In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 maart 2017 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor verduistering van ongeveer 500.000 euro en valsheid in geschrifte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten van zijn daden. De officier van justitie had een ontnemingsvordering ingediend, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel voorlopig werd geschat op € 508.227,26. Tijdens de zitting op 16 maart 2017 heeft de veroordeelde verklaard dat hij een bedrag van € 492.874,06 had aangewend voor eigen gebruik, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar beoordeling.
De rechtbank heeft de ontnemingsvordering beoordeeld en vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel schattenderwijs op € 492.874,06 moet worden vastgesteld. Na het opleggen van schadevergoedingsmaatregelen aan verschillende slachtoffers, resteerde er een bedrag van € 376.933,82 dat de veroordeelde aan de Staat moet betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag.