ECLI:NL:RBGEL:2017:2043

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
05/740170-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van volwassensanctierecht bij minderjarige verdachte in overvalzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jonge verdachte, die eerder al schuldig was bevonden aan het medeplegen van twee overvallen, één op een supermarkt in Apeldoorn en één op een snackbar in Zutphen, beide gepleegd in november 2015. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke straf zijn dat de verdachte zich na zijn detentie moet melden bij de Reclassering Nederland en zich moet houden aan hun aanwijzingen voor een zinvolle dagbesteding. De rechtbank heeft, ondanks de minderjarige leeftijd van de verdachte, besloten het volwassensanctierecht toe te passen, gezien de ernst van de feiten en de criminele levensstijl van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij het rapport van ForCA meegewogen, waaruit bleek dat eerdere jeugdsancties niet tot gedragsverandering hebben geleid. De rechtbank heeft ook de impact van de overvallen op de slachtoffers in overweging genomen, waarbij slachtoffers psychische schade hebben opgelopen. De rechtbank heeft een lagere straf opgelegd dan geëist door de officier van justitie, om de verdachte een kans op rehabilitatie te bieden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740170-16 en 05/80222-14 (tul)
Datum uitspraak : 11 april 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in Het Keerpunt Opvang- en Behandelcentrum te Cadier en Keer,
raadsman: mr. R.B. Schmidt, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen achter gesloten deuren van 20 september 2016 en 15 november 2016, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Gedurende de behandeling van de strafzaak heeft de rechtbank - gelet op de inhoud van het dossier, het verhandelde ter zitting van 15 november 2016 en de uitgebrachte rapporten omtrent de persoonlijkheid van verdachte – bij tussenvonnis d.d. 29 november 2016 onder meer vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en daarnaast geconstateerd dat de rechtbank zich met betrekking tot de persoon van verdachte onvoldoende voorgelicht achtte om tot een zorgvuldige afweging te komen omtrent de op te leggen straf of maatregel.
Daarom heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de verdere behandeling van de zaak aangehouden met als doel zich nader te laten adviseren over de diagnose, de mate van toerekeningsvatbaarheid en de op te leggen straf/maatregel.
In dit kader is door de rechtbank bevolen dat verdachte ter observatie moest worden opgenomen bij ForCA.
Naar aanleiding van het vervolgens plaatsgevonden multidisciplinair onderzoek is door ForCA gerapporteerd over de persoonlijkheid van verdachte en welke straf/maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte geboden zou zijn.
Door de Raad van de Kinderbescherming is naar aanleiding van dit rapport een nader adviesrapport uitgebracht.
Hieronder volgt het nadere oordeel van de rechtbank, dat tot en met punt 6 en met betrekking tot de punten 8a en 8b (beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen en beslissing op de vordering tenuitvoerlegging) gelijk is aan en overgenomen is uit het tussenvonnis van 29 november 2016.

2.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 november 2015 te Apeldoorn
tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen,
in/uit een supermarkt (gelegen aan de Schapendoesweg 2)
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een geldbedrag en/of een hoeveelheid sigaretten, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen een of meer personeelsleden en/of tegen een of
meer klanten die op dat moment in die supermarkt aanwezig waren/was,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan
zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s),
- met (een) bivakmuts(en) over het gezicht en/of (een) muts(en) en/of sjaal(s)
over het hoofd/gezicht , althans met gezichtsverhullende kleding en/of met
een of meer pisto(o)l(en) , althans met (een) vuurwapen(s), althans met
een of meer op vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) voornoemde supermarkt
heeft/hebben betreden en/of
- dat/die pisto(o)l(en), althans vuurwapen(s), althans daarop gelijkende
voorwerp(en) tegen [slachtoffer] en/of tegen een of meer andere
personeelsleden en/of klanten heeft/hebben gericht en/of gericht
heeft/hebben gehouden en/of heeft/hebben geroepen: "Dit is een overval" ,
althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- tegen die [slachtoffer] (op dwingende/gebiedende toon) heeft/hebben geroepen
- zakelijk weergegeven- dat deze op de grond moest gaan liggen en/of
(daarbij) een of meer pisto(o)l(en) , althans vuurwapen(s),
althans daarop gelijkende voorwerpen op en/of in de richting van die
[slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden;
2.
