ECLI:NL:RBGEL:2017:2034

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 maart 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
05/840586-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van zware mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

Op 28 maart 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 mei 2016 in Terborg, waar het slachtoffer, [slachtoffer], door de verdachte en medeverdachten werd aangevallen. Het slachtoffer werd meermalen met kracht in het gezicht en tegen zijn hoofd geslagen, wat resulteerde in ernstig letsel, waaronder een gebroken kaak, een zware hersenschudding en gekneusde oogkassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor het primair ten laste gelegde feit, namelijk het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als bewijs gebruikt. Het slachtoffer verklaarde dat hij na een gesprek met een medeverdachte door drie mannen werd aangevallen. Getuigen bevestigden dat zij de aanval hebben gezien en dat het slachtoffer door meerdere personen werd geslagen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, wat het medeplegen van de mishandeling bevestigt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uren. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 3.125,08 aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het feit strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840586-16
Datum uitspraak : 28 maart 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
Raadsman: mr. R.P. Adema, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 november 2016 en 14 maart 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 mei 2016 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken
onderkaak en/of zwaar gekneusde oogkassen en/of een zware hersenschudding
en/of nekletsel, heeft toegebracht, door één of meerdere malen (met kracht)
tegen het gezicht en/of het hoofd van deze [slachtoffer] te stompen en/of te slaan en/of
(vervolgens) (als deze [slachtoffer] op de grond ligt) één of meerdere malen (met
kracht) op/tegen het het hoofd en/of het gezicht te trappen en/of te schoppen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 29 mei 2016 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
deze [slachtoffer] één of meerdere malen (met kracht) op/tegen het hoofd en/of gezicht
heeft gestompt en/of geslagen en/of (vervolgens) (als deze [slachtoffer] op de grond
ligt) één of meerdere malen (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het gezicht
heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 29 mei 2016 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek,
openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [adres 2] , in elk geval op
of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een
voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het één of meerdere malen (met kracht)
stompen en/of slaan op/tegen het gezicht en/of het hoofd van deze [slachtoffer] en/of
(vervolgens) (als deze [slachtoffer] op de grond ligt) één of meerdere malen (met
kracht) trappen en/of schoppen op/tegen het hoofd en/of het gezicht en/of
het lichaam van deze [slachtoffer] ;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, waarbij zij bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van zware mishandeling. Ter terechtzitting heeft zij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als van het subsidiair ten laste gelegde. Volgens de raadsman kan niet bewezen worden dat sprake is geweest van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door verdachte en voorts zou er geen sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, waardoor in elk geval medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het uiterst subsidiair tenlastegelegde, te weten de openlijke geweldpleging, kan naar mening van de raadsman wel wettig en overtuigend bewezen worden.
Beoordeling door de rechtbank [1]
Feit primair
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het primair ten laste gelegde, namelijk dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever [slachtoffer] .
