ECLI:NL:RBGEL:2017:1189

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
8 maart 2017
Zaaknummer
05/987000-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling slachthuis voor overtreding van de Wet dieren na mishandeling van een stier

Op 28 februari 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een slachthuis dat werd beschuldigd van het in strijd handelen met de Wet dieren. Het slachthuis had een erkenning voor ritueel onbedwelmd slachten, maar tijdens de slacht van een stier werden de regels niet nageleefd. Een medewerker van de keuringsdienst constateerde dat de stier te groot was voor de fixatiekooi en dat er onzorgvuldig met het dier werd omgegaan. De stier ondervond veel letsel en pijn, en pas na 25 minuten werd het dier geschoten. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de medewerkers aan het slachthuis konden worden toegerekend, en dat er sprake was van een overtreding van artikel 2.1 van de Wet dieren. De directeur van het slachthuis werd echter vrijgesproken, omdat niet bewezen kon worden dat hij feitelijk leiding had gegeven aan de verboden gedragingen. De officier van justitie had een werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de mishandeling van de stier, gezien de atypische situatie en zijn gebrek aan kennis van de gedragingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/987000-16
Datum uitspraak : 28 februari 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [adres 1] .
raadsman: mr. A.H. Westendorp, advocaat te ’s-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 14 februari 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[bedrijfsnaam] op of omstreeks 4 mei 2015 te Elst, in de gemeente
Overbetuwe, althans (elders) in Nederland, zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van
zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een stier, pijn of
letsel heeft veroorzaakt danwel de gezondheid of het welzijn van die stier
heeft benadeeld, immers heeft zij, [bedrijfsnaam] , aldaar in een slachterij gelegen aan
of nabij de [adres 2] te Elst, onder meer
- het dier in een te kleine fixatiebox gehouden, en/of
- het dier niet meteen na het mislukken van de fixatie bedwelmd met een
penschiettoestel (om dit dier zonder extra lijden te doden), en/of
- een slachthaak door het neustussenschot van het levende dier gehaald, en/of
- de, in ieder geval 2, poten samengebonden (waarna het dier op zijn zij werd
gegooid) en/of
- met behulp van kettingen aan de horens en de slachthaak door de neus het
dier omhooggetrokken (waarna het met een klap op zijn rechterzij op de grond
is neergekomen),
- het dier ongeveer 25 minuten laten lijden zonder in te grijpen;
zulks terwijl verdachte tot vorenomschreven feit opdracht heeft gegeven en/of
aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven.
art 2.1 lid 1 Wet dieren

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Zij heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur, te vervangen door 3 maanden hechtenis, en een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft betoogd dat de stier, anders dan [naam] heeft verklaard, niet in de fixeerkooi is geweest, maar via een deur in de ruimte naast de fixeerkooi is terechtgekomen. Daar is getracht de stier te fixeren. Volgens de raadsman is de stier niet opzettelijk mishandeld en heeft verdachte geen opdracht daartoe gegeven. Evenmin heeft hij feitelijk leiding gegeven aan de gedragingen.
Beoordeling door de rechtbank
[naam] , als operationeel coördinator in dienst van Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS), heeft verklaard dat zij op 4 mei 2015 omstreeks 15:00 uur in opdracht van KDS in het slachthuis [bedrijfsnaam] te Elst was voor onder andere een post-mortumkeuring. Ze hoorde afwijkende geluiden en ging kijken wat er aan de hand kon zijn. Ze zag een grote stier in de fixeerkooi staan. Door het neusschot van de stier was een grote metalen haak, een zogenoemde kophaak die aan een metalen rail in het slachthuis kan worden gehangen, gehaald. Het bloedde hevig. Minimaal vier medewerkers probeerden met deze haak de kop van de stier omhoog te krijgen. Medewerkers probeerden een voor- en een achterpoot van de stier te fixeren terwijl de stier in de kooi stond.
[naam] zag later dat de haak uit de neus van de stier was gehaald, dat de poten niet gefixeerd waren en dat de stier naast de fixeerkooi in de gang stond. Ze dacht dat de stier geschoten zou worden.
Hierna hoorde ze de stier weer hevig loeien. Ze zag dat de stier nu met een ketting om de horens aan een metalen buis was bevestigd. Twee medewerkers waren bezig om een ketting aan de rechtervoorpoot en de rechterachterpoot van de stier te bevestigen. Een derde persoon had de bediening van een takel in zijn hand. Met deze takel werden de twee rechterpoten van de stier omhooggetrokken, waardoor de stier met een klap op zijn linkerzij kwam. Een medewerker zag [naam] staan en vroeg haar niet te bellen, hij wilde geen tumult naar aanleiding van het “gerommel” met deze stier. Een van de medewerkers zei tegen haar dat ze de stier direct hadden moeten schieten, maar dat er dan geen afzet was voor de stier omdat deze dan niet halal geslacht zou zijn.
Volgens [naam] duurde het geheel tot het moment van ingrijpen door haar ongeveer 25 minuten.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [naam] betrouwbaar is. Uit de stukken komt naar voren dat [naam] ongeveer tien jaar werkzaam is bij KDS, waarvan vier jaar als officiële assistente en zes jaar als operationeel coördinator in roodvlees slachterijen. Uit de stukken komt verder naar voren dat [naam] als medewerker van KDS onder meer kennis had van de methoden en procedures voor slachting en keuring. Gelet op haar functie is het aannemelijk dat [naam] met grote regelmaat in slachthuizen komt en dat zij weet waarover zij spreekt.
Mede gelet op de verklaring van [naam] is de rechtbank van oordeel dat de strafbare gedragingen aan [bedrijfsnaam] kunnen worden toegerekend. In de zaak tegen [bedrijfsnaam] is de rechtbank gekomen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De vraag die dient te worden beantwoord is of verdachte opdracht tot de strafbare gedragingen dan wel daar feitelijk leiding aan heeft gegeven.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat ten tijde van de strafbare gedragingen sprake was van een voor het bedrijf atypische situatie waar verdachte niet van op de hoogte was. Toen hij van die situatie kennis kreeg, heeft hij – naar eigen zeggen adequaat – gereageerd door opdracht te geven de stier te schieten. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende wettig en overtuigend vast komen te staan dat verdachte opdracht heeft gegeven tot of feitelijk leiding heeft gegeven aan de ten laste gelegde verboden gedragingen, zijnde het handelen van [bedrijfsnaam] voor zover dit handelen betrekking heeft gehad op overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.1 van de Wet dieren. Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van deze gedragingen, kon van hem ook niet worden gevergd die gedragingen al eerder te doen stoppen.

3.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C. van Lookeren Campagne (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. Y.M.J.I. Baauw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2017.
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/987001-16
[jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]
Uitspraak d.d.: 28 februari 2017
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van
28 februari 2017.
Tegenwoordig:
mr. Gielissen , rechter,
mr. , officier van justitie,
en mr. Fransen , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1984 te Rotterdam,
wonende te [adres 1] ,
is wel/niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsman, mr. A.H. Westendorp, is wel/niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, dat door de rechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.