ECLI:NL:RBGEL:2017:2021

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 maart 2017
Publicatiedatum
10 april 2017
Zaaknummer
301759
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid vereniging van eigenaren voor schade door lekkage en herstelkosten

In deze zaak vordert eiser, wonende in een appartement dat deel uitmaakt van een complex beheerd door een vereniging van eigenaren (VvE), schadevergoeding van de VvE wegens lekkages die zich in zijn appartement hebben voorgedaan. De lekkages, die in de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013 plaatsvonden, zijn veroorzaakt door gebreken aan het dak van het complex. Eiser heeft herhaaldelijk de VvE aangesproken op haar verantwoordelijkheid voor het onderhoud van het dak, maar de VvE heeft verzuimd om tijdig adequate maatregelen te nemen. Eiser heeft zijn schade, waaronder gederfd woongenot en herstelkosten, gedocumenteerd en vordert een totaalbedrag van € 58.902,83, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De rechtbank oordeelt dat de VvE aansprakelijk is voor de schade die eiser heeft geleden als gevolg van de lekkages, aangezien zij verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van de gemeenschappelijke delen, waaronder het dak. De rechtbank wijst erop dat eiser tijdig melding heeft gemaakt van de lekkages en dat de VvE niet adequaat heeft gereageerd. De rechtbank stelt vast dat de schade die eiser heeft geleden, waaronder huurderving en herstelkosten, voldoende is onderbouwd. De VvE kan zich niet onttrekken aan haar aansprakelijkheid door te stellen dat eiser zelf ook een rol heeft gespeeld in het niet tijdig herstellen van de schade.

De rechtbank wijst de vordering van eiser grotendeels toe, met uitzondering van de kosten voor buitenschilderwerk, die eiser zelf heeft laten uitvoeren zonder goedkeuring van de VvE. De rechtbank bepaalt dat eiser bewijs moet leveren van de periode waarin hij niet in zijn appartement kon wonen als gevolg van de lekkages, en dat de VvE zich moet uitlaten over een uitkering van haar verzekeraar. De zaak wordt aangehouden voor verdere bewijslevering en beoordeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/301759 / HA ZA 16-220
Vonnis van 1 maart 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. P.A. Schippers te 's-Hertogenbosch,
tegen
1. de vereniging
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [woonplaats] ,
2. de vereniging
[eiser sub 2] [woonplaats],
gevestigd te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. H.J.G. Braakhuis te Arnhem.
Eiser zal hierna [eiser] worden genoemd. Gedaagde sub 1 zal hierna de VvE worden genoemd en gedaagde sub2 de onder-VvE.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 augustus 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 15 november 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij akte van splitsing van 17 december 2007 is het voormalig stadhuis, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , gesplitst in twee appartementsrechten, aangeduid als appartementsindex 1 en 2. Moonen Projectontwikkeling B.V. heeft het appartementsrecht, aangeduid als appartementsindex 2, in eigendom verkregen. Bij akte van ondersplitsing van 17 december 2007 is laatstgenoemd appartementsrecht gesplitst in tien appartementsrechten, waaronder drie commerciële ruimtes en zeven woningen.
2.2.
Daarna heeft van Moonen Projectontwikkeling B.V. een van de appartementsrechten (met het adres [adres 2] 2) gekocht en geleverd aan [eiser] . Het appartementsrecht bestaat uit een maisonnette, welke direct is gelegen onder het dak (hierna: het appartement). Het daarnaast gelegen appartementsrecht (met het adres [adres 2] 2a) behoort toe aan de partner van [eiser] , mevrouw [partner van eiser] .
2.3.
Op 26 juli 2010 is er sprake geweest van een lekkage in de keuken en de woonkamer van het appartement van [eiser] . Hij heeft de lekkage en de daardoor ontstane schade gemeld bij de VvE.
2.4.
In opdracht van de VvE heeft naar aanleiding van deze lekkage een inspectie plaatsgevonden door HeRe Bouwmanagement. Uit het rapport van HeRe Bouwmanagement van 15 september 2010 volgt dat de lekkage is veroorzaakt door een gebrek aan de dakgoot. In dat rapport wordt het advies gegeven de dakgoot aan te passen.
2.5.
Bij brief van 12 april 2011 heeft [eiser] de VvE gesommeerd de gebreken aan het dak te herstellen en zijn schade, waaronder gederfd woongenot, te vergoeden.
2.6.
