Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser] ,
[eiser],
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 december 2016 met de producties 1 t/m 5, tevens houdende incidentele conclusie tot het treffen van een voorlopige voorziening
- de incidentele conclusie van antwoord met de producties 1 t/m 3.
2.De feiten in het incident
- de bedrijfsgebouwen met daarbij erven, weiland en verder aanhoren, kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie F nummer 306 (groot negen en twintig hectare drie en zestig are twee en vijftig centiare) met uitzondering van een ter plaatste aangeduid gedeelte ter grootte van ongeveer twee hectare dertig are, bestaande uit een woonhuis met schuur, erf, tuin en aangrenzend weiland, plaatselijk bekend als [adres] 16,
- een perceel weiland nabij de [adres] te [gemeente] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie F nummer 75 (groot een hectare drie en zeventig are vijf en zestig centiare),
- een perceel weiland nabij de [adres] te [gemeente] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie F nummer 109 (groot acht hectare vier en twintig are),
- een erf met veestal nabij de [adres] te [gemeente] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie F nummer 305 (groot zeventien are en vijftig centiare), en
- een perceel grond met woonhuis, schuur en verder aanhoren te [gemeente] , [adres] 14a, kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie F nummer 304 (groot tien are zes centiare).
) in eigendom verblijvende deel van het sub a gemelde kadastrale perceel [gemeente] , sectie F nummer 306 en ten laste van het aan de comparant sub 2 ([verweerder] , de voorzieningenrechter
) bij deze akte geleverde deel van laatstgemeld perceel.
5.De beslissing
3.De vordering in de hoofdzaak
4.De vordering in het incident
5.De beoordeling in het incident
mogelijkde gevraagde erfdienstbaarheid betreft, waarbij wordt verwezen naar de tekst zoals opgenomen in de akte van 29 december 1997. Daarmee is thans onvoldoende aannemelijk geworden dat – in afwijking van de beoordeling van de voorzieningenrechter – inderdaad sprake is van een recht van erfdienstbaarheid van weg dat ten gunste van de percelen van [eisers] is gevestigd. [eisers] heeft geen andere stukken overgelegd die tot een andersluidend oordeel zouden moeten leiden. In de hoofdzaak (bodemprocedure) kan nader onderzoek worden gedaan naar het mogelijke bestaan van een recht van erfdienstbaarheid. Daarvoor is thans geen plaats.
6.De beslissing
5 april 2017voor conclusie van antwoord.