ECLI:NL:RBGEL:2017:1190

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
8 maart 2017
Zaaknummer
05/042785-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man voor gewelds- en vermogensdelicten, inclusief straatroof met mes

Op 28 februari 2017 heeft de Rechtbank Gelderland een 19-jarige man uit Ermelo veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor het plegen van meerdere gewelds- en vermogensdelicten. De man was betrokken bij een straatroof bij een pinautomaat in Arnhem, waarbij hij het slachtoffer met een mes in de nek heeft gestoken. Uit deskundigenrapporten bleek dat de man ten tijde van de feiten verminderd toerekeningsvatbaar was en dat hij een strak hulpverleningskader nodig heeft om herhaling van zijn strafbare gedrag te voorkomen. Naast de gevangenisstraf heeft de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met bijzondere voorwaarden opgelegd. De man moet ook een schadevergoeding van € 1.491,27 betalen aan het slachtoffer van de straatroof. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, mishandeling, diefstal met geweld en poging tot doodslag. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank achtte een klinische behandeling noodzakelijk en heeft de tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/042785-16, 05/113902-16, 05/720099-16, 05/740088-16, 06/940354-12 (tul)
en 05/800046-15 (tul) (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 28 februari 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1]
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem
raadsman: mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 25 mei 2016, 28 juni 2016, 20 september 2016, 4 november 2016, 27 december 2016 en 14 februari 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Ten aanzien van parketnummer 05/042785-16
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 februari 2016 te Harderwijk [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga mensen aan dit mes rijgen als kebab" en/of "Ik zal je aan het mes rijgen", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking waarbij hij, verdachte, ten overstaan van en/of zichtbaar voor die [benadeelde 1] , op korte afstand, een mes heeft getoond en/of een mes in de richting heeft gehouden van en/of heeft gericht op die [benadeelde 1] .
Ten aanzien van parketnummer 05/113902-16
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 februari 2016 te Harderwijk [benadeelde 2] heeft mishandeld door die [benadeelde 2] (meermalen) (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam te slaan en/of te stompen.
Ten aanzien van parketnummer 05/720099-16
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving en wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 februari 2016, in de gemeente Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geld(bedrag) en/of een bank-/pinpas, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [benadeelde 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- terwijl die [benadeelde 3] bij een pin-/geldautomaat (van de ABN AMRO bank) (gelegen aan/op het Gele Rijdersplein) (een) geld(bedrag) aan het pinnen was, althans een begin had gemaakt om (een) geld(bedrag) te (gaan) pinnen
- zich achter die [benadeelde 3] heeft/hebben opgesteld en/of
- ( daarbij) voorzien was/waren van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn/hun hoofd/gezicht getrokken (bivak)muts en/of capuchon, althans (in ieder geval) voorzien was/waren van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezicht en/of
- ( vervolgens) (daarbij) die [benadeelde 3] heeft/hebben meegedeeld - zakelijk weergegeven - dat hij rustig moest blijven en zijn geld aan verdachte(n) moest afgeven en/of
- ( vervolgens) - toen die [benadeelde 3] hier geen gehoor aan gaf en/of (daarop) verdachte(n) (weg)duwde en/of (vervolgens) in (een) worsteling geraakt(e)(n) met verdachte(n) - met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp (een) stekende beweging(en) naar/in de richting van (het lichaam van) die [benadeelde 3] heeft/hebben gemaakt (waarbij die [benadeelde 3] in zijn nek werd gestoken) en/of
- ( vervolgens) (daarbij) (een) geld(bedrag) en/of een bank-/pinpas (ten name van die [benadeelde 3] ) uit voornoemde pin-/geldautomaat heeft/hebben weggenomen;
2.