hij op of omstreeks 4 november 2015 te Zutphen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 900 Euro)
althans enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan cafetaria Kokkie, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
- met (een) bivakmuts(en) over het gezicht en/of met (een) muts(en) en/of
sjaal(s) over het hoofd/gezicht , althans met gezichtsverhullende kleding
en/of met een of meer pisto(o)l(en) , althans met (een) vuurwapen(s),
althans met een of meer op vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) die
cafetaria ( gelegen aan Ruys de Beerenbrouckstraat 63)
heeft/hebben betreden en/of
- dat/die pisto(o)l(en), althans vuurwapen(s), althans daarop gelijkende
voorwerp(en) op/ tegen/in de richting van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
een of meer andere aldaar aanwezige personeelsleden en/of tegen [slachtoffer 4]
en/of meer andere klanten/personen heeft/hebben gericht en/of gericht
heeft/hebben gehouden en/of
- ( meermalen) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen: "Lade open" en/of
(daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op
het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of geroepen/gezegd:
" Geef al het geld wat je in de la hebt" , althans woorden van gelijke aard
of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 4] op (dwingende/gebiedende toon) heeft/hebben
geroepen/gezegd - zakelijk weergegeven- dat deze op de grond moest gaan
liggen en/of (daarbij) een of meer pisto(o)l(en) , althans vuurwapen(s),
althans daarop gelijkende voorwerpen op en/of in de richting van die
Vos heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden;
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 6 februari 2016 vond een overval plaats op snackbar ’t Bikkertje te Ugchelen. Meteen hierna is door een getuige het kenteken van de vluchtauto genoteerd, welk kenteken was afgegeven aan de moeder van [naam]. Zij verklaarde dat de auto tijdens de overval op ’t Bikkertje in gebruik was bij [naam], die hiermee naar haar vriend [naam 2] was gegaan [2] .
Uit de verklaringen van [naam] en [naam 2] en het onderzoek door de politie kwam naar voren dat medeverdachten van de overval op ’t Bikkertje [medeverdachte] en [medeverdachte 2] waren.
Ook kwam onder andere naar voren dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en verdachte, als verdachten konden worden aangemerkt van overvallen op de Albert Heijn te Apeldoorn en snackbar Kokkie te Zutphen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de feiten door verdachte worden bekend en dat met betrekking tot de exacte bewezenverklaring en kwalificatie wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever], p. 981 t/m 983;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer], p. 995 t/m 999;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], p. 1000 t/m 1002;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 1022 t/m 1024;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 1028 t/m 1031;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 1048 t/m 1051;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3], p. 1327 t/m 1331 en p. 1337 met fotobijlages, p. 1338 en p. 1339;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 november 2016.
Ten aanzien van feit 2:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 1149 t/m 1158;
  • het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] als getuige, p. 1165 t/m 1166;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], p. 1167 t/m 1170;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4], p. 1205 t/m 1214;
  • het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3], p. 1327 t/m 1331 en p. 1337 met fotobijlages, p. 1338 en p. 1339;
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 september 2016.

4.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks4 november 2015 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
en/of alleen,
in/uit een supermarkt (gelegen aan de Schapendoesweg 2) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en
/ofeen hoeveelheid sigaretten,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Albert Heijn,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen
een of meerpersoneelsleden en
/oftegen
een of meerklanten die op dat moment in die supermarkt aanwezig waren
/was, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond dat
hij, verdachte, en/of een of meer vanzijn mededader(s),
- met
(een)bivakmuts
(en
)over het gezicht
en/of (een) muts(en) en/of sjaal(s) over het hoofd/gezicht , althans met gezichtsverhullende kledingen
/ofmet een
of meerpisto
(o
)l
(en) , althans met (een) vuurwapen(s), althans met een
of meerop een vuurwapen
(s)gelijkend
evoorwerp
(en)voornoemde supermarkt
heeft/hebben betreden en
/of
- dat
/diepisto
(o
)l
(en), althans vuurwapen(s), althans daarop gelijkend
evoorwerp
(en)tegen [slachtoffer] en
/oftegen een
of meerander
epersoneelslid en/of klanten heeft
/hebbengericht
en/of gericht heeft/hebben gehoudenen
/ofheeft
/hebbengeroepen: "Dit is een overval",
althans woorden van gelijke aard of strekking,en
/of
- tegen die [slachtoffer] (op dwingende/gebiedende toon) heeft
/hebbengeroepen - zakelijk weergegeven- dat deze op de grond moest gaan liggen en
/of (daarbij
)een
of meerpisto
(o
)l
(en) , althans vuurwapen(s),althans daarop gelijkend
evoorwerp
enop en/of in de richting van die [slachtoffer] heeft
/hebbengericht
en/of gericht gehouden;
2.
