ECLI:NL:RBGEL:2017:2032

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 april 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
05/820097-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met fietsster door onoplettendheid van bestuurder

Op 10 april 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige man uit Hattem, die verantwoordelijk werd gehouden voor een verkeersongeval dat op 26 februari 2016 in Wapenveld plaatsvond. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, had de ruiten van zijn voertuig niet goed schoon gemaakt, waardoor zijn zicht beperkt was. Bij het oversteken van een fietspad verleende hij geen voorrang aan een fietsster, die hij over het hoofd zag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig had gereden, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank veroordeelde de man tot een geldboete van € 1.000,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat de opgelegde straf in verhouding stond tot de ernst van de overtreding. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/820097-16
Datum uitspraak : 10 april 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. K. Kok, advocaat te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 maart 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 februari 2016 te Wapenveld in de gemeente Heerde in elk geval in Nederland , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising van de wegen, de Nachtegaalweg en de Groteweg, daarmee rijdende over de weg, de Nachtegaalweg,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Nachtegaalweg, haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of
voor die kruising, aan de rechter zijde van die weg, de Nachtegaalweg, een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en/of
terwijl de ruiten van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet goed schoon waren gemaakt, waardoor deels door ijsafzetting op die ruiten het zicht voor hem, verdachte werd beperkt,
niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken of zich verkeer op het langs die kruisende voorrangsweg, de Groteweg gesitueerde fietspad bevond en/of
geen voorrang heeft verleend aan een over dat fietspad rijdende, gelet op zijn, verdachtes rijrichting, toen dicht van links genaderd zijnde bestuurster van een fiets en/of
en/of die kruising zonder te stoppen is opgereden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die over dat fietspad van die kruisende weg, de Groteweg rijdende, toen dicht genaderd zijnde bestuurster van die fiets en/of die fiets,
ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend;
artikel 175 lid 3 WVW94
art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 26 februari 2016 te Wapenveld in de gemeente Heerde in elk geval in Nederland , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising van de wegen, de Nachtegaalweg en de Groteweg, daarmee heeft gereden over de weg, de Nachtegaalweg en
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Nachtegaalweg, haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of
voor die kruising, aan de rechter zijde van die weg, de Nachtegaalweg, een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en/of
terwijl de ruiten van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet goed schoon waren gemaakt, waardoor deels door ijsafzetting op die ruiten het zicht voor hem, verdachte werd beperkt,
niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken of zich verkeer op het langs die kruisende voorrangsweg, de Groteweg gesitueerde fietspad bevond en/of
geen voorrang heeft verleend aan een over dat fietspad rijdende, gelet op zijn, verdachtes rijrichting, toen dicht van links genaderd zijnde bestuurster van een fiets en/of en/of
die kruising zonder te stoppen is opgereden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die over dat fietspad van die kruisende weg, de Groteweg rijdende, toen dicht genaderd zijnde bestuurster van die fiets en/of die fiets,
ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Art 5 wegenverkeerswet 1994
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worde, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 26 februari 2016 heeft een ongeval plaatsvonden op de Groteweg in Wapenveld, gemeente Heerde. [slachtoffer] fietste over het fietspad langs de Groteweg. Verdachte reed in zijn auto (een Hyundai met kenteken [kenteken] ) op de Nachtegaalweg in de richting van de kruising met de Groteweg. Bij de kruising zag hij de van links komende [slachtoffer] over het hoofd. [2] Op het wegdek voor die kruising, op de Nachtegaalweg, staan haaientanden. Voor die kruising, aan de rechterzijde van de Nachtegaalweg, staat een bord dat voorrang moet worden verleend aan de bestuurders op de kruisende weg. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onvoorzichtig heeft gereden waardoor een aanrijding is ontstaan met zodanig letsel als gevolg dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en daarvoor een aantal argumenten naar voren gebracht. De VerkeersOngevallenAnalyse (hierna: VOA) is niet duidelijk op het punt van het ijs op de ruiten. Het onderzoek is zeer beperkt geweest. De verklaring van het slachtoffer is niet objectief en mag niet worden gebruikt. Blijft over dat verdachte geen voorrang heeft verleend, maar één overtreding is onvoldoende voor een veroordeling wegens het misdrijf van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Nu er geen medische verklaring over het letsel van het slachtoffer is, kan niet worden bewezen dat zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen dan wel dat er een verhindering in de uitoefening van normale bezigheden is geweest.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij op 26 februari 2016 op de Nachtegaalweg in Wapenveld reed. Hij wilde rechtsaf de Groteweg op rijden. Verdachte keek naar rechts en links en zag geen verkeer, niet op de weg en niet op het fietspad. Verdachte stond niet helemaal stil, de auto rolde nog iets door. Verdachte trok op om de Groteweg op de rijden en toen hij het fietspad overstak, hoorde hij iets tegen de auto botsen. Hij stapte uit en zag een vrouw op de grond liggen. [4]
De Groteweg is een voorrangsweg en verdachte heeft dus ten onrechte geen voorrang verleend aan de fietsster.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft na het ongeval geconstateerd dat de ruiten van de auto van verdachte gedeeltelijk waren schoongemaakt, maar er nog veel ijs op de ruiten zat. [5] Verdachte heeft dus beperkt zicht gehad omdat zijn ruiten niet goed schoon waren. Dit volgt niet alleen uit de constatering van de politie dat er nog ijs op de ruiten zat, maar ook uit de omstandigheid dat de aanjager nog op de hoogste stand stond, warm en gericht op de voorruit. [6] Verdachte is dus gaan rijden met een auto waarvan de ruiten niet geheel schoon waren en had daardoor beperkt zicht. Vervolgens heeft verdachte ten onrechte geen voorrang verleend aan een fietsster. De vraag is of verdachte hierdoor schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet heeft aan het ontstaan van het ongeval.