hij op of omstreeks 13 februari 2016, in de gemeente Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [benadeelde 3] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal met een mes,
althans met een scherp en/of puntig voorwerp een slaande en/of stekende beweging(en) naar/in de richting van die [benadeelde 3] heeft gemaakt waarbij deze in het lichaam (nek) werd gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 13 februari 2016, in de gemeente Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [benadeelde 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende beweging(en) naar/in de richting van (het lichaam van) die [benadeelde 3] heeft gemaakt en/of die [benadeelde 3] in het lichaam (nek) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 05/740088-16
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2016 te Ermelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen op/aan [adres 2] weg te nemen, geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met voornoemd oogmerk met een schroevendraaier, althans een breekvoorwerp, de (voor)deur heeft/hebben geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/042785-16 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Op 6 februari 2016 omstreeks 22:00 uur komt in Harderwijk een jongen – die een donkere jas draagt – uit een groepje van drie personen op aangeefster en getuige [getuige 1] aflopen. Deze jongen haalt op ongeveer 2,5 meter van hen vandaan een mes tevoorschijn. Hij wijst met het mes in de richting van aangeefster [benadeelde 1] en zegt daarbij “ik ga mensen aan dit mes rijgen als kebab”. [2]
Op de camerabeelden van het centrum van Harderwijk van 6 februari 2016 zijn om 22:15 uur twee meiden te zien waarvan er één door verbalisant wordt herkend als aangeefster. Deze meiden treffen een aantal jongens. Een van de jongens draagt – evenals de persoon die aangeefster heeft bedreigd – een donkere jas en heeft duidelijk contact met de meiden. Verbalisant herkent deze jongen als verdachte. [3]
Verdachte is op 6 februari 2016 om 22:35 uur – slechts een half uur na het feit – in Harderwijk aangehouden. Vlak voor zijn aanhouding is op camerabeelden te zien dat hij iets neerlegt achter een muurtje. Op die plek is door verbalisanten een mes aangetroffen. [4] De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte vlak voor zijn aanhouding, rondom het tijdstip van de bedreiging, in het bezit was van een mes.
Gelet op het voorgaande in samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte degene is geweest die een mes op aangeefster heeft gericht en daarbij de woorden “ik ga mensen aan dit mes rijgen als kebab” heeft toegevoegd. Bij aangeefster kon hierdoor de redelijke vrees ontstaan dat verdachte haar iets aan zou doen. De rechtbank acht op grond daarvan bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van parketnummer 05/113902-16 [5]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 februari 2016 omstreeks 18:50 uur is aangever [benadeelde 2] op het station van Harderwijk. Hij krijgt een harde klap tegen zijn linkerwang van een jongen die zijn rechterhand in het gips heeft. Dit gips ziet er een beetje oud en vies uit. Hij krijgt – van dezelfde jongen – ook een klap op zijn neus waardoor hij achterover valt en een bloedneus oploopt. Deze klappen veroorzaken pijn bij aangever. De jongen die de klappen heeft gegeven droeg een zwarte jas tot aan de heup. Hij sprak met een Marokkaans accent. Verbalisant ziet dat aangever bloed aan zijn neus en arm heeft en dat zijn neus wat dik is. Bovendien is het tandvlees van aangever stuk. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat geen deugdelijke herkenning van verdachte door verbalisanten heeft kunnen plaatsvinden, nu het door aangever opgegeven signalement te algemeen was.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever wordt op 8 februari 2016 omstreeks 18:50 uur mishandeld op station Harderwijk door een jongen met een zwarte jas tot aan de heup, oud en vies gips om zijn rechterhand en een Marokkaans accent.
Een verbalisant herkent in het door aangever opgegeven signalement verdachte, die hij twee dagen eerder – op 6 februari 2016 – heeft aangehouden. De verbalisant herkent verdachte aan zijn donkere jas tot over de heup, het oude en vieze verband om zijn rechterhand en het taalgebruik van verdachte dat kan worden omschreven als een Marokkaans accent. [7]
De vader van verdachte heeft verklaard dat verdachte op 8 februari 2016 om 18:40 uur – omstreeks het tijdstip van de mishandeling – had afgesproken op het station in Harderwijk. Verdachte had toen zijn rechterarm in het verband. [8]
Nu verdachte door een verbalisant onder meer op grond van het specifieke vieze verband om zijn rechterhand wordt herkend en deze herkenning bevestiging vindt in de verklaring van de vader van verdachte waaruit volgt dat verdachte omstreeks het tijdstip van de mishandeling op het station in Harderwijk was, acht de rechtbank deze herkenning bruikbaar en acht zij bewezen dat verdachte de persoon is geweest die aangever een klap op zijn linkerwang en neus heeft gegeven. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een mishandeling.