De rechtbank acht hiervoor de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Aangever [slachtoffer] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij op 29 mei 2016 in Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, boodschappen had gedaan bij Onur Market, die naast de dönerzaak is gelegen, en dat hij, op het moment dat hij weg wilde fietsen werd aangesproken door medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] vroeg of aangever terug wilde komen en dat deed aangever ook. Aangever stapte vervolgens van zijn fiets en ging een gesprek aan met [medeverdachte] over de vriendin van [medeverdachte] . [2] Ondertussen waren er twee andere mannen bij komen staan; een wat oudere man met een snor en een jongere jongen met iets roods aan. Het volgende moment kreeg aangever van alle drie de mannen flinke klappen op zijn hoofd en in zijn gezicht. Aangever kon zich niet verdedigen en probeerde nog weg te komen. Op een gegeven moment merkte aangever dat hij wegviel en toen hij wakker werd stond de ambulance er al. [3]
Uit de medische stukken is – kort gezegd - gebleken dat er bij aangever sprake is van een aantal verwondingen, waaronder een gebroken kaak, een zware hersenschudding en gekneusde oogkassen. Uit de medische stukken blijkt ook dat operatief ingrijpen noodzakelijk was om de kaak te fixeren, dat aangever 3 dagen in het ziekenhuis heeft gelegen en dat het herstel langzaam en pijnlijk is. Aangever is heden – 5 maanden later – nog steeds niet helemaal hersteld en onduidelijk is nog in hoeverre het gevoel in aangevers rechterwang in de toekomst terugkomt. [4]
De getuige [getuige 1] heeft bij de politie – kort en zakelijk samengevat – verklaard dat hij bij de snackbar aan het eten was toen hij een paar mannen zag rennen. Hij zag dat een man geslagen werd. De man werd geslagen door de oude man die later aangehouden werd (te weten verdachte) en door nog twee mannen. Alle drie de mannen sloegen de man. [getuige 1] zag vervolgens dat de man na een klap op zijn hoofd op de grond viel. Van de drie mannen die de man sloegen, zijn er twee door de politie gearresteerd. De derde man is de dönerzaak ingelopen. [5]
De getuige [getuige 2] heeft bij de politie – kort en zakelijk samengevat – verklaard dat hij op de parkeerplaats van de Plus stond toen hij aan de overkant van de weg een vechtpartij zag. Hij zag dat een blanke man door drie getinte mannen met flinke en krachtige vuistslagen zeker tien keer in het gezicht en op zijn hoofd werd geslagen. [getuige 2] wijst vervolgens twee mannen die voor de dönerzaak staan, als daders aan. Het gaat om een getint kleiner manspersoon met een snor van ongeveer 50 jaar oud die een zwarte bodywarmer over zijn licht blauwe blouse droeg en een getinte man met een normaal postuur van ongeveer 25/30 jaar met gouden kettingen om zijn hals en een blauwe polo met een rood icoontje op zijn borst.
[getuige 2] zag dat de jongere man met de gouden kettingen het vaakst en hardst sloeg op het hoofd van de blanke man. Hij zag ook dat de blanke man onderuit ging en op de grond viel. Hij denkt dat de blanke man buiten bewustzijn was. Hij zag dat de oudere man met de snor zich wat meer op de achtergrond hield. Vervolgens zag hij dat de mannen tegen de benen van de blanke man schopten. [getuige 2] had het idee dat ze dit deden om te kijken of de man nog leefde. Hij zag vervolgens dat de drie mannen de dönerzaak weer inliepen en dat de oudere man terug kwam met een flesje water dat hij leeg goot over het hoofd van de blanke man. Volgens [getuige 2] werken alle drie de mannen in de dönerzaak. [6]
De getuige [getuige 3] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – verklaard dat ze op het parkeerterrein van de Plus stond en dat ze in haar ooghoek aan de overkant van de weg een man op de grond zal vallen en dat er personen tegen deze persoon aanschopten. Ze heeft niet gezien hoeveel mensen het slachtoffer schopten. [7] Ze heeft haar telefoontoestel gepakt en heeft foto’s gemaakt. [8]
Op grond van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] en een onbekend gebleven derde man, fors geweld hebben uitgeoefend tegen [slachtoffer] door hem meermalen met kracht in zijn gezicht en op zijn hoofd te slaan en stompen waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde voor zover dit betrekking heeft op het: “(vervolgens) (als deze [slachtoffer] op de grond ligt) één of meerdere malen (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het gezicht te trappen en/of te schoppen”, aangezien hiervoor onvoldoende wettig bewijs voorhanden is.
Opzet op toebrengen zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt vast dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan dan dat de verdachten opzet hadden op het desbetreffende gevolg. De rechtbank is in deze van oordeel dat gelet op de aard van het handelen van verdachten, te weten het met kracht in het gezicht en op het hoofd slaan en stompen van aangever, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht is op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat hieruit het opzet daarop kan worden afgeleid. Het is van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbare plek van het lichaam is en dat het met kracht toebrengen van stompen gemakkelijk zwaar lichamelijk letsel kan teweegbrengen.