hij op
of omstreeks4 november 2015 te Zutphen tezamen en in vereniging met
een of meer anderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofanderen wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 900 Euro
) althans enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan cafetaria Kokkie,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond dat
hij, verdachte en/ofzijn mededader(s)
- met
(een)bivakmuts
(en
)over het gezicht
en/of met (een) muts(en) en/of sjaal(s) over het hoofd/gezicht , althans met gezichtsverhullende kledingen
/ofmet een
of meerpisto
(o
)l
(en) , althans met (een) vuurwapen(s), althans met een
of meerop een vuurwapen
(s)gelijkend
evoorwerp
(en)die cafetaria ( gelegen aan Ruys de Beerenbrouckstraat 63)
heeft/hebben betreden en
/of
- dat
/diepisto
(o
)l
(en), althans vuurwapen(s), althans daarop gelijkend
evoorwerp
(en) op/ tegen/in de richting van die [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of een of meer andere aldaar aanwezige personeelsleden en/oftegen [slachtoffer 4]
en/of meer andere klanten/personenheeft
/hebbengericht en
/of gericht heeft/hebben gehoudenen
/of
-
(meermalen)tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen: "Lade open" en
/of (daarbij
) eenvuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft
/hebbengericht en
/ofgeroepen
/gezegd: " Geef al het geld wat je in de la hebt
" , althans woorden van gelijke aard of strekkingen
/of
- tegen die [slachtoffer 4] op (dwingende/gebiedende toon) heeft
/hebbengeroepen
/gezegd - zakelijk weergegeven- dat deze op de grond moest gaan liggen en
/of (daarbij
)een
of meerpisto
(o
)l
(en),
althans vuurwapen(s),althans daarop gelijkend
evoorwerp
en op en/ofin de richting van die Vos heeft
/hebbengericht
en/of gericht gehouden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Uit het over verdachte opgemaakte rapport naar aanleiding van het multidisciplinair onderzoek door ForCA, Teylingereind d.d. 24 februari 2017, ondertekend door GZ-psycholoog drs. [naam 3] en kinder- en jeugdpsychiater dr. [naam 4] komt - zakelijk en verkort weergegeven - het volgende naar voren.
Ondanks het feit dat verdachte vanuit zijn procespositie en persoonlijkheidspathologie inhoudelijk beperkt aan het onderzoek heeft meegewerkt, zijn onderzoekers op grond van het uitgebreide dossier, de observaties van verdachte in de leefgroep, de interne school, de vaktherapie en het contact met onderzoekers tot een duidelijk beeld van verdachte gekomen. Er is bij verdachte sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken, die zich met name uit in antisociale ideaties, een gebrekkige ontwikkeling van het geweten, gebrekkige empathische vermogens en een door stevige afweermechanismen overdekt wankel zelfgevoel, waardoor geen sprake meer is van versterkte krenkbaarheid. Verdachte laat zich weinig gelegen liggen aan wetten en regels. Hij is berekenend en heeft antisociale opvattingen. De narcistische trekken tonen zich in het feit dat verdachte zich opvallend zelfverzekerd tot hautain en devaluerend opstelt.
Er is sprake van een zich vanaf de kindertijd ontwikkelde stoornis, met een inmiddels star en duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen. Dit was al het geval ten tijde van het ten laste gelegde.