Op 28 juni 2011 is er sprake geweest van een lekkage in de hal van het appartement van [eiser] . Hij heeft deze lekkage en de daardoor ontstane schade gemeld aan de VvE.
2.7.
Op 17 april 2012 is wederom sprake geweest van een lekkage in het appartement van [eiser] . Ook deze lekkage en de daardoor ontstane schade heeft hij gemeld aan de VvE.
2.8.
Bij brief van 13 juli 2012 heeft mr. Schippers namens [eiser] de VvE in gebreke gesteld en aansprakelijk gesteld voor de door [eiser] geleden en te lijden schade.
2.9.
Bij brief van 1 augustus 2012 heeft mr. Schippers namens [eiser] aan de VvE meegedeeld dat [eiser] zich, wegens het uitblijven van een reactie van de VvE op de brief van 13 juli 2012, genoodzaakt ziet de betaling van de door hem aan de VvE verschuldigde bijdragen op te schorten, althans te verrekenen met de door hem geleden schade.
2.10.
In april 2013 is het dak van het appartementencomplex in opdracht van de VvE gerenoveerd door Janssen Huybregts.
2.11.
In juni en juli 2013 heeft [eiser] weer lekkages in de keuken en de woonkamer van zijn appartement geconstateerd. Hij heeft deze lekkages bij e-mailberichten van 21 juni 2013 en 29 juli 2013 gemeld aan de VvE.
2.12.
Bij e-mailbericht van 27 augustus 2013 heeft de verzekeringstussenpersoon van de VvE, Meeus Assurantiën B.V. (hierna: Meeus), het volgende aan de VvE meegedeeld:
“Hierbij wil ik reageren op onderstaande schademelding die wij van u ontvangen hebben.
(…)
Zoals wij reeds aan [eiser] doorgegeven hebben, schakelen wij geen expert in. De schade-oorzaak kan door de heer [eiser] namelijk niet aangegeven worden, hetgeen uiteraard van groot belang is voor de bepaling van de polisdekking en/of het al dan niet inschakelen van een expert.
Gezien het feit dat de nieuwe waterschade zich op exact dezelfde plaats bevindt als de eerder geclaimde schade, waarvoor inmiddels diverse uitkeringen verstrekt zijn, lijkt het aannemelijk dat het herstel mogelijk niet correct uitgevoerd is. Het lijkt ons dan ook eerder zaak om het herstelbedrijf te benaderen om deze zaak op te lossen.
In ieder geval is het zo dat u of de heer [eiser] een duidelijke oorzaakbeschrijving dient te verstrekken, alvorens wij deze zaak in behandeling kunnen nemen
Een en ander is door ons eveneens met uw verzekeraar Reaal besproken en men deelt onze mening in dezen.
(…).”
2.13.
Op 13 oktober 2013 is sprake geweest van een lekkage in de keuken en woonkamer van het appartement van mevrouw [partner van eiser] , de partner van [eiser] . Ook dit schadevoorval is aan de VvE gemeld
2.14.
Op 29 mei 2014 en 13 juni 2014 heeft in opdracht van de VvE een onderzoek plaatsgevonden door Van de Leur Vastgoedbeheer en Advies (hierna: Van de Leur) naar de oorzaak van de terugkerende lekkages in de appartementen van [eiser] en [partner van eiser] . Uit het rapport van Van de Leur van 9 juli 2014 blijkt ten aanzien van de lekkages in het appartement van De Silva dat de capaciteit van de goot/hemelwaterafvoer ruim onvoldoende is en dat er inpandig vermoedelijk sprake is van een lek. Daarbij wordt het advies gegeven de goot te vervangen en aanpassingen te doen aan onder meer de dakvoet en de overstort.
2.15.
In september 2014 is het dak in opdracht van de VvE aangepast conform de adviezen van Van de Leur.
2.16.
[eiser] heeft CED BrandVaria de schade laten vaststellen, die hij als gevolg van de lekkages heeft geleden. In het rapport van CED BrandVaria van 19 februari 2015 is de huurderving van [eiser] en [partner van eiser] vastgesteld op in totaal € 56.394,39 en zijn de herstelkosten van [eiser] en [partner van eiser] vastgesteld op € 55.525,35. Verminderd met de door [eiser] ontvangen schadevergoeding van (de verzekeraar van) de VvE van in totaal € 43.973,59, bedraagt de schade volgens het rapport in toaal € 67.946,15.
