1] naar buiten kwam. [getuige 3] heeft [medeverdachte 1] herkend bij de ruzie. [11]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij aangever op de grond zag liggen en dat hij zag dat mannen aangever sloegen en schopten. [getuige 4] zag [medeverdachte 4] schoppende bewegingen maken richting aangever. [medeverdachte 4] schopte aangever met zijn zool door zijn knie te heffen om vervolgens aangever met de zool van zijn schoen te raken. [getuige 4] zag dat [medeverdachte 4] aangever met kracht schopte. [getuige 4] herkende ook [medeverdachte 1] , maar heeft [medeverdachte 1] niet zien schoppen en slaan. De andere mannen schopten met kracht met de zool en de punt van de schoen. Ze schopten aangever vanaf zijn borstkas tot en met zijn hoofd en sloegen aangever met kracht en gebalde vuist op de borstkas en armen. [12] Bij de rechter-commissaris heeft getuige [getuige 4] aanvullend verklaard dat hij in de tent zag hoe de groep rond de familie [medeverdachten] naar de uitgang stoof. [13]
Er is ook een getuige anoniem gehoord. Deze getuige heeft verklaard twee mannen de tent uit te hebben zien lopen, een oudere man en een jongere man, en dat het er op leek dat de oudere man de jongere man in bedwang probeerde te houden. De getuige heeft gezien dat terwijl deze mannen aan het ‘worstelen’ waren, een man naar buiten kwam rennen en boos riep ‘waar zijn ze’. Deze persoon wordt ‘ [medeverdachte 3] ’ genoemd. De getuige heeft vervolgens verklaard dat er bijna tegelijkertijd vijf mannen de tent uit kwamen. ‘ [medeverdachte 3] ’ kreeg de twee op de grond liggende mannen in de gaten en stormde er op af. De getuige zag dat ‘ [medeverdachte 3] ’ direct begon te schoppen naar de twee mannen op de grond. Hij schopte de mannen tegen hun hoofd. De getuige heeft in ieder geval drie schoppen gezien. Een van de mannen die samen met ‘ [medeverdachte 3] ’ de tent uit kwam rennen heeft ook geschopt. [14]
De bijnaam van medeverdachte [medeverdachte 3] is ‘ [medeverdachte 3] ’. [15]
Betrouwbaarheid verklaring aangever
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangever dat hij buiten de tent een grote groep achter hem aan hoorde en zag komen lopen, dat hij [medeverdachte 1] tegen zijn vader, [medeverdachte 4] , zag en hoorde zeggen: "hij hoorde er ook bij", en dat hij verdachte en de medeverdachten heeft zien staan toen hij op zijn zoon lag, betrouwbaar. Aangever heeft dit zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris verklaard en deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 1] .
De rechtbank acht de verklaring van aangever dat hij heeft gezien dat verdachte en de medeverdachten hem schopten en sloegen, niet betrouwbaar, nu uit de verklaring van aangever volgt dat hij bij de val bovenop zijn zoon terecht is gekomen met zijn buik op zijn zoon. Hieruit leidt de rechtbank af dat aangever met zijn hoofd naar de grond toe lag. Uit de verklaring van aangever komt voorts naar voren dat hij zijn gezicht heeft proberen te beschermen. Dit wordt ondersteund door meerdere getuigenverklaringen. De rechtbank acht het, gelet op de positie van aangever, waarbij hij zijn handen voor zijn gezicht heeft gehad, niet geloofwaardig dat aangever op dat moment heeft kunnen zien wie hem schopten en sloegen. De rechtbank zal de verklaring van aangever op dit punt dan ook uitsluiten van het bewijs.
