ECLI:NL:RBGEL:2017:1282

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
05/840753-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man zonder vaste woon- of verblijfplaats voor poging doodslag en diefstal met geweld

Op 7 maart 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 40-jarige man zonder vaste woon- of verblijfplaats, die werd beschuldigd van poging doodslag en diefstal met geweld. De man heeft op 19 juli 2016 in Harderwijk het slachtoffer, [benadeelde], meerdere keren geslagen en geschopt terwijl deze op de grond lag. Het slachtoffer raakte bewusteloos en werd bestolen van zijn persoonlijke bezittingen, waaronder een mobiele telefoon en ringen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging doodslag, omdat hij met opzet het risico had aanvaard dat het slachtoffer zou kunnen overlijden door het geweld dat hij gebruikte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 15 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een tweede feit, namelijk de vernieling van een fiets, omdat er onvoldoende bewijs was. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 991,11 aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840753-16
Datum uitspraak : 07 maart 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te [Huis van Bewaring] te [plaats]
raadsman: mr. M.G.N. de Jonge, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 oktober 2016, 9 december 2016 en 21 februari 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
Primair:
hij op of omstreeks 19 juli 2016 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [benadeelde] één of meermalen (krachtig) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of
- ( terwijl) die [benadeelde] (bewusteloos op de grond lag) één of meermalen (krachtig) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of
- die [benadeelde] ten val heeft gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 19 juli 2016 te Harderwijk op of aan de openbare weg te weten het [naam] , althans een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon ([merk 1], kleur wit) en/of een (zilveren)ring en/of een (duim)ring
en/of een sleutelbos en/of een zonnebril en/of een telefoonhouder en/of een acculader en/of een usb-kabel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend: - die [benadeelde] één of meermalen (krachtig) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of - (terwijl) die [benadeelde] (bewusteloos op de grond lag) één of meermalen (krachtig) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of - die [benadeelde] ten val heeft gebracht;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 19 juli 2016 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen - die [benadeelde] één of meermalen (krachtig) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of - (terwijl) die [benadeelde] (bewusteloos op de grond lag) één of meermalen (krachtig) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of - die [benadeelde] ten val heeft gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 19 juli 2016 te Harderwijk opzettelijk en wederrechtelijk
een damesfiets (merk: [merk 2], kleur: grijs), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, te weten de poging doodslag met als voorgezette handeling de diefstal met geweld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat geen sprake was van opzet dan wel voorwaardelijk opzet op levensberoving en evenmin van een begin van uitvoering van het misdrijf. Verdachte heeft aangever [benadeelde] enkel met zijn vuist geslagen. Van trappen is geen sprake geweest. Het trappen wordt gebaseerd op de verklaringen van getuige [getuige] . Dit geldt ook voor de diefstal. Volgens de verdediging zijn de verklaringen van getuige [getuige] tegenstrijdig en ongeloofwaardig en dienen deze niet in het bewijs te worden meegenomen.
Beoordeling door de rechtbank
Op 19 juli 2016 omstreeks 14:39 uur kregen verbalisanten melding van een vechtpartij in het park aan het [naam] te Harderwijk. Ter plaatse aangekomen zag verbalisant [verbalisant 1] één persoon naast een boom op de grond liggen. Verbalisant zag dat deze persoon zijn ogen dicht had en dat zijn linker oor bloedde. Verbalisant hoorde omstanders zeggen dat de persoon door verdachte geslagen en geschopt was. [2] Het slachtoffer bleek [benadeelde] te zijn. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 19 juli 2016 omstreeks 14:00 uur in het park te Harderwijk was. Hij was daar onder meer met verdachte en aangever [benadeelde] . [getuige] zag dat verdachte en [benadeelde] ruzie kregen. [4] Op enig moment zag hij dat [benadeelde] drie vuistslagen van verdachte kreeg waarna [benadeelde] op de grond viel. Vervolgens zag [getuige] dat verdachte een aanloop nam en met zijn been uithaalde in de richting van het gezicht van [benadeelde] . [5] [getuige] zag dat de voet van verdachte tegen het gezicht van [benadeelde] kwam. Vervolgens zag [getuige] dat verdachte nog een aanloop nam en tweemaal tegen het hoofd van [benadeelde] trapte. Hierna zag [getuige] dat verdachte op [benadeelde] ging staan en goederen – waaronder een mobiele telefoon - uit de broekzak van [benadeelde] haalde. Ook zag [getuige] dat verdachte ringen van de vingers van [benadeelde] afhaalde. [6] [getuige] zag dat verdachte deze goederen in zijn tas deed. Vervolgens zag [getuige] dat verdachte wegliep, zich omdraaide en [benadeelde] nogmaals in het gezicht trapte met zijn been. [7]
Aangever [benadeelde] heeft verklaard dat hij op 19 juli 2016 in het park te Harderwijk was. Hij was daar met een aantal personen, onder wie verdachte. [8] Diezelfde avond werd [benadeelde] wakker in het ziekenhuis. Wat er tussentijds is gebeurd, kan [benadeelde] zich niet herinneren.