2.17.
Medio mei 2015 heeft [eiser] opdracht gegeven aan Weko Schilders voor het buitenschilderwerk van zijn appartement. Bij facturen van 20 november 2015 is ter zake daarvan in totaal € 3.726,96 aan [eiser] in rekening gebracht.
2.18.
Artikel 2.2.7 van de polisvoorwaarden van de opstalverzekering van de VvE luidt:
“schade door huurderving wegens het geheel of ten dele onbruikbaar worden van het gebouw door een gedekte gebeurtenis gedurende de periode van herstel of herbouw van het gebouw, doch tot een maximum van 52 weken. Als de verzekeringnemer het gebouw zelf in gebruik heeft, wordt een vergoeding gegeven gelijk aan de huurderving als het gebouw met gelijke bestemming zou zijn verhuurd. In geval niet tot herbouw wordt overgegaan, bestaat aan spraak op vergoeding van huurderving over een periode van maximaal 10 weken.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de VvE, althans de onder-VvE, zal veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 58.902,83, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 55.175,87 vanaf 16 maart 2016 tot aan de dag van volledige betaling, met veroordeling van de VvE, althans de onder-VvE, in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Ingevolge artikel 16 en artikel 17 lid 1 van de splitsingsakte voert de VvE het beheer en draagt zij de zorg voor het onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken, waaronder de daken, inclusief de waterkerende lagen, en de dakbedekking. [eiser] stelt dat hij schade heeft geleden doordat na regenval van buitenaf water in zijn appartement is binnengedrongen en dat de VvE ondanks herhaalde aanmaningen heeft verzuimd de oorzaak van de schade weg te nemen. Op grond van artikel 5:113 BW en artikel 6:174 BW is de VvE aansprakelijk voor de door hem geleden schade, aldus [eiser] . De schade ten gevolge van de lekkages in 2010, 2011 en 2012 is gedeeltelijk aan hem vergoed door de verzekeraar van de VvE. De schade ten gevolge van de lekkages in 2013 is niet vergoed door de verzekeraar omdat deze schadevoorvallen door de VvE niet deugdelijk zijn gemeld aan haar verzekeraar. Dit dient volgens [eiser] voor rekening en risico van de VvE te komen. De door hem gevorderde schadevergoeding is als volgt berekend. Op grond van het rapport van CED BrandVaria van 19 februari 2015 bedraagt de schade ten gevolge van voormelde lekkages ter zake van zijn appartement aan huurderving € 45.173,48 en aan herstelkosten € 52.385,63, dus in totaal € 97.559,09. Verminderd met de reeds ontvangen schadevergoeding van € 43.973,59 van de verzekeraar van de VvE, resteert een schade van € 53.585,50. Vermeerderd met de wettelijke rente berekend tot 16 maart 2016 komt dat uit op een bedrag van € 55.175,87. Daarnaast vordert [eiser] de kosten van het buitenschilderwerk van € 3.726,96. Hij stelt dat het buitenschilderwerk noodzakelijk was en een opdracht van de VvE daartoe uitbleef, doordat zij lange tijd niet actief was, zodat hij in het kader van zaakwaarneming het buitenschilderwerk heeft laten uitvoeren.
Voor zover de VvE niet aansprakelijk zou zijn, is de onder-VvE voor deze schade en kosten aansprakelijk, aldus [eiser] .
3.3.
De VvE en de onder-VvE voeren verweer. Hierna zal op de stellingen van partijen, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de VvE verantwoordelijk is voor het beheer en het onderhoud van de gemeenschappelijke zaken, waaronder het dak en de hemelwaterafvoer. Voor zover [eiser] de vordering heeft ingesteld tegen de onder-VvE, zal de vordering dan ook worden afgewezen.
4.2.
Vaststaat dat de lekkages in het appartement van [eiser] in 2010, 2011, 2012 en 2013 zijn veroorzaakt door een gebrek aan het dak. Voorts staat vast dat de VvE verantwoordelijk is voor het beheer en het onderhoud van het dak. Uit de overgelegde stukken blijkt genoegzaam dat [eiser] de schadevoorvallen steeds tijdig heeft gemeld aan de VvE en dat hij steeds heeft aangedrongen op het nemen van maatregelen door de VvE, maar dat het dak pas in september 2014 deugdelijk is hersteld.
