ECLI:NL:RBGEL:2017:1958

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
05/840450-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van een deur door een man uit Schalkhaar en mishandeling van zijn echtgenote en kind

Op 7 april 2017 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 35-jarige man uit Schalkhaar. De man werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder de mishandeling van zijn echtgenote en kind, en de vernieling van een deur van een woningcorporatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling van de deur, maar sprak hem vrij van de andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de mishandeling van de echtgenote en het kind, aangezien de verklaringen van de getuigen niet overtuigend genoeg waren. De verdachte heeft bekend de deur te hebben vernield, wat leidde tot een geldboete van € 100,-. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop tussen de feiten en de veroordeling. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de terechtzittingen van 31 oktober 2016 en 24 maart 2017.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840450-16
Datum uitspraak : 07 april 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats]
raadsman: mr. S.B. Kleerekooper, advocaat te Hoenderloo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 oktober 2016 en van 24 maart 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2014 tot 16 september 2015, althans in het het (de) ja(a)r(en) 2014 en/of 2015, in de gemeente Epe, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn echtgenote en/of levensgezel, althans
een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , - met de al dan niet tot vuist gebalde hand(en) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of - met een of meer voorwerp(en) tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam heeft gegooid en/of geslagen, en/of - bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgegrepen, en/of de keel van genoemde [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of (enige tijd) dichtgeknepen heeft
gehouden, waardoor genoemde [slachtoffer 1] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden; (pkn. 05.840450.16)
2.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2014 tot 16 september 2015, althans in het het (de) ja(a)r(en) 2014 en/of 2015, in de gemeente Epe, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, genaamd
[slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] ), - met de al dan niet tot vuist gebalde hand(en) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of - aan de oren heeft getrokken, waardoor genoemde [slachtoffer 2] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (pkn. 05.840450.16)
3.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2014 tot 23 maart 2016, althans in het het (de) ja(a)r(en) 2014 en/of 2015 en/of 2016, in de gemeente Epe, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer 1] (al dan niet telefonisch) te kennen gegeven -zakelijk weergegeven-, dat hij (verachte ) haar (genoemde [slachtoffer 1] ) zou vermoorden en/of dat hij (verdachte) aan een pistool kon komen en dat hij (verdachte) haar (genoemde [slachtoffer 1] ) daarmee kon afmaken, althans woorden van gelijke dreigende aard
of strekking; (pkn. 05.840450.16)
4.
hij op of omstreeks 05 juni 2015, althans in het jaar 2015, in de gemeente Epe, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer deur(en) van een woning aan de [adres 2] aldaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of een woningcorporatie aldaar, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; (pkn. 05.840450.16)

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, 2, 3 en 4. Onder feit 1 kan alleen het slaan van aangeefster bewezen worden verklaard, gelet op de aangifte en de ondersteunde verklaringen van de zus van aangeefster en de buurvrouw. Voor wat betreft feit 2 zijn het slaan met de vlakke hand in het gezicht en het aan de oren trekken bewezen te verklaren, op basis van de aangifte en de verklaring van de zus van aangeefster. Daarnaast vindt de officier van justitie steunbewijs in het proces-verbaal van bevindingen. Feit 3 is volgens de officier van justitie ook wettig en overtuigend te bewijzen op basis van de aangifte en de verklaring van de zus van aangeefster. Feit 4 is bekend door verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde onder 1, 2 en 3. Feit 4 heeft verdachte bekend.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank kan feit 1 niet wettig en overtuigend bewezen worden. Het enige bewijsmiddel is de verklaring van aangeefster. De verklaringen van de zus van aangeefster en de buurvrouw kunnen niet als steunbewijs dienen, nu zij allebei niet hebben gezien dat verdachte aangeefster mishandeld heeft. Verdachte heeft ontkend. Verdachte zal van het ten laste gelegde onder feit 1 worden vrijgesproken.
Feit 2
Zowel aangeefster als haar zus hebben verklaard dat verdachte zijn zoon heeft mishandeld. Het is echter de vraag hoeveel waarde er gehecht kan worden aan die verklaring van de zus van aangeefster. Zij heeft namelijk ook verklaard dat ze verdachte en zijn zoon nooit samen zag en dat zij haar zus en verdachte maar twee à drie keer per jaar samen zag. Daarnaast heeft de schooljuf van de zoon nooit iets aan hem gemerkt. Het wegbrengen en ophalen van zijn zoon verliep altijd normaal en de juf heeft nooit gemerkt dat de zoon niet met zijn vader mee wilde. Naar het oordeel van de rechtbank kan feit 2 dan ook niet wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Feit 3
De zus van aangeefster heeft in haar eerste getuigenverhoor verklaard dat verdachte gezegd heeft dat hij aangeefster zou vermoorden. In haar getuigenverhoor bij de rechter-commissaris zegt zij echter niets over een bedreiging door verdachte. Daarnaast heeft alleen aangeefster verklaard over de bedreiging. De rechtbank is daarom van oordeel dat feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte zal van het ten laste gelegde onder feit 3 worden vrijgesproken.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [1]
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 25;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 maart 2017.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks05 juni 2015,
althans in het jaar 2015, in de gemeente Epe, opzettelijk en wederrechtelijk een
of meerdeur
(en)van een woning aan de [adres 2] aldaar,
in elk geval enig goed, geheel
of ten deletoebehorende aan
[slachtoffer 1] en/ofeen woningcorporatie aldaar,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 4:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde het verbod om contact op te nemen met aangeefster. Van dat contactverbod vraagt de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid. Daarnaast vordert de officier van justitie een werkstraf van 100 uur, te vervangen door 50 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde onder feit 1, 2 en 3. Voor feit 4 vraagt de verdediging om verdachte te veroordelen, zonder hem een straf of maatregel op te leggen. Verdachte heeft immers al twee dagen in verzekering doorgebracht en veel stress ervaren door de terechtzittingen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 23 februari 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 17 oktober 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Op 5 juni 2015 heeft verdachte een deur vernield in de woning die destijds gehuurd werd door zijn vrouw. Deze bewezenverklaarde vernieling van de deur maakt onderdeel uit van een grotere zaak, waarin verdachte meerdere verwijten zijn gemaakt. De rechtbank spreekt verdachte echter vrij van dat grotere geheel, namelijk van het ten laste gelegde onder feit 1, 2 en 3. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank daar rekening mee. Daarom is de straf zoals geëist door de officier van justitie niet passend. Verder houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop tussen de vernieling en de veroordeling van verdachte.
De rechtbank zal verdachte voor de vernieling veroordelen tot een geldboete van € 100,-, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank ziet geen reden om deze zaak af te doen met het rechterlijk pardon, gelet op het feit dat de vernieling zich heeft afgespeeld in de relationele sfeer.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 27 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 100,- (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis;
 bepaalt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van € 50,- (vijftig euro) per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.L. Tomassen (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en mr. M.P. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 07 april 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, District Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016031290, gesloten op 21 april 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.