Zwaar lichamelijk letsel
Aangever heeft blijkens zijn verklaring en de medische stukken van het ziekenhuis onder meer een gebroken kaak, een zware hersenschudding en gekneusde oogkassen opgelopen. Operatief ingrijpen was noodzakelijk om de kaak te fixeren en aangever heeft drie dagen in het ziekenhuis verbleven. Het herstel was langzaam en pijnlijk en aangever heeft 5 maanden na het gebeuren aangegeven nog steeds een gevoelloze plek op zijn rechterwang te hebben. Voormeld letsel is naar het oordeel van de rechtbank te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Dit volgt uit de aard van het letsel en de noodzakelijkheid van medisch ingrijpen. Daarnaast is van belang dat het herstel van lange duur is, voor zover al van volledig herstel kan worden gesproken.
Medeplegen
Van medeplegen is sprake wanneer twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen. Daarbij hoeven niet alle delictsbestanddelen door alle daders vervuld te zijn. Van belang is in dit verband of er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten en of er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. Ook in een geval van een minder prominente, dan wel ondergeschikte rol van een van de verdachten, kan sprake kan zijn van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking en gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht in het onderhavige geval een dergelijke samenwerking en gezamenlijke uitvoering aanwezig aangezien uit zowel de aangifte, als de getuigenverklaringen en het relaas van verbalisant [verbalisant 1] over de melding die bij de politie was gedaan [9] , blijkt dat sprake is van
drie dadersdie aangever
gezamenlijkin het gezicht en tegen het hoofd hebben geslagen. Aangever vermeldt daarbij dat toen hij met één man in gesprek was, er twee anderen bijkwamen en hij vervolgens van alle drie flinke klappen op zijn hoofd kreeg. [10] Op grond van het bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachten en de medeverdachten, gericht op de geweldshandelingen, dat sprake is van het medeplegen van zware mishandeling.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op
of omstreeks29 mei 2016 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken onderkaak en
/ofzwaar gekneusde oogkassen en
/ofeen zware hersenschudding en
/ofnekletsel, heeft toegebracht, door
één ofmeerdere malen (met kracht)
tegen het gezicht en
/ofhet hoofd van deze [slachtoffer] te stompen en
/ofte slaan.
en/of (vervolgens) (als deze [slachtoffer] op de grond ligt) één of meerdere malen (met kracht) op/tegen het het hoofd en/of het gezicht te trappen en/of te schoppen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
Medeplegen van zware mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Putatief noodweer verweer
Door de verdediging is een beroep gedaan op putatief noodweer. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat verdachte op een gegeven moment zag dat aangever [slachtoffer] , terwijl deze met medeverdachte [medeverdachte] aan het praten was, zulke gebaren maakte naar zowel verdachte als medeverdachte, dat hij dacht dat [slachtoffer] hen iets wilde aandoen; dat hij hen wilde vermoorden en de zaak wilde vernielen. Verdachte is toen, op het moment dat [slachtoffer] [medeverdachte] bij zijn kraag pakte, ter afwending van een verdere aanval van [slachtoffer] tussenbeide gekomen en heeft [medeverdachte] op die manier willen bevrijden. Verdachte is hierbij binnen de grenzen van de proportionaliteit gebleven en heeft niet meer geweld toegepast dan voor hem noodzakelijk was, aldus de raadsman.