Door verbalisant [verbalisant 2] is ten tijde van de aangifte geconstateerd dat [benadeelde] meerdere blauwe plekken en schrammen in zijn gezicht had en dat zijn linker kaak en wang opgezwollen waren. Ook zag verbalisant dat de linker oorschelp van [benadeelde] gescheurd was. [9] Blijkens het GGD-letselrapport heeft [benadeelde] meerdere bloeduitstortingen op zijn hoofd en linker arm. Ook is sprake van een scheurwond in zijn linker oorschelp. [10] Uit de ouderdom van de letsels blijkt dat deze kunnen zijn ontstaan ten tijde van het ten laste gelegde feit. [11]
Voorts heeft [benadeelde] verklaard dat hij de volgende goederen mist: een witte mobiele Samsung telefoon, een zilveren ring, een edelstalen duimring, een sleutelbos en een zonnebril. Deze goederen had [benadeelde] in zijn bezit toen hij in het park was. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ruzie met aangever kreeg en dat hij hem drie vuistslagen in het gezicht heeft gegeven. Naar eigen zeggen heeft hij aangever bewusteloos geslagen. [13] Tijdens de fouillering zijn bij verdachte onder meer de volgende goederen aangetroffen: een witte mobiele Samsung telefoon, [14] een zilveren ring, [15] een edelstalen duimring [16] en een zonnebril. [17] Verdachte heeft verklaard dat deze goederen niet van hem zijn. [18]
Betrouwbaarheid verklaringen getuige
De raadsvrouw heeft verzocht de verklaringen van getuige [getuige] niet te gebruiken omdat ze onbetrouwbaar en tegenstrijdig zouden zijn. De rechtbank overweegt dat de verklaringen van getuige [getuige] deels worden ondersteund door het proces-verbaal van aanhouding. Blijkens dit proces-verbaal is door één van de omstanders direct verklaard dat verdachte aangever [benadeelde] geslagen en geschopt zou hebben. Dit werd vervolgens door een andere omstander bevestigd. De rechtbank ziet daarom geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen van getuige [getuige] . Dat getuige [getuige] in eerste instantie minder uitgebreid heeft verklaard doet daaraan niet af. De essentie van de verklaring is beide keren hetzelfde. De verklaringen vinden bovendien steun in het objectief vastgestelde letsel bij aangever.
Conclusie
Op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte driemaal tegen/op het hoofd van aangever [benadeelde] heeft geslagen en/of gestompt en tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor [benadeelde] ten val kwam. Ook stelt de rechtbank vast dat verdachte meermalen met kracht tegen/op het hoofd en het lichaam van [benadeelde] heeft geschopt en/of getrapt.
Het handelen van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als gericht op de dood van het slachtoffer. Verdachte heeft meerdere malen met kracht tegen/op het hoofd van [benadeelde] geschopt en/of getrapt terwijl [benadeelde] op de grond lag. Het is een algemene ervaringsregel dat het hoofd dusdanig kwetsbaar is dat, indien daartegen wordt geschopt, de aanmerkelijke kans bestaat dat daardoor zodanig ernstig schedel- en hersenletsel ontstaat dat dit de dood van het slachtoffer veroorzaakt. Nu het een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Verdachte heeft door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou kunnen overlijden, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. Het is de geluksfactor geweest die de goede afloop heeft bepaald. Verdachte had hier geen enkele controle over. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde, de poging doodslag, bewezen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat uit bovenvermelde bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een witte mobiele Samsung telefoon, een zilveren ring, een edelstalen duimring en een zonnebril van [benadeelde] . Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een voortgezette handeling nu de poging doodslag en de diefstal naar het oordeel van de rechtbank niet de uiting zijn geweest van één wilsbesluit. Zij zal dit daarom kwalificeren als een meerdaadse samenloop.
