ECLI:NL:RBGEL:2017:1645

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 maart 2017
Publicatiedatum
27 maart 2017
Zaaknummer
05/841158-16; 05/840757-15 (tul) en 05/107312-16 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van diefstal na onvoldoende bewijs

Op 27 maart 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van diefstal. De tenlastelegging betrof het wegnemen van isolatieplaten van een bouwterrein in Eerbeek op 27 november 2016. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren, verwijzend naar getuigenverklaringen en een aangifte van de benadeelde partij. De verdachte ontkende echter de beschuldigingen en voerde aan dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de diefstal.

Tijdens de zitting op 13 maart 2017 werd het bewijs besproken. Getuigen hadden een Citroën gezien met isolatieplaten, maar de rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat de verdachte enkele uren na de diefstal in die auto was gezien, niet voldoende was om zijn betrokkenheid bij de diefstal te bewijzen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren en sprak hem vrij van het ten laste gelegde feit.

Daarnaast werd er een civiele vordering behandeld van de benadeelde partij, die een schadevergoeding eiste. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. De rechtbank wees ook vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen af, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het nieuwe feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/841158-16; 05/840757-15 (tul) en 05/107312-16 (tul) (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak : 27 maart 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
[adres] [woonplaats]
Raadsman: mr. P.T. Pel, advocaat te Hattem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 13 maart 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 november 2016 te Eerbeek, gemeente Brummen, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere isolatieplaten
en/of een hoeveelheid isolatiemateriaal, in elk geval enig(e) goed(eren),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Zij heeft gewezen op de namens [slachtoffer] gedane aangifte en de verschillende getuigenverklaringen. De officier van justitie vindt de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij in de avond van 27 november 2016 niet de Citroën [type] heeft bestuurd, niet aannemelijk, te meer niet nu verdachte pas ter terechtzitting is gekomen met een alibi voor die avond.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren zal worden opgelegd. Verdachte voldoet aan alle voorwaarden die worden gesteld aan het opleggen van die maatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent het ten laste gelegde en het dossier bevat geen wettig en overtuigend bewijs.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de ISD-maatregel in dit geval disproportioneel is. Verdachte is bereid om een (desnoods klinische) behandeling te ondergaan in het Intramuraal Motivatiecentrum van Tactus Reclassering en is daar ook voor aangemeld. Daarnaast is het advies tot het opleggen van de ISD-maatregel volgens de raadsman slechts dun onderbouwd.
De beoordeling door de rechtbank
Op 27 november 2016 zijn rond 16.00 uur pakken met isolatieplaten weggenomen van een bouwterrein van [slachtoffer] Getuigen hebben toen een [kleur] Citroën [type] gezien, met het kenteken [kenteken] . In die auto zaten twee mannen. Uit de auto staken isolatieplaten. De getuigen konden de mannen niet omschrijven.
Diezelfde dag, rond 20.30 uur, is de Citroën [type] door getuigen weer bij het bouwterrein gezien. Rond 20.55 uur, heeft een verbalisant gezien dat een man de betreffende Citroën [type] bestuurde. Toen hij kort daarna een foto van verdachte te zien kreeg, herkende hij hem als degene die de Citroën [type] bestuurde. Uit de kofferbak stak toen een in wit plastic gesealed pakket. Een dag later, op 28 november 2016, is verdachte in de Citroën [type] aangehouden.
Verdachte ontkent het ten laste gelegde.
Hij ontkent ook dat hij op 27 november 2016 rond 20.55 uur en op 28 november 2016 in de Citroën [type] heeft gereden. De rechtbank is van oordeel dat, ook al zou kunnen worden vastgesteld dat verdachte op die momenten in de Citroën [type] heeft gereden, dit niet redengevend kan zijn voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Het enkele feit dat verdachte enkele uren na de diefstal de Citroën [type] zou hebben bestuurd, terwijl er een pakket uit de kofferbak stak (waarvan overigens niet is vastgesteld dat het isolatieplaten waren) en het feit dat hij ook de dag erna in die auto is aangetroffen, maken evenwel niet dat kan worden vastgesteld dat verdachte ook betrokken was bij de op 27 november 2016 om 16.00 uur gepleegde diefstal. Verder bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij die diefstal ontbreekt. Dat maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verdachte zal worden vrijgesproken.
3. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Namens [slachtoffer] heeft [naam] zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van naar aanleiding van het onder 1 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 694,78 inclusief BTW of € 574,20 exclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering van de benadeelde partij geheel moet worden toegewezen en dat de vordering moet worden vermeerderd met de wettelijke rente. Ook vindt zij dat toepassing moet worden gegeven aan de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de vordering af te wijzen, nu hij vrijspraak van het ten laste gelegde heeft bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
Nu de rechtbank verdachte zal vrij spreken van het onder 1 ten laste gelegde feit, zal zij de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

4.De beoordeling van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 05-841158-16 gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot de ISD-maatregel. Zij vindt het niet passend dat de voorwaardelijk opgelegde straffen nog ten uitvoer worden gelegd, nadat verdachte de ISD-maatregel heeft doorlopen. De officier van justitie vindt daarom dat de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling moeten worden afgewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de vorderingen na voorwaardelijke tenuitvoerlegging af te wijzen, nu hij vrijspraak van het ten laste gelegde heeft bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
Nu verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde, wijst de rechtbank de vordering van de officier van justitie van 17 februari 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 30 juli 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 6 (zes) weken, af.
Ditzelfde geldt voor de vordering van de officier van justitie van 17 februari 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 26 juli 2016 voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 30 (dertig) uur.

5.5. De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijkin haar vordering;

wijst af de vorderingvan de officier van justitie van 17 februari 2017, strekkende
tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 30 juli 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 6 (zes) weken;

wijst af de vorderingvan de officier van justitie van 17 februari 2017, strekkende
tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 26 juli 2016 voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 30 (dertig) uur.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink (voorzitter), mr. S.C.A.M. Janssen en
mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Kolkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 maart 2017.
mr. S.H. Keijzer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.