Op grond van het onderzoek worden geen gedragskundige gronden gevonden voor een doorwerking van de stoornis in het ten laste gelegde. Weliswaar hebben het lacunair ontwikkelde geweten en de antisociale ideaties geen rem gevormd op het uitvoeren van de ten laste gelegde feiten, maar verdachte beschikte ook over gedragsalternatieven om hiervan af te zien. Er werden ten aanzien van de gepleegde overvallen adequate voorbereidingen getroffen met gezichtsbedekking en een wapen en het vooraf bekijken van meerdere locaties, waarbij risico’s goed werden afgewogen. Verdachte zette doelbewust zijn grote postuur in als extra drukmiddel en heeft gericht gehandeld. Na de eerste overval heeft verdachte samen met zijn mededaders doelbewust, om nog meer geld te verkrijgen, een tweede overval gepleegd. Al met al is geen sprake geweest van verminderde keuzevrijheid als gevolg van de stoornis. Er wordt aldus geen relatie gezien tussen een verhoogde krenkbaarheid, impulsief en onnadenkend handelen en de ten laste gelegde feiten. Geadviseerd wordt verdachte het ten laste gelegde volledig toe te rekenen.
De rechtbank stelt vast dat het onderzoek door ForCA uitgebreid en grondig is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is door de deskundigen van ForCA helder uiteengezet waarom uitgegaan moet worden van volledige toerekeningsvatbaarheid ten tijde van de delicten en zij neemt de conclusie van de deskundigen van ForCA daarom over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

De rechtbank beschikt inzake de afdoening van de zaak over de volgende stukken:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 11 oktober 2016;
- een adviesrapport van de Raad voor de Kinderbescherming, gedateerd 2 september 2016;
- een adviesrapport van de Raad voor de kinderbescherming, gedateerd 21 april 2016;
- een rapport van drs. [naam 5], GZ-psycholoog, gedateerd 19 juli 2016;
- een rapport van [naam 6], kinder- en jeugdpsychiater, gedateerd 25 juli 2016;
- een rapport van [naam 6], kinder- en jeugdpsychiater, gedateerd 13 oktober 2015 (opgemaakt in de eerdere strafzaak tegen verdachte);
- een rapport van [naam 7], forensisch psycholoog, gedateerd 14 september 2015 (opgemaakt in de eerdere strafzaak tegen verdachte);
- een aanvullend rapport van [naam 7], forensisch psycholoog, gedateerd 29 januari 2016 (opgemaakt in de eerdere strafzaak tegen verdachte);
- een aanvullend rapport van [naam 4], kinder- en jeugdpsychiater, gedateerd 27 januari 2016 (opgemaakt in de eerdere strafzaak tegen verdachte);
- een rapport naar aanleiding van multidisciplinair onderzoek door ForCA, Teylingereind, gedateerd 24 februari 2017;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, gedateerd 10 maart 2017.
Daarnaast heeft de rechtbank ter zitting van 15 november 2016 de standpunten van drs. [naam 3] en [naam 6], alsmede het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. Ter zitting van 28 maart 2017 heeft mevrouw [naam 8] het nadere standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming naar voren gebracht.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het nader uitgebrachte rapport door ForCA de eerder, ter zitting van 15 november 2016, geformuleerde eis (kort gezegd: oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel) niet gehandhaafd.
Door de officier van justitie is ter zitting van 28 maart 2017 verzocht verdachte volledig toerekeningsvatbaar te achten, conform advies in het ForCA rapport het volwassenstrafrecht toe te passen en verdachte ter zake van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht niet de PIJ-maatregel aan verdachte op te leggen, nu de opportuniteit en haalbaarheid van de maatregel niet is gebleken en oplegging van de maatregel in strijd zou zijn met de bedoeling van de wetgever bij het vernieuwde artikel 77s Wetboek van Strafrecht en ook met het ForCA-advies. Dit levert wel een dilemma en groot dreigend nadeel (toepassing van volwassenenstrafrecht en een lange gevangenisstraf) op voor verdachte.
In een eerdere strafzaak tegen verdachte is door het Gerechtshof te Arnhem de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd, waartegen cassatie is ingesteld. In de cassatieprocedure kan volgens de raadsman het huidige ForCArapport geen rol spelen. Door de raadsman is gelet hierop het verzoek gedaan overwegingen ten overvloede in het vonnis op te nemen, nu de wettelijke basis voor het opleggen en uitvoeren van de PIJ-maatregel is komen te ontvallen.