De rechtbank overweegt in dat verband als volgt. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, is vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is geweest van roekeloos verkeersgedrag van verdachte zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Wel heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam gereden en heeft dat geleid tot het ongeval. Verdachte heeft, door de weg op te gaan met ruiten waardoor hij niet goed genoeg kon kijken, beperkt zicht gehad, zeker omdat het nog donker was op het moment van de aanrijding (26 februari 2016 omstreeks 7:15 uur volgens verdachte [7] ). Verdachte heeft vervolgens bij de kruising, waar hij voorrang diende te verlenen, niet goed genoeg gekeken of hij het fietspad over kon steken om rechtsaf te slaan en kon ook niet goed kijken omdat hij geen volledig zicht had. Hij heeft toen de fietsende [slachtoffer] over het hoofd gezien.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] heeft verklaard een hersenschudding, een hoofdwond, een overstrekte rechter duim en spierpijn over te hebben gehouden aan het ongeval. [8] Uit latere informatie volgt dat haar hand voor 90% is hersteld en dat de resterende 10% nog terug zou moeten komen. Met de gevolgen van de hersenschudding gaat het nog niet helemaal goed. [9] Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee geen sprake van zwaar lichamelijk letsel, maar wel van zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks26 februari 2016 te Wapenveld in de gemeente Heerde
in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising van de wegen, de Nachtegaalweg en de Groteweg, daarmee rijdende over de weg, de Nachtegaalweg,
zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Nachtegaalweg, haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en
/of
voor die kruising, aan de rechter zijde van die weg, de Nachtegaalweg, een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en
/of
terwijl de ruiten van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet goed schoon waren gemaakt, waardoor deels door ijsafzetting op die ruiten het zicht voor hem, verdachte werd beperkt,
niet ofin onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken of zich verkeer op het langs die kruisende voorrangsweg, de Groteweg gesitueerde fietspad bevond en
/of
geen voorrang heeft verleend aan een over dat fietspad rijdende, gelet op zijn, verdachtes rijrichting, toen dicht van links genaderd zijnde bestuurster van een fiets en
/of
die kruising zonder te stoppen is opgereden en
/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die over dat fietspad van die kruisende weg, de Groteweg rijdende, toen dicht genaderd zijnde bestuurster van die fiets en
/ofdie fiets,
ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] )
zwaar lichamelijk letsel ofzodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en
/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat de schuldige geen voorrang heeft verleend.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van
€ 1.000,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden, waarvan een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat, mocht de rechtbank komen tot bewezenverklaring van het primaire feit, dan moet worden volstaan met een geldboete van € 1.000,- en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Verdachte is immers een first offender.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft gereden met een auto waarvan de ruiten niet goed waren schoongemaakt en heeft bij het oversteken van een fietspad geen voorrang verleend aan een fietser.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Alles bij elkaar komt de rechtbank tot oplegging van de door de officier van justitie geëiste straf, namelijk een geldboete van € 1.000,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Hierbij heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij zijn rijbewijs gebruikt voor woon-werkverkeer maar dat hij wel iets kan regelen als hij een tijdje zonder rijbewijs zit. Bij een dergelijke verkeersovertreding kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met alleen een geldboete. De ontzegging zal deels voorwaardelijk worden opgelegd om verdachte in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw zich op deze manier op de weg te begeven.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 1.000,- (duizend euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig)dagen
hechtenis;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
3 (drie) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot
1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich vóór het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink (voorzitter), mr. A. Tegelaar en
mr. S.C.A.M. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 april 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] , hoofdagent van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam Veluwe-Noord opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016097015-1, gesloten op 15 april 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding overtreding, p. 2-5.
3.Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, p. 8 en p. 10.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 19.
5.Proces-verbaal aanrijding overtreding, p. 2.
6.Rapport VerkeersOngevallenAnalyse, p. 8.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 19.
8.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 21-22.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 23.