Betrouwbaarheid getuigenverklaringen
De gevoerde betrouwbaarheidsverweren worden slechts besproken indien en voor zover de verklaringen waarop die verweren zien, daadwerkelijk voor het bewijs worden gebezigd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 1] dat [getuige 1] op de avond van het incident tegen de politie heeft gezegd dat hij met zijn vader en nog twee familieleden in een vechtpartij was beland met de familie [medeverdachten] [16] , maar dat hij niet nader wil verklaren omdat hij geen bemoeienis van de politie wil. Op 2 oktober 2013 heeft [getuige 1] wel een verklaring bij de politie afgelegd. Hij bevestigt deze verklaring tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van [getuige 1] duidelijk, consistent en voldoende specifiek. Zo scherpt [getuige 1] in het verhoor bij de rechter-commissaris aan dat hij op dat moment niet meer weet of hij heeft gezien dat [medeverdachte 3] tegen het gezicht van aangever schopte. Dat door [getuige 1] op bepaalde onderdelen over het verloop van de avond voorafgaand aan het incident wisselend is verklaard, doet naar het oordeel van de rechtbank aan de geloofwaardigheid van de verklaring over het incident niet af. De rechtbank acht op grond van voorgaande de verklaringen van [getuige 1] geloofwaardig en betrouwbaar en zal deze voor het bewijs gebruiken. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
De rechtbank overweegt dat de door [getuige 2] bij de politie afgelegde verklaring, waarin zij verklaart over de aanwezigheid van de vier verdachten én over twee haar onbekende mannen, de rechtbank authentiek en geloofwaardig voorkomt. De getuige heeft voorts gedetailleerd verklaard over het verloop van de avond. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de getuige te twijfelen, temeer nu de verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank zal de verklaring dan ook gebruiken voor het bewijs en verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Tussenconclusie
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen niet anders worden afgeleid dan dat verdachte en de medeverdachten de personen zijn die aangever hebben geschopt en geslagen. Niet is aannemelijk geworden dat buiten de tent al een grote groep aan het vechten was toen verdachte en de medeverdachten de tent uit kwamen. Evenmin is aannemelijk geworden dat er voor iemand anders dan de familie [medeverdachten] een reden bestond om vader en zoon [benadeelde] te mishandelen. Uit het procesdossier is ook niet gebleken dat anderen dan de familie [medeverdachten] het feit zouden hebben gepleegd. Als getuigen al namen noemen van personen die de aangever zouden hebben geschopt en geslagen, worden enkel de namen van verdachte en of de medeverdachten genoemd. De rechtbank acht gelet op vorenstaande bewezen dat verdachte en de medeverdachten aangever hebben geschopt en geslagen, terwijl aangever op de grond lag.
De rechtbank overweegt dat uit het procesdossier duidelijk naar voren komt dat sprake is van angst voor de familie [medeverdachten] . Meerdere personen hebben immers niet willen of durven verklaren en hebben daarbij aangegeven dit niet te willen uit angst voor de familie [medeverdachten] . Zo komt uit het procesdossier naar voren dat een aantal mensen beslist geen officiële getuigenverklaring wilde afleggen uit angst voor de heer [medeverdachte 5] [17] , dat een getuige na overleg met haar man geen verklaring wil afleggen omdat een van de partijen en zijn familie ( [medeverdachten] ) regelmatig in de cafetaria komen [18] en dat [getuige 7] heeft verklaard dat de familie [benadeelde] en de familie [medeverdachten] ruzie hebben gehad met elkaar, maar dat hij geen problemen wil met beide families en daarom niets wil verklaren [19] .
Causaal verband
De rechtbank overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat aangever het letsel reeds had opgelopen in de tent dan wel dat het letsel is veroorzaakt door de val met [getuige 1] . Wel is gebleken dat [getuige 1] in de tent heeft tegengestribbeld, maar niet in die mate dat daardoor het letsel zou zijn veroorzaakt. De kans dat het letsel bij aangever is ontstaan door meerdere krachtige schoppen tegen het hoofd acht de rechtbank daarentegen wel aannemelijk. De rechtbank overweegt daarbij dat uit de medische gegevens naar voren komt dat het waarschijnlijker is dat het letsel is veroorzaakt door de lokale inwerking van hevig botsend uitwendig geweld zoals bijvoorbeeld door slaan en/of schoppen, dan door uitwendig botsend geweld op een vlak oppervlak, zoals bij op de grond vallen. [20] De rechtbank is dan ook van oordeel dat het door aangever opgelopen letsel in redelijkheid kan worden toegerekend aan verdachte.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat verdachte en de medeverdachten, nadat een conflict tussen [medeverdachte 1] en [getuige 1] heeft plaatsgevonden, allen de tent uit zijn gegaan, dat [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 4] heeft gezegd ‘hij hoorde er ook bij’ en dat de verdachten in een groep op aangever af zijn gegaan en geweld jegens aangever hebben gebruikt. De rechtbank overweegt dat op het moment dat verdachten de tent uit zijn gegaan, voor hen allen duidelijk moet zijn geweest dat er geweld gebruikt zou gaan worden. Verdachten traden vervolgens als een groep op richting aangever en hebben nagenoeg gelijktijdig geweld uitgeoefend jegens aangever. Vorenstaande levert naar het oordeel van de rechtbank een zodanige gezamenlijke uitvoering en een nauwe samenwerking op dat sprake is van medeplegen.