De diefstal van de telefoonhouder, acculader en USB-kabel acht de rechtbank niet bewezen, nu [benadeelde] in zijn aangifte niet heeft verklaard dat deze goederen aan hem toebehoren.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit. Hij baseert dit op de verklaring van getuige [getuige] en de aangifte van [benadeelde] , waarin [benadeelde] hoopt dat zijn fiets niet beschadigd is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat door [benadeelde] geen aangifte is gedaan van vernieling. De enkele hoop van [benadeelde] is onvoldoende.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De door de officier van justitie aangehaalde bewijsmiddelen zijn onvoldoende voor het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich aan het ten laste gelegde schuldig heeft gemaakt. Door [benadeelde] is geen aangifte gedaan van vernieling. Voorts is op geen enkele wijze vastgesteld dat de fiets daadwerkelijk vernield is. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks19 juli 2016 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [benadeelde]
één ofmeermalen (krachtig) tegen/op het hoofd en
/ofhet lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd en
/of
- ( terwijl) die [benadeelde] (bewusteloos op de grond lag)
één ofmeermalen (krachtig) tegen/op het hoofd en
/ofhet lichaam heeft geschopt en/of getrapt en
/of
- die [benadeelde] ten val heeft gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
/of
hij op
of omstreeks19 juli 2016 te Harderwijk op of aan de openbare weg te weten het [naam] ,
althans een openbare weg,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon ([merk 1], kleur wit) en
/ofeen (zilveren)ring en
/ofeen (duim)ring
en
/ofeen sleutelbos en
/ofeen zonnebril
en/of een telefoonhouder en/of een acculader en/of een usb-kabel, in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [benadeelde]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend: - die [benadeelde] één of meermalen (krachtig) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of - (terwijl) die [benadeelde] (bewusteloos op de grond lag) één of meermalen (krachtig) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of - die [benadeelde] ten val heeft gebracht.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, primair:
Meerdaadse samenloop van “poging tot doodslag” en “diefstal”.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd. Deze maatregel dient in te houden dat verdachte zich zal onthouden van contact met het slachtoffer. De officier van justitie heeft daarbij verzocht de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
Ingeval de rechtbank toekomt aan een bewezenverklaring en strafoplegging heeft de verdediging verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte in verband met zijn beperkte persoonlijkheidsontwikkeling verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Voorts heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 2 november 2016;
- het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 7 december 2016;
- het Pro Justitia rapport, van drs. H. Mertens, psycholoog, gedateerd 8 oktober 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 19 juli 2016 schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en een diefstal. Verdachte heeft het slachtoffer meerdere malen geslagen waardoor het slachtoffer ten val kwam. Terwijl het slachtoffer op de grond lag, heeft verdachte meerdere malen tegen zijn hoofd en lichaam geschopt. Dit is een zeer ernstig feit, waarbij een grove inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte mag van geluk spreken dat het schoppen tegen het hoofd geen fatale afloop heeft gehad. Dergelijke misdrijven veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid bij slachtoffers en in de samenleving, nu de geweldpleging heeft plaatsgevonden in een openbaar park. De geweldpleging moet niet alleen voor het slachtoffer een schokkende ervaring zijn geweest, maar ook voor omstanders. Verdachte heeft er geen blijk van gegeven enig inzicht te hebben in het laakbare van zijn handelen.
Daarnaast heeft verdachte het slachtoffer bestolen toen hij bewusteloos op de grond lag. Dit getuigt van een verregaande mate van brutaliteit.
Blijkens het psychologisch rapport Pro Justitia van 8 oktober 2016 is bij verdachte sprake van een onvolledige ontwikkeling van de persoonlijkheid. Verdachte is hierdoor erg beïnvloedbaar. Verdachte kan onvoldoende sturing geven aan zijn gedrag en wordt in zekere mate gestuurd door toevallige omgevingsfactoren. Drs. H. Mertens, psycholoog, heeft in zijn rapport geconcludeerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten. De rechtbank onderschrijft die conclusie.
Verdachte is blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie in Nederland niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft echter ook acht geslagen op een uittreksel van het European Criminal Records Information System van 20 oktober 2016. Hieruit blijkt dat verdachte in Polen eerder in aanraking is geweest met justitie ter zake geweldsdelicten.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is, en wel voor de duur van 15 maanden. De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist. Enerzijds heeft dat te maken met het feit dat zij feit 2 niet bewezen acht, anderzijds houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Over het door de officier van justitie gevorderde contactverbod oordeelt de rechtbank als volgt. Verdachte en het slachtoffer zijn beiden dakloos. Dit maakt dat een contactverbod in de praktijk moeilijk te handhaven is. Gelet daarop zal de rechtbank de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel niet opleggen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.642,66.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Dit deel van de vordering betreft de volgende schadeposten: verlies eigen risico zorgverzekering 2016, onherstelbaar beschadigde kleding, ziekenhuis daggeldvergoeding, reparatiekosten vernielde fiets en vernielde zonnebril. Deze schadeposten, met uitzondering van ‘reparatiekosten vernielde fiets’, zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en komen haar ook redelijk voor. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 497,11. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2016.
Nu verdachte vrijgesproken is van het onder 2 ten laste gelegde feit, komt de schadepost ‘reparatiekosten vernielde fiets’ niet in aanmerking voor vergoeding. De benadeelde partij [benadeelde] zal voor dat deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat [benadeelde] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank stelt die schade naar maatstaven van billijkheid vast op € 500, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank heeft hierbij aansluiting gezocht bij wat in soortgelijke zaken wordt toegekend. Het meergevorderde zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2016.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 36f, 27, 45, 57, 287 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] :
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 primair tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde], van een bedrag van
€ 997,11 (negenhonderd en zevenennegentig euro en elf cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. D.S.M. Bak en mr. A. Tegelaar, rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 maart 2017.
mr. M.F. Gielissen en mr. D.S.M. Bak zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016357334, gesloten op 21 juli 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 24.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 12.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 17.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 19.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 20.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 20.
8.Het proces-verbaal van aangifte, p. 13.
9.Het proces-verbaal van aangifte, p. 14.
10.Het GGD-letselrapport, p. 55.
11.Het GGD-letselrapport, p. 54.
12.Het proces-verbaal van aangifte, p. 14.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 februari 2016.
14.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 48.
15.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 47.
16.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 48.
17.Afstandsverklaring, p. 49.
18.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 41.