De raadsman heeft verzocht toch en ondanks het advies van de ForCA (dat hij voor het overige aanhangt) het jeugdstrafrecht toe te passen, dan wel, bij toepassing van het meerderjarigenstrafrecht, niet een straf van aanzienlijk langere duur op te leggen, gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en gelet op het beginsel van rechtsgelijkheid, nu de medeverdachten conform het jeugdstrafrecht veroordeeld zijn.
8.3
Het advies van deskundigen van ForCA
Uit genoemd rapport van ForCA wordt met betrekking tot de mogelijke strafafdoening - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Op grond van de uitkomsten op de Wegingslijst Adolescentenstrafrecht is er vanuit gedragskundig oogpunt geen bezwaar tegen afdoening via het volwassenenstrafrecht.
Het indicatiecriterium handelingsvaardigheden is enigszins aanwezig. Er lijkt geen sprake van een verstandelijk beperkt niveau, verdachte kan de gevolgen van zijn handelen overzien, er zijn geen ernstige planning- en organisatieproblemen en hij is niet beïnvloedbaar. Verdachte kan zijn leven niet adequaat zelfstandig vormgeven. Dit lijkt echter voort te komen uit langdurig verblijf in jeugdinrichtingen, niet goed geleerd hebben en door het moeizaam kunnen accepteren van hulp.
Het indicatiecriterium pedagogische beïnvloeding wordt niet aanwezig bevonden. Gezinsgerichte hulpverlening is niet noodzakelijk. Continuering van scholing is wel aangewezen. Verdachte heeft geen groepsgericht leefklimaat nodig.
Er zijn meerdere contra-indicaties voor toepassen van het minderjarigenstrafrecht. Er is sprake van een uitgebreide justitiële voorgeschiedenis, eerder opgelegde sancties hebben tot onvoldoende gedragsverandering geleid. Er is sprake van een criminele levensstijl. Het gewenste effect van een pedagogische aanpak lijkt onvoldoende te zijn geweest. Volgens de PCL-R is sprake van een aantal psychopathische kenmerken.
Overwogen kan worden het meerderjarigenstrafrecht toe te passen.
8.4
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
In het advies van10 maart 2017, wordt - zakelijk weergegeven - het volgende geadviseerd.
Binnen het justitiële proces is afgelopen jaren meerdere malen geadviseerd verdachte te laten behandelen voor de geconstateerde problematiek. Vanwege de langlopende processen is het nooit tot een concrete behandeling gekomen. De Raad voor de Kinderbescherming blijft bij het eerder gegeven advies een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aan verdachte op te leggen. Er is volgens de Raad door het rapport van ForCA geen nieuw en compleet beeld ontstaan, door de beperkte medewerking van verdachte. Verdachte dient te worden behandeld voor zijn problematiek. Een intensief en geleidelijk resocialisatietraject aan het eind van de behandeling is noodzakelijk, waarvan het STP-traject een onderdeel is. Het recidiverisico is hoog. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is de enige optie een stevig en dwingend kader te kunnen garanderen voor optimale bijsturing en beïnvloeding van de problematiek.
Mevrouw [naam 8] heeft ter zitting van 28 maart 2017 - zakelijk weergegeven - aanvullend opgemerkt dat verdachte wellicht in de inmiddels verstreken tijd is gaan nadenken hoe hij onder de PIJ-maatregel uit kan komen, door zich net wat anders te gedragen. De Raad ziet nog altijd een jongen waar behoorlijk wat mee aan de hand is en voor wie behandeling noodzakelijk is, maar nog altijd niet van de grond gekomen is. De Raad benadrukt daarnaast het belang van een langdurig resocialisatieproces, hetgeen ook een reden is voor het advies jeugdstrafrecht toe te passen.
8.5
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het toe te passen sanctierecht overweegt de rechtbank als volgt.
Op basis van de uitgebrachte rapporten, met name ook het rapport van ForCA, opgemaakt naar aanleiding van multidisciplinair onderzoek en uitgebreide observatie van verdachte, heeft de rechtbank een completer beeld van de persoon van verdachte gekregen.
Blijkens genoemd rapport van ForCA zijn er meerdere contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Eerder opgelegde sancties binnen het jeugdsanctierecht hebben tot onvoldoende gedragsverandering geleid. Een pedagogische aanpak heeft geen vruchten afgeworpen. Verdachte heeft ook geen groepsgericht leefklimaat nodig. Verdachte heeft een criminele levensstijl. De stoornis van verdachte is een gegeven en inmiddels ook verankerd in de persoonlijkheid van verdachte.