(Voorwaardelijk) opzet
Uit de aangehaalde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en de medeverdachten aangever tegen het hoofd en bovenlichaam hebben geschopt, terwijl hij weerloos op de grond lag. Er wordt door de getuigen gesproken over krachtige trappen. Het letsel van het slachtoffer bevestigt dat met kracht is getrapt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is waarin vitale organen, zoals de hersenen, zich bevinden, en dat geweld tegen het hoofd fatale gevolgen kan hebben. Met het toepassen van fors geweld tegen het hoofd, zoals het geven van een krachtige schop met geschoeide voet, bestaat de aanmerkelijke kans dat letsel wordt toegebracht dat uiteindelijk kan leiden tot de dood. Zo komt uit het forensisch geneeskundig onderzoek naar voren dat één (of meerdere) harde klap(pen) of schoppen tegen het gelaat/elders op het hoofd kan leiden tot meer of minder ernstig hersenletsel, al dan niet gepaard gaande met levensbedreigende hersenfunctiestoornissen, of tot beschadiging van de nekslagader, met levensbedreigend bloedverlies tot gevolg. Verdachte heeft deze aanmerkelijke kans bewust aanvaard door samen met de medeverdachten gericht en met kracht tegen het hoofd van aangever te schoppen. Verdachte heeft daarmee het voorwaardelijk opzet op de dood van aangever gehad.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde medeplegen van een poging tot doodslag.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks01 september 2013 te Groesbeek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,[benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, tezamen met zijn mededader
(s
), althans alleen:
-
(meermalen
) (met kracht
) (met geschoeide voet
)tegen het hoofd en/of het gezicht en
/ofhet bovenlichaam
en/of elders tegen het lichaamvan die [benadeelde] heeft geschopt en/of getrapt en
/of
-
(meermalen
) (met kracht
) (met gebalde vuist)tegen het hoofd en/of het gezicht
en/of het bovenlichaam en/of elders tegen het lichaamvan die [benadeelde] heeft
gestompt en/ofgeslagen,
(terwijl die [benadeelde] roerloos, in elk geval in een kwetsbare positie, op de grond lag
)
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht. De officier van justitie heeft bij zijn eis rekening gehouden met de ernst van het feit en de wijze waarop het is gepleegd, met de gevolgen voor het slachtoffer, met de afwezigheid van (relevante) documentatie en met het tijdsverloop.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 6 februari 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 2 juni 2015.;
De rechtbank overweegt bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit, te weten een poging tot doodslag. Verdachte en de medeverdachten zijn, na een opstootje tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en [getuige 1] tijdens een feest in de tent, naar buiten gegaan en hebben het slachtoffer, dat op de grond lag, hard geschopt en geslagen. Het slachtoffer had, liggend op de grond, geen schijn van kans. Hij heeft zich op geen enkele manier kunnen verweren tegen het geweld en mag dan ook van geluk spreken dat het schoppen tegen en in de richting van het hoofd geen fatale afloop heeft gehad. Verdachte heeft door zijn handelen een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft het slachtoffer een traumatische ervaring bezorgd. Uit de slachtofferverklaring komt naar voren dat de lichamelijke en geestelijke gevolgen voor het slachtoffer groot zijn en dat het slachtoffer door het voorval een ander persoon is geworden. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake geweest van totaal ontremd gedrag van verdachte en gaat het om een buiten proportioneel handelen. Verdachte heeft zich uiterst agressief gedragen tegen een vader die zijn zoon uit de feesttent verwijderde juist om te situatie te de-escaleren. Het tegen dit slachtoffer toegepaste geweld diende geen enkel redelijk doel en is te kwalificeren als zinloos geweld. Naast de ernstige gevolgen voor het slachtoffer veroorzaken dit soort uitingen van zinloos geweld gepleegd op de openbare weg tijdens het uitgaansleven vaak aanzienlijke maatschappelijke onrust. Alleen al uit oogpunt van normhandhaving dient een forse strafrechtelijke reactie te volgen.