Ten aanzien van parketnummer 05/720099-16 feit 1 en feit 2 [9]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 13 februari 2016 omstreeks 00:05 uur staat aangever [benadeelde 3] geld te pinnen bij de pinautomaat van de ABN AMRO bank aan het Gele Rijdersplein in Arnhem. Aangever wordt op dat moment aangesproken dat hij rustig moet zijn en zijn geld af moet geven. Aangever draait zich om en ziet achter zich twee jongens staan. De een is veel groter dan de ander. [10] Aangever zegt dat hij zijn geld niet kan geven en duwt de jongens van zich af. [11] Aangever raakt in een worsteling met de grote jongen. De grote jongen slaat met zijn linkerhand in de nek van aangever. Aangever voelt een stekende pijn en ziet dat de grote jongen een soort zakmes in de linkerhand heeft. Aangever heeft een steekwond in zijn nek opgelopen. [12]
De grote jongen maakte vervolgens met de linkerhand - waarmee hij het mes vasthield - wederom een stekende beweging naar het lichaam van aangever. De kleine jongen loopt op dat moment naar de pinautomaat en pakt het geld en de bankpas uit de automaat. [13] Beide jongens zijn vervolgens weggegaan en hebben het geld en de bankpas van aangever meegenomen. [14]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld en een poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld en een poging tot doodslag. Hiertoe is aangevoerd dat de herkenning van verdachte op de camerabeelden niet deugdelijk is, nu sprake is geweest van een vermomming bij beide daders en niet duidelijk is of de herkenningen van de verbalisanten onafhankelijk van elkaar hebben plaatsgevonden. Bovendien was de moeder van verdachte op zoek naar hem op camerabeelden van strafbare feiten, waardoor sneller een herkenning plaatsvindt. De herkenning van verdachte door zijn moeder is daarom niet betrouwbaar. De herkenningen kunnen derhalve niet worden gebruikt voor het bewijs, zodat er onvoldoende bewijst resteert om tot een bewezenverklaring te komen. Verdachte dient dan ook van deze feiten te worden vrijgesproken.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feitenomdat er geen mes bij verdachte is aangetroffen en het steken in de nekstreek geen aanmerkelijke kans op de dood van aangever op kan leveren.
Beoordeling door de rechtbank
Zoals gesteld zijn op 13 februari 2016 in Arnhem door twee jongens geld en de bankpas weggenomen van aangever terwijl zij daarvoor en tegelijkertijd geweld gebruikten.
De grote jongen droeg een zwart petje met links boven de klep een wit vlak, een soort half hoge donkere kistjes als schoenen [15] en een lange donkere winterjas die tot zijn knieën reikt met een capuchon met bontkraag. De kleine jongen droeg een zwarte bivakmuts, een donkere trui met capuchon over zijn bivakmuts en een donkere trainingsbroek, aldus aangever. [16]
De herkenning van verdachte
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij de jongen op de camerabeelden van de voornoemde beroving herkent als haar zoon, zijnde verdachte. Zij herkent hem aan zijn manier van lopen, zijn houding, de donkere jas tot op de heup en de pet. Tot slot komen het postuur, de lengte, de gelaatstrekken, de kin en de mond van verdachte overeen met die van de jongen op de camerabeelden. [17] Ook de stiefvader van verdachte heeft verdachte direct herkend op de beelden. Hij heeft hem herkend aan zijn houding, postuur en de vorm van zijn gezicht. [18] Verdachte is tevens direct herkend op de camerabeelden door verbalisant [verbalisant 5] die hem al sinds 2005 privé kent. Verbalisant herkent verdachte aan zijn postuur, gezicht en haardracht. [19]
Nu verdachte door personen – die hem goed kennen – direct wordt herkend, het gaat om de herkenning door drie verschillende personen en deze herkenningen aan de hand van specifieke kenmerken hebben plaatsgevonden, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid hiervan te twijfelen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat hetgeen op de beelden van verdachte te zien is naar het oordeel van de rechtbank voldoende is om een herkenning door personen die diegene goed kennen te baseren. De rechtbank verwerpt daarom het verweer op dit punt.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte samen met een ander aangever door het gebruik van geweld heeft bestolen van zijn geld en bankpas. De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld.
