ECLI:NL:RBGEL:2017:1959

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
05/740316-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van aanranding in sauna door 50-jarige man

Op 7 april 2017 heeft de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 50-jarige man uit Almelo, die werd beschuldigd van aanranding van een destijds 13-jarig meisje in een sauna op 27 april 2016. De tenlastelegging omvatte zowel het primair als subsidiair ten laste leggen van ontuchtige handelingen. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd, omdat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit en betoogd dat de handelingen niet als ontuchtig gekwalificeerd konden worden.

Tijdens de zitting op 24 maart 2017 zijn de verklaringen van het slachtoffer, haar moeder en tante besproken. Zij gaven aan dat de verdachte het meisje in het dompelbad van de sauna tegen zich aan zou hebben gedrukt. De verdachte ontkende echter de beschuldigingen en stelde zich niet bewust te zijn geweest van enige aanraking. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen ruimte lieten voor verschillende interpretaties en dat de handelingen door de verdachte zonder ontuchtige bedoeling konden zijn verricht.

Gelet op de onduidelijkheid en het gebrek aan overtuigend bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan de ten laste gelegde feiten en hem vrijgesproken. Tevens werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van de beschuldigingen was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740316-16
Datum uitspraak : 07 april 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
raadsman: mr. J.J. van 't Hoff, advocaat te Tilburg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 27 april 2016 te Twello, gemeente Voorst, in ieder geval in Nederland, door een feitelijkheid, een persoon, te weten [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers heeft verdachte die [slachtoffer] (zijnde een toen 13-jarig meisje), terwijl beiden geheel naakt waren, in een smal dompelbad van een saunacomplex benaderd
en vervolgens die [slachtoffer] met een arm naar zich toe getrokken en/of tegen zich aan geklemd/gedrukt;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 april 2016 te Twello, gemeente Voorst, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboortedatum [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door die [slachtoffer] tegen zijn lichaam te drukken, terwijl zowel verdachte als die [slachtoffer] daarbij geheel naakt waren.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd. Het dossier bevat voldoende wettig bewijs, maar de officier van justitie heeft niet de overtuiging dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdediging meent dat het dossier onvoldoende overtuigend bewijs biedt voor een bewezenverklaring van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Verder heeft de verdediging betoogd dat, als de rechtbank komt tot de vaststelling van de gedraging, deze gedraging geenszins als ontuchtig te kwalificeren is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van [slachtoffer] , haar moeder en haar tante er op neer komen dat verdachte op 27 april 2016 in de sauna [naam] de destijds 13-jarige [slachtoffer] tegen zich aan zou hebben gedrukt in het dompelbad, terwijl zij beiden naakt waren. Verdachte zou het lange maar smalle dompelbad (met aan een kant een uitgang met een trap) zijn ingelopen, terwijl [slachtoffer] zich net onderdompelde, zich onder water omdraaide en boven water kwam. Verdachte zou een omarmende beweging hebben gemaakt waarbij hij de middel van [slachtoffer] heeft geraakt en hun lichamen elkaar aan de zijkant raakten.
Verdachte daarentegen ontkent het aan hem ten laste gelegde feit. Verdachte heeft verklaard dat hij zich er niet bewust van is geweest dat hij in het dompelbad tegen iemand anders aan is gekomen. Hij kan zich ook niet voorstellen dat hij het meisje naar zich toe heeft getrokken of tegen zich aan heeft gedrukt.
De rechtbank oordeelt dat de door [slachtoffer] , haar moeder en haar tante beschreven handelingen in het dompelbad in sauna [naam] ruimte laten voor verschillende interpretaties. Dat de handelingen als ontuchtig zijn ervaren, kan de rechtbank begrijpen, maar niettemin kunnen de handelingen door verdachte zonder enige ontuchtige bedoeling zijn verricht. De rechtbank vindt dit ook niet onaannemelijk. Nu de gebeurtenis voor meerdere uitleg vatbaar is, heeft de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat de gedragingen hebben plaatsgevonden op een wijze zoals ten laste is gelegd aan verdachte en evenmin dat deze ontuchtig zijn.
Bovenstaande brengt mee dat er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem primair en subsidiair ten laste is gelegd zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
3. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van
schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Door [slachtoffer] wordt gevorderd een bedrag van € 422,96.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair en subsidiair ten laste gelegde en vraagt de rechtbank daarom om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde en vraagt de rechtbank daarom om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Beoordeling door de rechtbank
Nu verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zoals omschreven onder punt 2, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

4.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. G.M.L. Tomassen en mr. M.P. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 07 april 2017.