De rechtbank is van oordeel dat de VvE, nu zij verantwoordelijk is voor het beheer en het onderhoud van het dak, aansprakelijk is voor de schade die veroorzaakt is door het gebrek van het dak. Dat de VvE om haar moverende redenen het gebrek aan het dak niet onmiddellijk afdoende heeft laten herstellen, dient voor haar rekening en risico te blijven.
Dat [eiser] als lid van de VvE al dan niet via een machtiging van de kantonrechter mogelijk een eerdere reparatie van het dak had kunnen bewerkstelligen, zoals de VvE betoogt, doet aan de aansprakelijkheid van de VvE niet af. Voor zover de VvE meent dat er om die reden sprake is van eigen schuld van De Silva of dat hij niet heeft voldaan aan zijn plicht de schade te beperken, verwerpt de rechtbank dat betoog. [eiser] heeft niet anders gehandeld dan in redelijkheid in deze situatie van hem had mogen worden verwacht.
4.3.
Dat de schadevoorvallen, die hebben plaatsgevonden in 2013, niet door de verzekeraar van de VvE in behandeling zijn genomen, dient eveneens voor rekening en risico van de VvE te blijven. Uit het e-mailbericht van Meeus van 27 augustus 2013 volgt immers dat schadevoorval van 21 juni 2013 niet in behandeling is genomen omdat de schade zich op dezelfde plaats had voorgedaan als de schade die eerder reeds was vergoed door Reaal en men zich daarom afvroeg of die schade wel juist was hersteld en niet moest worden opgelost door het bedrijf dat het herstel had uitgevoerd. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een omstandigheid die in de risicosfeer van de VvE ligt. Dit geldt ook met betrekking tot het schadevoorval van 27 juli 2013, nu vaststaat dat de VvE dat voorval niet bij haar tussenpersoon of verzekeraar heeft gemeld.
4.4.
In het rapport van CED BrandVaria van 19 februari 2015 is de schade vastgesteld, die [eiser] ten gevolge van de lekkages heeft geleden en is vermeld welke bedragen aan schadevergoeding aan hem zijn uitgekeerd door de verzekeraar van de VvE. Ter zake van de verschillende schadevoorvallen, volgt daaruit het volgende:
- schadevoorvallen van 26 juli 2010 en 28 juni 2011:
De huurderving in de periode van 29 juli 2010 tot en met 30 juni 2011 bedroeg € 11.616,54 en de herstelkosten bedroegen € 18.686,59, dus in totaal bedroeg de schade € 30.303,13. [eiser] heeft van de verzekeraar van de VvE een uitkering ontvangen van € 29.086,59. Hij maakt jegens de VvE nog aanspraak op het verschil tussen laatstgenoemde bedragen ad € 1.216,54, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2011, welke rente tot 14 maart 2016 is berekend op € 178,89, zodat zijn vordering met betrekking tot deze schadevoorvallen € 1.395,43 bedraagt.
- schadevoorval van 17 april 2012:
De huurderving in de periode van 17 april 2012 tot en 12 april 2013 bedroeg € 13.229,98 en de herstelkosten bedroegen € 14.887,00. [eiser] heeft van de verzekeraar van de VvE een uitkering ontvangen van € 14.887,00, zodat hij jegens de VvE aanspraak maakt op € 13.229,98 aan huurderving, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 april 2013, welke rente tot 14 maart 2016 is berekend op € 1.027,09. Zijn vordering met betrekking tot dit schadevoorval bedraagt € 14.257,07.
- schadevoorvallen van 21 juni 2013 en 27 juli 2013:
De huurderving in de periode van 21 juni 2013 tot en met 15 december 2014 bedroeg € 20.326,94 en de herstelkosten bedroegen € 18.812,04, dus in totaal bedroeg de schade € 38.538,98. [eiser] maakt aanspraak op laatstgenoemd bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2014, welke rente tot 14 maart 2016 is berekend op € 984,39, zodat zijn vordering met betrekking tot deze schadevoorvallen € 39.523,37 bedraagt.
4.5.
De VvE betwist de door [eiser] gestelde schade. Zij stelt dat niet is gebleken dat [eiser] het appartement ten tijde van de lekkages had verhuurd of te huur had staan, zodat van huurderving geen sprake is. Met betrekking tot de gestelde herstelkosten voert de VvE aan dat [eiser] deze onvoldoende heeft onderbouwd.
4.6.