Poging tot doodslag
Zoals gesteld heeft de grote jongen zijnde verdachte aangever geslagen met een mes in zijn hand. Aangever is door dit handelen van verdachte ook in zijn nek geraakt. Het feit dat later geen mes is aangetroffen doet hier niets aan af.
Het is een belangrijk feit dat zich in de nek vitale onderdelen van het lichaam bevinden, zoals de halsslagader en de luchtpijp. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank door zijn handelen dan ook een aanmerkelijke kans op de dood van aangever in het leven geroepen en deze – naar de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen door hem in de nekstreek te slaan met een mes in zijn hand – ook bewust aanvaard. De rechtbank acht, gelet daarop, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van aangever.
Ten aanzien van parketnummer 05/740088-16 [20]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , p. 12;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] p. 18 en 19;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 mei 2016.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/042785-16
hij op
of omstreeks6 februari 2016 te Harderwijk [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga mensen aan dit mes rijgen als kebab"
en/of "Ik zal je aan het mes rijgen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekkingwaarbij hij, verdachte, ten overstaan van
en/of zichtbaar voordie [benadeelde 1] , op korte afstand,
een mes heeft getoond en/ofeen mes in de richting heeft gehouden van en
/ofheeft gericht op die [benadeelde 1] .
Ten aanzien van parketnummer 05/113902-16
hij op
of omstreeks8 februari 2016 te Harderwijk [benadeelde 2] heeft mishandeld door die [benadeelde 2]
(meermalen
) (met kracht
)in
/op/tegenhet gezicht
/hoofd, althans het lichaamte slaan
en/of te stompen.
Ten aanzien van parketnummer 05/720099-16 feit 1 en 2
hij op
of omstreeks13 februari 2016, in de gemeente Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(een)geld
(bedrag)en
/ofeen bank
-/pinpas,
in elk geval enig goed, geheel of
ten deletoebehorende aan [benadeelde 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan met en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen genoemde [benadeelde 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin bestond
(en)dat verdachte en/of zijn mededader
(s):
- terwijl die [benadeelde 3] bij een pin
-/geldautomaat (van de ABN AMRO bank) (gelegen aan
/ophet Gele Rijdersplein)
(een)geld
(bedrag)aan het pinnen was
, althans een begin had gemaakt om (een) geld(bedrag) te (gaan) pinnen
- zich achter die [benadeelde 3]
heeft/hebben opgesteld en
/of
-
(daarbij
)voorzien was
/warenvan een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn
/hunhoofd/gezicht getrokken
(bivak
)muts en/of capuchon,
althans (in ieder geval) voorzien was/waren van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezichten
/of
-
(vervolgens) (daarbij
)die [benadeelde 3]
heeft/hebben meegedeeld - zakelijk weergegeven - dat hij rustig moest blijven en zijn geld aan verdachte
(n
)moest afgeven en
/of
-
(vervolgens
)- toen die [benadeelde 3] hier geen gehoor aan gaf en
/of (daarop
)verdachte
(n
) (weg
)duwde en
/of (vervolgens
)in
(een
)worsteling geraakt
(e
)(n)met verdachte
(n)- met een mes,
althans met een scherp en/of puntig voorwerp (een)stekende beweging
(en
)naar
/in de richting van (het lichaam van
)die [benadeelde 3] heeft
/hebbengemaakt
(waarbij die [benadeelde 3] in zijn nek werd gestoken
)en
/of
-
(vervolgens
) (daarbij) (een)geld
(bedrag)en
/ofeen bank-
/pinpas
(ten name van die [benadeelde 3]
)uit voornoemde pin
-/geldautomaat
heeft/hebben weggenomen;
2.