Voor een geslaagd beroep op putatief noodweer zal de rechtbank moeten onderzoeken of sprake was van een verontschuldigbare dwaling aan de kant van de verdachte, bijvoorbeeld omdat hij niet alleen kon, maar redelijkerwijs ook mocht menen dat hij zich moest verdedigen op de wijze als hij heeft gedaan omdat hij verontschuldigbaar zich het dreigende gevaar heeft ingebeeld dan wel de dreiging verkeerd heeft beoordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat met name uit de verklaringen van de getuigen, die allen verklaren dat sprake was van drie daders die gezamenlijk verdachte sloegen en stompten en die bovendien zagen dat aangever weg probeerde te lopen van zijn aanvallers, niet gebleken is dat verdachte abusievelijk in de veronderstelling verkeerde dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijk aanranding door het slachtoffer, te weten een in verdachtes ogen op handen zijnde mishandeling waartegen hij zich moest verdedigen. Naar het oordeel van de rechtbank was derhalve geen sprake van een putatief noodweersituatie en komt verdachte een beroep op putatief noodweer niet toe.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen waarvan 27 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en voorts een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met het feit dat er geen sprake is van recidivegevaar. De verdediging stelt dat het in dat geval passend is een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel de duur van de voorlopige hechtenis niet te boven gaat. Ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde werkstraf verzoekt de raadsman, gelet op het feit dat de raadsman enkel komt tot bewezenverklaring van de meer subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging, om aan verdachte een navenant lagere werkstraf op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 24 oktober 2016;
- het rapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering gedateerd 10 oktober 2016.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling van
slachtoffer [slachtoffer] . [slachtoffer] is door verdachte en zijn mededaders in elkaar geslagen; hij is
meermalen met kracht in zijn gezicht en tegen zijn hoofd gestompt en geslagen. Aangever
heeft hierbij fors letsel opgelopen, waaronder een gebroken kaak, een
hersenschudding en gekneusde oogkassen. Door zo te handelen heeft verdachte een grote
inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van dit slachtoffer. De ervaring leert bovendien dat slachtoffers van geweldsdelicten daarvan nog lange tijd gevolgen kunnen ondervinden, zoals gevoelens van onveiligheid en angst.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en
op het strafblad van verdachte, waaruit gebleken is dat hij niet eerder is veroordeeld voor een
soortgelijk strafbaar feit.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf voldoende recht doet aan de ernst van het feit, het letsel en de gevolgen.
De rechtbank zal, alles afwegend, een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 30 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Teneinde te voorkomen dat verdachte opnieuw dergelijke strafbare feiten begaat, zal de rechtbank hiervan 27 dagen voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaar.
Om tot uitdrukking te brengen dat sprake is van een zeer ernstige feit en uit oogpunt van normhandhaving, zal de rechtbank daarnaast een werkstraf voor de duur van 120 uren aan verdachte opleggen.

8. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer]heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 4.375,08, waarvan € 625,08 voor materiële schade en € 3.750,- voor immateriële schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van zowel de materiële- als de immateriële schade van de benadeelde partij op het standpunt gesteld dat deze schade toegewezen kan worden. Met betrekking tot de hoogte refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
De officier van justitie vordert daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, alsmede toewijzing van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de benadeelde primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de door hem bepleitte vrijspraak c.q. ontslag van alle rechtsvervolging. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat, indien er wel een en ander bewezenverklaard kan worden, de gevorderde immateriële schade gematigd dient te worden.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De vordering dient tot het navolgende bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2016, te worden toegewezen.
Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
  • Eigen Risico ziektekostenverzekering € 385,00
  • Medicatie € 33,10
  • Daggeldvergoeding ziekenhuis € 84,00
  • Tandarts € 8,98
  • Reiskosten € 84,00
  • Parkeerkosten € 30,00
  • Immateriële schade
Totaal € 3.125,08
De rechtbank overweegt dat zij ten aanzien van de immateriële schade een bedrag naar redelijkheid en billijkheid heeft geschat, waarbij zij mede in acht heeft genomen wat in vergelijkbare zaken aan immateriële schadevergoeding pleegt te worden toegekend.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9. De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
27 (zeven en twintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op
driejaren wordt bepaald;
 stelt als
algemenevoorwaarden dat veroordeelde:
  • zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
120 (honderd en twintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 3.125,08, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gegeven door mr. C.J.M. van Apeldoorn, voorzitter, mr. G. Noordraven en mr. A. Tegelaar, rechters, in tegenwoordigheid van E.T. Vriezekolk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 maart 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] , politie Eenheid Oost-
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pag. 13
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pag. 14
4.Medische stukken
5.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] , pag. 4
6.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] , pag. 6-7
7.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] , pag. 8
8.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] , pag. 11-12
9.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 18.
10.Proces-verbaal van aangifte, pag. 14.