De rechtbank overweegt het volgende. In artikel 2.2.7 van de polisvoorwaarden van de opstalverzekering van de VvE is bepaald dat indien de verzekeringnemer het gebouw zelf in gebruik heeft, een vergoeding wordt gegeven gelijk aan de huurderving als het gebouw met gelijke bestemming zou zijn verhuurd. Uit voormeld artikel volgt dat in het geval het gebouw tijdelijk geheel of ten dele niet kan worden gebruikt als gevolg van de schadeveroorzakende gebeurtenis, gedurende de periode van herstel (van maximaal 52 weken) de vergoeding van het gemiste woongenot wordt gelijkgesteld aan de huurderving. Op basis van dit artikel is kennelijk door de verzekeraar van de VvE de door [eiser] geleden huurderving in 2010 en 2011 grotendeels vergoed. Voorts heeft de VvE ter zitting verklaard dat haar verzekeraar heeft toegezegd met betrekking tot het schadevoorval van 17 april 2012 alsnog € 9.303,16 ter zake van huurderving te zullen uitkeren. Dat [eiser] het appartement niet verhuurde, maar daar zelf woonde, is dus op zichzelf niet relevant voor de beoordeling of hij aanspraak kan maken op een vergoeding wegens huurderving. Kennelijk wordt derving van het woongenot door de verzekeraar gelijk gesteld aan de huurderving. Indien komt vast te staan dat [eiser] in de door hem gestelde periodes ten gevolge van de lekkages niet in het appartement kon wonen, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank in beginsel recht op een vergoeding ter zake van huurderving. Indien de verzekeraar van de VvE om andere redenen niet tot vergoeding van de huurderving aan [eiser] is overgegaan, bijvoorbeeld omdat de termijn van 52 weken is overschreden, kan dat in beginsel niet aan [eiser] worden tegengeworpen. De VvE heeft ook niet nader toegelicht op welke wijze de schade wegens gederfd woongenot volgens haar moet worden vastgesteld, indien niet zou moeten worden uitgegaan van huurderving conform de door de verzekeraar gehanteerde regeling. De hoogte van de huurderving per maand zoals vastgesteld in het rapport van CED BrandVaria heeft de VvE onvoldoende weersproken, zodat de rechtbank dat als uitgangspunt zal nemen.
4.7.
Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft de VvE echter betwist dat [eiser] in de periodes waarover hij een vergoeding voor huurderving vordert niet in zijn appartement kon wonen. Uit voormeld rapport van CED BrandVaria volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat door de schade-expert zelf is geconstateerd dat [eiser] in de desbetreffende periodes daadwerkelijk niet in zijn appartement kon wonen. Uit de enkele foto’s die door [eiser] zijn overgelegd kan evenmin worden opgemaakt dat hij zijn appartement in de door hem gestelde periodes niet kon gebruiken ten gevolge van de lekkages. Nu [eiser] zich erop beroept dat hij ten gevolge van de lekkages in de desbetreffende periodes niet in zijn appartement kon wonen, rust op hem de bewijslast daarvan.
4.8.
[eiser] heeft niet inzichtelijk gemaakt waarop het bedrag van € 1.216,54, dat hij vordert ter zake van de schadevoorvallen in 2010 en 2011, betrekking heeft. Niet weersproken is dat de herstelkosten die betrekking hebben op deze schadevoorvallen geheel zijn vergoed door de verzekeraar van de VvE, zodat het kennelijk om een deel van de huurderving gaat, maar niet duidelijk is waarom de verzekeraar van de VvE laatstgenoemd bedrag niet heeft vergoed. [eiser] zal moeten aantonen dat en waarom hij jegens de VvE nog aanspraak kan maken op dat bedrag, althans dat hij over een langere periode dan door de verzekeraar is vergoed aanspraak kan maken op huurderving.
4.9.
Ter zake van het schadevoorval van 17 april 2012 heeft de verzekeraar mogelijk inmiddels nog een bedrag van € 9.303,16 aan de VvE uitgekeerd. Uit het rapport van CED BrandVaria volgt dat voormeld bedrag ziet op de huurderving over de periode van 17 april 2012 tot en met 31 december 2012. Kennelijk is dus niet in geschil dat [eiser] in die periode het appartement niet heeft kunnen bewonen. Voor zover voormeld bedrag reeds is uitgekeerd door de verzekeraar van de VvE komt dat bedrag aan [eiser] toe. De VvE zal in de gelegenheid worden gesteld zich hierover uit te laten. Dat betekent dat nog in geschil is of [eiser] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 12 april 2013 en in de periode van 21 juni 2013 tot en met 15 december 2014 al dan niet in het appartement heeft kunnen wonen. [eiser] zal tot bewijslevering hiervan worden toegelaten.