hij op
of omstreeks13 februari 2016, in de gemeente Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [benadeelde 3] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen,
althans eenmaalmet een mes
,
althans met een scherp en/of puntig voorwerpeen slaande en
/ofstekende beweging
(en
)naar
/in de richting vandie [benadeelde 3] heeft gemaakt waarbij deze in het lichaam
(nek
)werd gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van parketnummer 05/740088-16
hij op
of omstreeks28 februari 2016 te Ermelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning (gelegen
op/aan [adres 2] weg te nemen, geld en
/ofgoederen van
zijn/hun gading,
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 4] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen
/ofzijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of
die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengendoor middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming, met voornoemd oogmerk met een schroevendraaier, althans een breekvoorwerp, de
(voor
)deur
heeft/hebben geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/042785-16
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van parketnummer 05/113902-16
Mishandeling
Ten aanzien van parketnummer 05/720099-16 feit 1
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van parketnummer 05/720099-16 feit 2
Poging tot doodslag
Ten aanzien van parketnummer 05/740088-16
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van al wat aan hem ten laste is gelegd zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast eist de officier van justitie de terbeschikkingstelling van verdachte met voorwaarden zoals omschreven door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich – in geval van bewezenverklaring – primair op het standpunt gesteld dat een deels voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd met daarbij de bijzondere voorwaarde van een ambulante behandeling. Hiertoe is aangevoerd dat dit voldoende is ter inperking van het recidiverisico. Indien de rechtbank van oordeel is dat klinische behandeling van verdachte noodzakelijk is verzoekt de verdediging ook dat als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Verdachte erkent zijn problematiek en is gemotiveerd om een klinische behandeling te ondergaan. De verdediging heeft zich meer subsidiair aangesloten bij de officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 17 januari 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 24 juni 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 15 september 2016;
- een voorlichtingsrapportage van IrisZorg, gedateerd 15 december 2016;
- een multidisciplinair rapport van drs. N.A. Schoenmaker, supervisor en dr. M.H. Bos, meewerkende deskundige, gedateerd 7 september 2016 en van dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, gedateerd 30 augustus 2016.
Verdachte heeft op 6 februari 2016 een willekeurige voorbijgangster verbaal en met een mes bedreigd. Op 8 februari 2016 mishandelt verdachte wederom een willekeurige voorbijganger door hem tweemaal in zijn gezicht te slaan, waardoor hij pijn en letsel heeft opgelopen. Op 13 februari 2016 pleegt verdachte samen met een ander een straatroof. Hierbij heeft hij het slachtoffer in zijn nek gestoken. Dit feit had voor de aangever heel anders af kunnen lopen, immers steekt verdachte aangever in zijn nek alwaar vitale onderdelen – als de halsslagader en de luchtpijp – van het lichaam zich bevinden. De goede afloop van zijn handelen is niet aan verdachte zelf te danken. Tot slot heeft verdachte op 28 februari 2016 geprobeerd in te breken in een woning.
Het betreffen ernstige feiten die door verdachte allemaal binnen één maand zijn gepleegd. Deze feiten zorgen voor angst en onveilige gevoelens bij de getroffenen. Bovendien tast verdachte door zijn handelen de gevoelens van veiligheid in de maatschappij aan. Verdachte houdt hier op geen enkele wijze rekening mee. Verdachte is ondanks zijn jonge leeftijd al meermalen veroordeeld voor geweldsdelicten, voor een inbraak en een straatroof. Bovendien liep hij nog niet zo lang in een proeftijd. Deze feiten in combinatie met de justitiële documentatie van verdachte rechtvaardigen in beginsel een lange gevangenisstraf.
De rechtbank houdt ook rekening met de omtrent verdachte opgemaakte deskundigenrapporten. Hierin is het volgende opgenomen.
Verdachte is lijdend aan een ziekelijke stoornis in de vorm van alcohol- en cannabisafhankelijkheid en misbruik van amfetamine. Hij heeft een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken. Hiervan was tevens sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Met betrekking tot de invloed van zijn problematiek overweegt de rechtbank dat de geconstateerde verslavingsproblematiek samenhangt met de persoonlijkheidsstoornis van verdachte en onderdeel is van een verstoorde emotieregulatie. Het middelengebruik van verdachte verzwakt zijn toch al gebrekkige impulscontrole, waaronder ook nog eens een sterke stuwing van agressie schuil gaat. Dat hij vervolgens in staat is om instrumenteel en grensoverschrijdend te handelen is eveneens onderdeel van zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis, namelijk zijn gewetensfunctie. Hierdoor is er een lage drempel om tot actie over te gaan, bij opkomende, al dan niet impulsieve plannen. Ook blijkt bij verdachte sprake te zijn van forse agressieregulatie-problematiek. Gelet op het voorgaande wordt geadviseerd om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank zal dit advies overnemen.