De rechtbank is van oordeel dat hier sprake is van een ernstig feit dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het gegeven dat verdachte geen (relevante) justitiële documentatie heeft en dat
uit het reclasseringsrapport naar voren komt dat op geen enkel leefgebied risico’s of probleemgebieden zijn gesignaleerd en dat sprake is van een laag recidiverisico. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat sprake is van een oud feit en dat het onwenselijk lang heeft geduurd alvorens tot vervolging is overgegaan. De rechtbank komt gelet op vorenstaande tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden passend en geboden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 25.660,04.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat hij zich ten aanzien van de gevorderde bedrijfsschade en de immateriële schade refereert aan het oordeel van de rechtbank. De officier van justitie acht het gevorderde bedrag aan immateriële schade, kijkend naar soortgelijke zaken, hoog. De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij voor het overige toe te wijzen, met toewijzing van de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair naar voren gebracht dat de vordering dient te worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging naar voren gebracht dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De verdediging heeft naar voren gebracht dat het causaal verband tussen het feit en het geconstateerde letsel niet eenduidig is vast te stellen. Als het causaal verband al zou kunnen worden vastgesteld dan is de vordering onvoldoende onderbouwd. Meer subsidiair heeft de verdediging naar voren gebracht dat de posten bedrijfsschade, derving voor het uitbetaalde fitnessabonnement, verplaatste schade, smartengeld en de tandartsrekening dienen te worden afgewezen. De verdediging heeft naar voren gebracht dat het bedrijf niet vorderingsgerechtigd is en dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de post derving voor het uitbetaalde fitnessabonnement heeft de verdediging naar voren gebracht dat deze post onvoldoende is onderbouwd en dat het slachtoffer in het kader van de schadebeperkingsplicht het contract had moeten schorsen. Ten aanzien van de verplaatste schade heeft de verdediging naar voren gebracht dat deze post onvoldoende is onderbouwd. De verdediging acht de post smartengeld buiten proportioneel en niet billijk. Ten aanzien van de tandartsrekening brengt de verdediging naar voren dat het causaal verband ontbreekt.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank bespreekt de afzonderlijke posten hieronder.
Medische kosten 2013
De rechtbank acht deze post voor toewijzing vatbaar nu de vordering voldoende is onderbouwd en door de verdediging niet is betwist.
Bedrijfsschade
De rechtbank is van oordeel dat deze post onvoldoende is onderbouwd, waardoor de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in dit deel van haar vordering en kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Aanschaf blender en speciale voeding
De rechtbank acht deze post voor toewijzing vatbaar nu de vordering voldoende is onderbouwd en door de verdachte niet is betwist.
Derving vooruitbetaald fitnessabonnement
De rechtbank acht op grond van het procesdossier aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde gedurende een periode geen gebruik heeft kunnen maken van zijn fitnessabonnement. De rechtbank vindt het begrijpelijk dat de benadeelde partij onder de gegeven omstandigheden wellicht niet direct heeft gedacht aan het schorsen van zijn abonnement na het incident, zodat de rechtbank de post voor toewijzing vatbaar acht.
Verplaatste schade
De rechtbank is van oordeel dat deze post onvoldoende is onderbouwd, waardoor de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in dit deel van haar vordering en kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Parkeerkosten
De rechtbank acht deze post voor toewijzing vatbaar nu de vordering voldoende is onderbouwd en door de verdediging niet is betwist.
Telefoonkosten
De rechtbank acht deze post voor toewijzing vatbaar nu de vordering voldoende is onderbouwd en door de verdediging niet is betwist.
Tandheelkundig letsel
Gelet op hetgeen aan medische informatie over de benadeelde partij bekend is geworden, acht de rechtbank aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde gebitsschade heeft opgelopen aan een kleine en een grote kies linksboven en een grote kies rechtsonder, welke schade hersteld moet worden. De post is naar het oordeel van de rechtbank voldoende middels stukken onderbouwd. De rechtbank acht deze vordering dan ook voor toewijzing vatbaar.
Toekomstige medische kosten
Gelet op artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering dient voeging als benadeelde partij plaats te vinden door een opgave van de inhoud van de vordering en de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de ‘pro memorie’ post onvoldoende is geconcretiseerd, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in dit deel van haar vordering en deze vordering slechts kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Smartengeld
De rechtbank acht een bedrag van € 9.000,-, gelet op de aard en de ernst van het feit en de gevolgen daarvan, en gezien de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, billijk. Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 1 september 2013.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 47, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van
  • verklaart de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester (voorzitter), mr. R.G.J. Welbergen en
mr. G.J.M. van Wijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Sluijters, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2014110487, gesloten op 5 januari 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 32 + proces-verbaal van aangifte [benadeelde] , p. 140 + proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 263.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 63 + proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 280.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 33 + proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 63 + proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 99 + proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 126.
5.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] , p. 140-141 + proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 263
6.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 141 + NFI rapport, ‘Forensisch geneeskundig onderzoek’ d.d. 28 maart 2014.
7.Proces-verbaal getuigenverhoor [benadeelde] bij de rechter-commissaris d.d. 5 juni 2015.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 263
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 5 juni 2015.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 288.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 316.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 323.
13.Proces-verbaal getuigenverhoor [getuige 4] bij de rechter-commissaris d.d. 5 juni 2105.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige NN04, p. 282-283.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 127
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 139.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 236.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 270.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 312.
20.NFI rapport ‘Forensisch geneeskundig onderzoek’ d.d. 28 maart 2014, p. 184.