In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 27 februari 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van vaderschap door wijlen de heer [S]. De verzoeker, geboren in 1976, heeft het verzoek ingediend na de wettelijke termijn, maar de rechtbank heeft hem toch ontvankelijk verklaard. De man, die zich bewust was van de termijn, stelde dat deze termijn een ongerechtvaardigde inmenging in zijn familie- en gezinsleven vormde, in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet in staat was om eerder een verzoek in te dienen vanwege emotionele belasting en de situatie rondom zijn biologische en juridische ouders. De rechtbank oordeelde dat het belang van de man om zijn identiteit te bevestigen zwaarder weegt dan de strikte handhaving van de termijn. De erkenning door wijlen de heer [S] werd vernietigd, waardoor de man de achternaam van zijn moeder, [V], kan aannemen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.