Verdachte kan niet in staat worden geacht om zelfstandig verandering te brengen in zijn problematiek waardoor de kans op herhaling – indien verdachte niet voor zijn problematiek wordt behandeld – door de deskundigen als hoog wordt ingeschat. Verdachte heeft een langdurige klinische behandeling – gericht op zijn persoonlijkheidsstoornis en de verslavingsproblematiek – nodig in een forensische verslavingskliniek of een dubbele diagnosekliniek. Een ambulante setting is gezien de ernst van de verslavingsproblematiek, verdachtes agressieregulatie problemen en zijn geringe behandelmotivatie niet afdoende. Indien een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd is de kans groot dat verdachte zich aan deze behandeling onttrekt. Om toch een voldoende dwingend kader te hebben, adviseert de psychiater aan de rechtbank om oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden te overwegen. De verdachte heeft zich bereid verklaard om de voorwaarden na te leven.
In het reclasseringsrapport en door de deskundige ter terechtzitting wordt genoemd dat verdachte op een kantelpunt zit; er moet nu echt worden ingegrepen om verder afglijden met alle gevolgen voor hemzelf en de maatschappij te voorkomen.
De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat een klinische behandeling noodzakelijk is. Gelet op hetgeen hierboven is omschreven is de rechtbank van oordeel dat een klinische behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel niet afdoende is. De kans dat verdachte zich aan de behandeling zal onttrekken is groot en dat zou dan inhouden dat verdachte teruggaat naar de gevangenis en geen behandeling meer ondergaat. Het enige kader dat de zekerheid biedt dat verdachte daadwerkelijk wordt behandeld is dan ook de maatregel van terbeschikkingstelling. Bovendien is door de deskundige ter terechtzitting geadviseerd om een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen nu verdachte laat blijken bereid te zijn de voorwaarden na te leven.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. De bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven die behoren tot een der misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht, waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling mogelijk is. Nu is voldaan aan alle wettelijke voorwaarden daartoe en de rechtbank een klinische behandeling in een strak kader tezamen met andere voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte noodzakelijk acht, zal aan verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden worden opgelegd.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is naar het oordeel van de rechtbank ter afdoening van de onderhavige zaak, naast de terbeschikkingstelling van verdachte met voorwaarden, een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht passend en geboden. Nu verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het gepleegde delict en hem ook de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden die ook een vrijheidsbeperking inhouden zal worden opgelegd, zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan doorgaans voor de bewezenverklaarde feiten wordt opgelegd. De rechtbank weegt hierbij ook mee dat het van belang is dat de behandeling van verdachte spoedig begint.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel (05/720099-16)
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.491,27 vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij zoals gevorderd kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich – in geval van bewezenverklaring – gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling door de rechtbank
De kostenposten zijn door de verdediging inhoudelijk niet betwist. Nu de schadeposten naar het oordeel van de rechtbank verder voldoende zijn onderbouwd en redelijk voorkomen, is zij van oordeel dat deze schadeposten geen onevenredige belasting vormen voor het strafproces en de vordering in haar geheel kan worden toegewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen onder parketnummer 05/720099-16 tot het gevorderde bedrag, te weten € 1.491,27, schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente zijn daar niet bij inbegrepen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 13 februari 2016.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Ten aanzien van parketnummer 06/940354-12
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf, gelet op wat zij bij de strafmaat heeft overwogen, niet opportuun. Zij zal de vordering na voorwaardelijke veroordeling afwijzen.
Ten aanzien van parketnummer 05/800046-15
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van vier maanden jeugddetentie die door de kinderrechter te Arnhem op 12 oktober 2015 voorwaardelijk is opgelegd.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering.