Gelet op de ernst van de feiten, de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, is de rechtbank aldus van oordeel dat het volwassensanctierecht dient te worden toegepast.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het met anderen plegen van twee overvallen, één op een supermarkt en één op een cafetaria. Verdachte is bij beide overvallen één van de overvallers geweest die met gezichtsvermomming naar binnen is gegaan. Verdachte heeft tijdens de overvallen een, al dan niet echt, vuurwapen op medewerkers van de supermarkt en cafetaria gericht.
Dit zijn zeer ernstige feiten. De impact op de slachtoffers is groot geweest. Uit de slachtofferverklaringen en de toelichting ter terechtzitting, komt dit zeer duidelijk naar voren.
Met betrekking tot de overval op snackbar Kokkie is door mevrouw [slachtoffer 2] ter toelichting op de door haar ingediende vordering tot schadevergoeding aangevoerd dat zij zich als gevolg van de overval onder behandeling van een psycholoog heeft moeten stellen. Zij heeft PTSS opgelopen waarvoor zij een EMDR-behandeling heeft gehad. Als klachten noemt zij stemmingswisselingen, slaapproblemen, angst voor achtervolging, generaliserende angst, met name ’s avonds, niet vrijelijk naar buiten durven, in sterke mate schrikachtig, zeer gespannen, gevoelens van verdoofd zijn, snelle sterke irritatie, vergeetachtigheid, sterke concentratieproblemen en nachtmerries. Ter terechtzitting heeft zij aangegeven dat zij, als gevolg van een terugslag, opnieuw een EMDR-behandeling volgt.
De heer [slachtoffer 3] heeft, eveneens met betrekking tot de overval op cafetaria Kokkie, naar voren gebracht dat hij de eerste dagen na de overval zeer angstig was en steeds hoorde hij ’lades open, lades open’- dat riepen de overvallers. Eén van de overvallers heeft een wapen op hem gericht, wat zeer beangstigend was. Hij heeft een week lang moeilijk geslapen en was de eerste drie weken bang in het donker. Hij was vermoeid en had veel stress. Thuis was er een gespannen sfeer en op zijn werk voelde hij zich onveilig en schrok hij overal van. Hij is alert en heeft het gevoel dat alles anders is geworden.
Naast de overduidelijke gevolgen die de overvallen op de directe slachtoffers hebben gehad, zorgen de door verdachte gepleegde feiten ook bij anderen die er later van horen voor een verhoogd gevoel van onveiligheid.
De rechtbank weegt bij de strafoplegging mee dat uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister onder andere blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld in april 2013 in verband met openlijke geweldpleging en in januari 2015 in verband met diefstal en diefstal met geweld. In februari 2016 is verdachte door de rechtbank veroordeeld in verband met een straatroof en mishandeling, het Gerechtshof heeft in appel verdachte hiervoor veroordeeld tot een jeugddetentie van vijf maanden en een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Tegen deze uitspraak is door verdachte cassatie ingesteld. Deze eerdere veroordelingen wegen voor de rechtbank strafverzwarend.
Hoewel de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte op zich een gevangenisstraf rechtvaardigen in de richting van de omvang als geëist door de officier van justitie, zal de rechtbank toch een lagere straf opleggen.
De rechtbank wil daarmee tot uitdrukking brengen oog te hebben gehad voor de leeftijd van verdachte, die hopelijk nog aan het begin van een lang leven staat. Daarnaast vindt de rechtbank het van groot belang dat verdachte na zijn detentie verplicht een jaar lang door de reclassering zal worden begeleid bij zijn resocialisatie. Dit is niet alleen in het belang van verdachte maar ook in het belang van de samenleving. De rechtbank spreekt de hoop uit dat deze begeleiding de kans op herhaling zal doen verminderen.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht. Hiervan legt de rechtbank 1 jaar voorwaardelijk op, mede om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer moet plegen. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren. Aan deze voorwaardelijke straf zullen als bijzondere voorwaarden worden gekoppeld dat verdachte zich na afloop van de onvoorwaardelijke detentie zal melden bij de Reclassering Nederland en zich zal houden aan aanwijzingen van de Reclassering op het gebied van het invulling geven aan een zinvolle dagbesteding, alles zolang deze instelling dit nodig acht.