4.10.
Volgens de eigen stellingen van de VvE zijn de herstelkosten met betrekking tot de schadevoorvallen van 26 juli 2010, 28 juni 2011 en 17 april 2012 geheel vergoed door haar verzekeraar, zodat deze niet meer in geschil zijn tussen partijen. Met betrekking tot de herstelkosten van de schadevoorvallen in 2013 heeft [eiser] de offertes en de facturen overgelegd van A. Stupers Afbouwbedrijf ter zake van het verwijderen en opnieuw monteren van het plafond van de woonkamer, het stukadoren en het opnieuw spuiten ad € 11.522,20 en het repareren van waterschade aan wanden en plafonds van de gang ad € 2.739,04, alsmede de offerte en de factuur van Bouwtotaal Keukens ter zake van de herstelwerkzaamheden van de waterschade in de keuken ad € 2.957,00 en de offerte en de factuur van Tegels en Wonen Ammerzoden ter zake van het herstellen en reinigen van de vloer ad Є 1.594,00. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] hiermee de herstelkosten van in totaal € 18.812,04 voldoende heeft onderbouwd. Ter zitting heeft de VvE nog aangevoerd dat de betalingsbewijzen, waaruit volgt dat de facturen daadwerkelijk door [eiser] zijn voldaan, ontbreken. De rechtbank gaat aan dit verweer als tardief voorbij.
Dat betekent dat de vordering ter zake van de herstelkosten ad € 18.812,04 zal worden toegewezen.
4.11.
De gemeente [woonplaats] heeft medio 2015 buitenschilderwerk aan het oude stadhuis laten verrichten. Aangezien het appartement van [eiser] aan het oude stadhuis grenst en het buitenschilderwerk van zijn appartement volgens hem noodzakelijk was, heeft hij de schilder die in opdracht van de gemeente bezig was met het buitenschilderwerk, opdracht gegeven voor het buitenschilderwerk aan zijn appartement. [eiser] maakt uit hoofde van zaakwaarneming, dan wel uit hoofde van kostenbesparing voor de VvE aanspraak op de daarmee gemoeide kosten van € 3.726,96.
De VvE betwist dat zij deze kosten aan [eiser] dient te vergoeden.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft gesteld, waaruit volgt dat het buitenschilderwerk dermate noodzakelijk was dat langer uitstel niet kon worden gevergd. Artikel 5 van de splitsingsakte is daarom niet van toepassing. Dat [eiser] ervoor heeft gekozen het buitenschilderwerk te laten verrichten zonder een daartoe strekkend besluit van de VvE uit te lokken, dient voor zijn rekening en risico te blijven. Dat hij zich op redelijke grond heeft ingelaten met het belang van de VvE is onvoldoende gebleken. De rechtbank is voorts van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een kostenbesparing voor de VvE. De vordering ter zake van de vergoeding van de kosten van het buitenschilderwerk zal daarom worden afgewezen.
4.13.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de VvE zich op de rol van
15 maart 2017bij akte kan uitlaten of de verzekeraar inmiddels het bedrag van € € 9.303,16 heeft uitgekeerd (rechtsoverweging 4.8.), waarna [eiser] binnen twee weken daarna bij akte daarop kan reageren,
5.2.
draagt [eiser] op te bewijzen:
  • dat hij met betrekking tot de schadevoorvallen van 26 juli 2010 en 28 juni 2011 jegens de VvE nog aanspraak heeft op een bedrag van € € 1.216,54, althans dat hij over een langere periode dan door de verzekeraar is vergoed aanspraak kan maken op huurderving, en
  • dat hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 12 april 2013 en in de periode van
21 juni 2013 tot en met 15 december 2014 ten gevolge van de lekkages niet in zijn appartement heeft kunnen wonen,
5.3.
bepaalt dat, voor zover [eiser] dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. S.J. Peerdeman in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
15 maart 2017voor het opgeven door [eiser] van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met augustus 2017, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
verwijst voor het geval [eiser] op die roldatum heeft medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of,
maar alleen indien [eiser] daarom op de onder 5.4. bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van [eiser] , waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,
5.6.
bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
5.7.
bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2017.