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van kinderrechter te Arnhem van 12 oktober 2015 (parketnummer 05/800046-15) voorwaardelijk opgelegde vier maanden jeugddetentie ten uitvoer gelegd te worden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14g, 24c, 27, 36f, 37a, 38, 38a, 45, 57, 285, 287, 300, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
En voorts:
gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende
voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde:
veroordeelde onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten;
veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
veroordeelde zal zijn medewerking verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
veroordeelde meldt zich bij Tactus reclassering. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde zal ook bezocht worden in de FPK Veldzicht in het kader van de meldplicht;
veroordeelde laat zich – voor maximaal twee jaar – opnemen in (Forensische) psychiatrie FPK Veldzicht of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven. Veroordeelde houdt zich aan de behandelvoorschriften van de behandelaars van FPK Veldzicht of een soortgelijke instelling. Dit geldt ook voor middelengebruik, vrijheden, urinecontroles en medicatiebeleid;
veroordeelde werkt na de klinische opname mee aan ambulante hulpverlening, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
dat veroordeelde verboden is alcohol en drugs te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van dit verbod zal ondersteund worden door middelencontrole;
veroordeelde geeft openheid van zaken met betrekking tot zijn financiële situatie. Hij werkt, indien noodzakelijk geoordeeld door de reclassering, mee aan budgetbeheer of bewindvoering;
veroordeelde staat toe dat Reclassering Tactus door de behandelende instelling over de behandeling wordt ingelicht;
veroordeelde meldt bijzonderheden, van welke aard dan ook, direct aan de reclassering;
veroordeelde onthoudt zich van criminele activiteiten en/of ongeoorloofde praktijken en/of fysieke agressie;
veranderingen van de woonsituatie van veroordeelde, zoals een verhuizing, kunnen slechts na overleg en met goedkeuring van de reclassering plaatsvinden;
veroordeelde stelt zich constructief en open op in het contact met de medewerker van de reclassering en geeft inzicht in zijn psychosociaal functioneren;
veroordeelde heeft een zinvolle dagbesteding;
veroordeelde geeft toestemming aan de reclassering om contact op te nemen met relevante personen en/of instellingen, voor zover dit noodzakelijk is in het kader van het toezicht, door indien gewenst daarvoor een verklaring van geen bezwaar te ondertekenen;
veroordeelde geeft iedere zes maanden een pasfoto, welke niet ouder is dan zes maanden, af aan de reclassering welke gebruikt kan worden voor opsporingsdoeleinden in het geval hij zich aan het toezicht van de reclassering onttrekt;
veroordeelde is te allen tijde telefonisch bereikbaar voor de reclassering;
wanneer veroordeelde zich niet aan genoemde voorwaarden houdt, kan hij, na overleg met de Officier van Justitie, voor een time-out van zeven weken teruggeplaatst worden naar het Huis van Bewaring. Deze time-out kan eenmalig verlengd worden met zeven weken.
Geeft Reclassering Nederland opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] (05/720099-16)
 veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten onder parketnummer 05/7200099-16 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 3], van een bedrag van
€ 1.491,27(veertienhonderdeenennegentig euro en zevenentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 06/940354-12

wijst af de vorderingvan de officier van justitie van 29 februari 2016, strekkende
tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Arnhem van 9 april 2013 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 7 weken jeugddetentie.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/800046-15

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Arnhem van 12 oktober 2015, te weten van:
4 (vier) maanden jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Gerritsen (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. R.S. Croll, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost Nederland, district noordoost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016064946, gesloten op 1 maart 2016, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , p. 7 en 8 en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 12.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 11.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district noordoost Gelderland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016066630, gesloten op 2 juni 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , p. 5 en 6.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 17.
9.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016074800, gesloten op 24 juni 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
10.Het proces-verbaal van verhoor aangever, p. 31.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 28.
12.Het proces-verbaal van verhoor aangever, p. 31.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 55 en het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 3] , p. 89.
14.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 28.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 54.
16.Het proces-verbaal van verhoor aangever, p. 31.
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 84 en 85.
18.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 87.
19.Het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 110 en 111.
20.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Oost Nederland, district noordoost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016100674, gesloten op 17 maart 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.