8a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Feit 2
Snackbar Kokkie
De benadeelde heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.995,40 voor geleden materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij snackbar Kokkie toe te wijzen, met hoofdelijke aansprakelijkheid, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij snackbar Kokkie aangevoerd dat het specifieke schadebedrag niet helder is. Door de benadeelde partij wordt gesteld dat werkneemster [slachtoffer 2] vanaf de eerste dag na de overval arbeidsongeschikt was. Dit verhoudt zich echter niet met de stukken die door het slachtoffer mevrouw [slachtoffer 2] zelf zijn ingediend. Zij stelt juist meteen vanaf de eerste dag weer aan de slag te zijn gegaan. Wellicht is het slachtoffer later arbeidsongeschikt geworden, maar hiervoor dient dan wel bewijs aanwezig te zijn, zeker gelet op het aanzienlijke bedrag. Verzocht wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is, gelet op het verweer van de raadsman, van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Niet duidelijk is geworden op welk moment de arbeidsongeschiktheid van mevrouw [slachtoffer 2] is aangevangen. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 2]
De benadeelde [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.200,- voor geleden immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen, met hoofdelijke aansprakelijkheid, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij de rechtbank, gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte, het aantal dagen jeugddetentie zal beperken.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 4 november 2015.
[slachtoffer 3]
De benadeelde [slachtoffer 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.000,- voor geleden immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe te wijzen, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij, met hoofdelijke aansprakelijkheid en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, waarbij de rechtbank, gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte, het aantal dagen jeugddetentie zal beperken.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 4 november 2015.
8b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Door de officier van justitie is verzocht de vordering van 9 juni 2016 tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 27 januari 2015 (parketnummer 05/720067-16) voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 210 dagen af te wijzen.
De rechtbank is ten aanzien van genoemde vordering van oordeel, dat deze dient te worden afgewezen, nu de toewijzing van de vordering zich niet verhoudt met de strafafdoening in de onderhavige strafzaak tegen verdachte.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 47, 57, 77b, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals vermeld onder
punt 4 heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
  • verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 5;
  • verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
  • een
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zo spoedig mogelijk na zijn invrijheidsstelling zal melden bij de Reclassering Nederland en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan aanwijzingen van de Reclassering Nederland, met name gericht op het invulling geven aan een zinvolle dagbesteding, voor zover en voor zolang de instelling dit nodig acht;
  • geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijenvan de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag
1.
[slachtoffer 2] (feit 2) € 1.200,-vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 4 november 2015;
2.
[slachtoffer 3] (feit 2) € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 4 november 2015;
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders betreffende schadebedragen zijn betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de
dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag jeugddetentie
1. [slachtoffer 2] (feit 2) € 1.200,-, vermeerderd met de
6 dagen;
wettelijke rente vanaf 4 november 2015
2. [slachtoffer 3] (feit 2) € 1.000,-,vermeerderd met de
5 dagen;
wettelijke rente vanaf 4 november 2015
bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers voor de veroordeelde komt te vervallen indien en voor zover de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verklaart de
  • wijst af de vorderingvan de officier van justitie van 9 juni 2016, strekkende
    tottenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank
    Gelderland, locatie Zutphen van 27 januari 2015 voorwaardelijk opgelegde
    jeugddetentie voor de duur van 210 (tweehonderdtien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.C. Cremers, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. A.A.M. Bögemann en mr. M.J. Vos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. van Oosten-Boksem, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2017.
RECHTBANK GELDERLAND
Team familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummers:05/740170-16 en 05/80222-14 (tul)
Uitspraak: 11 april 2017
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 11 april 2017.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
en , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in Het Keerpunt Opvang- en Behandelcentrum te Cadier en Keer,
heeft ter zitting van 28 maart 2017 afstand gedaan van het recht bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De raadsman, mr. R.B. Schmidt, advocaat te Amsterdam, is niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door brigadier van politie [naam 9] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2016063595, gesloten op 30 mei 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 351.