2.22.Bij brief van 9 februari 2016 (productie 18 bij antwoord) heeft de provincie aan [eiseres] meegedeeld dat zij haar besluit van 15 december 2015 introk en dat zij een nieuw besluit had genomen met dezelfde strekking. In die brief is het onder meer volgende opgenomen:
Hernieuwde beslissing
[…]
13 De door [eiseres] naar voren gebrachte bezwaren zijn voor de Provincie aanleiding
geweest om de brief met het besluit van 16 december 2015 tot uitsluiting nader tegen het licht te houden. Daarbij is geconstateerd dat mogelijk discussie zou kunnen ontstaan over de vraag of het besluit van 16 december 2015 voldoet aan de vereisten van artikel 2.130 Aw 2012. Deze constatering is aanleiding voor de Provincie om het besluit van 16 december 2015 in te trekken, en een nieuwe beslissing tot uitsluiting te nemen.
Uitsluiting [eiseres] N.V.
14 Conform artikel 3.5.1 en 3.5.2 ARW zijn de verplichte uitsluitingsgronden op deze
aanbestedingsprocedure van toepassing. Ook zijn conform artikel 3.5.4 ARW de facultatieve uitsluitingsgronden van toepassing, waaronder de “onherroepelijke uitspraak wegens een overtreding van een relevante beroepsgedragregel” (artikel 3.5.4 sub b ARW), de “ernstige fout” (artikel 3.5.4 sub c ARW”) en de “valse verklaring” (artikel 3.5.4 sub e ARW). Eén en ander brengt met zich dat inschrijvers waarop (een of meerdere van) vorenbedoelde uitsluitingsgronden van toepassing zijn in principe van de aanbesteding worden uitgesloten.
15 Teneinde aan te tonen dat de omstandigheden zoals genoemd in artikel 3.5.1, 3.5.2 en 3.5.4
van het ARW 2012 niet op de inschrijver van toepassing zijn, dienen inschrijvers conform
paragraaf 3.4.4 van de Selectieleidraad een Eigen Verklaring over te leggen. Daarbij dienden ondernemers die voor inschrijving in aanmerking kwamen nadere bewijsstukken over te leggen, waaronder een Gedragsverklaring aanbesteden.
16 Daarnaast heeft de Provincie zich het recht voorbehouden om, indien aanbesteder
aanwijzingen heeft dat op een ondernemer één of meer van de in artikel 3.5.1 en 3.5.2 ARW 2012, dan wel de uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 3.5.4 ARW 2012, van toepassing zijn, maar er bij aanbesteder onvoldoende informatie beschikbaar is om een uitsluiting van die ondernemer te motiveren, een advies te vragen aan het Landelijk Bureau BIBOB (paragraaf 3.6 Selectieleidraad). Dit recht heeft de Provincie zich eveneens voorbehouden voor wat betreft ondernemingen op wie door inschrijver een beroep wordt gedaan om te voldoen aan de geschiktheidseisen (zie paragraaf 3.4 lnschrijvingsleidraad en paragraaf 3.6 lnschrijvingsleidraad).
17 Van de inschrijving van [eiseres] op de onderhavige aanbesteding maakt deel uit een
Eigen Verklaring.
18 In de Eigen Verklaring heeft [eiseres] verklaard dat geen van de uitsluitingsgronden op haar van toepassing zijn. Voorts bevat de Eigen Verklaring aan het slot de navolgende door de [bestuurder] , bestuurder van [eiseres] , ondertekende verklaring dat:
“Hij deze verklaring en indien van toepassing de bijgevoegde bijlage, onvoorwaardelijk en zonder enig voorbehoud heeft ondertekend; hij zich ervan bewust is dat het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie, door de aanbestedende dienst kan worden aangemerkt als een valse verklaring in de zin van punt 3.5 dan wel 4.9 uit deze Eigen verklaring en dat dit kan leiden tot een onvoorwaardelijke uitsluiting voor de resterende duur van deze aanbestedingsprocedure”.
19 Ook is in deze Eigen Verklaring opgenomen dat [eiseres] een beroep doet op Lek
Sloopwerken BV om te voldoen aan de geschiktheidseisen voor wat betreft technische
bekwaamheid als neergelegd in paragraaf 3.5.2 van de Selectieleidraad.
20 Op 14 augustus 2015 heeft het Landelijk Bureau Bibob haar advies aan de Provincie
toegezonden. Uit dit advies is onder meer het volgende naar voren gekomen:
1 [eiseres] is op 19 september 2012, onherroepelijk per 4 oktober 2012, veroordeeld tot een geldboete van €1.500,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar wegens een opzettelijke overtreding op 19 oktober 2010 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, de Wet Milieubeheer en (daarmee van) de WED.
2 Uit een registratie van de politie-eenheid Midden-Nederland is naar voren gekomen dat [eiseres] vermoedelijk betrokken is geweest bij valsheid in geschrifte op of omstreeks 28 maart 2011 en/of 29 maart 2011.
3 Een dochteronderneming van [eiseres] (100 procent aandeelhouderschap), Grond-, Weg- en Waterbouw Van der Made B.V. (GWW), is op 27 februari 2007 een (tweetal) transactie(s) aangegaan wegens twee gevallen van valsheid in geschrifte, gepleegd in de periode van 2 september 2002 tot en met 20 februari 2006. Aan de transactievoorwaarden is voldaan.
4 Deze zelfde dochteronderneming van [eiseres] (100 procent aandeelhouderschap), GWW, is herhaaldelijk veroordeeld voor handelen in strijd met de Arbowet. Blijkens informatie van lnspectieview en de Inspectie SZW zijn naar aanleiding van door deze inspectie bij GWW geconstateerde overtredingen op 6 juni 2003, 17 september 2003 en 10 november 2010 boetebeschikkingen opgelegd op respectievelijk 8 september 2004, 6 september 2004 en 1 maart 2011. De boetebeschikking d.d. 1 maart 2011 is onherroepelijk en de daarbij opgelegde boete is betaald.
5 Bestuurder [bestuurder A] , uiteindelijk zeggenschapshebbende over [eiseres] , is op 28 januari 2015 veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar wegens het op of omstreeks 1 mei 2007 en op of omstreeks 24 april 2008 opzettelijk onjuist doen van aangiften vennootschapsbelasting door/namens Europa Leasing BV, terwijl [bestuurder A] feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen. Tegen deze veroordeling is op 10 februari 2015 hoger beroep ingesteld.
6 Voor bestuurders [bestuurder B] en [bestuurder] is sprake van één veroordeling voor in totaal acht strafbare feiten, gepleegd in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 11 juni 2003. Het gaat om het meermaals vervalsen van reisbewijzen en het plegen van valsheid in geschrifte.
7 Ten aanzien van onderaannemer Lek Sloopwerken B.V. is sprake van een vermoeden van een aantal concrete overtredingen van de Arbowet, gepleegd op 24 januari 2013 en 14 juli 2014. Daarvoor zijn op respectievelijk 29 mei 2013 en op 11 maart 2015 boetes opgelegd van respectievelijk € 5.400 en € 10.800. Ook blijkt uit het advies Bibob dat op 27 maart 2015 en 8 april 2015 in totaal vier overtredingen zijn vastgesteld, waarvoor inmiddels een boeterapport is opgesteld maar evenwel nog geen boetebeschikking is genomen.
21 In het Bibob-advies zijn daarnaast nog een (omvangrijk) aantal feiten en omstandigheden voor wat betreft met name oudere overtredingen genoemd. Deze overtredingen zijn echter door het Landelijk Bureau Bibob niet in de uiteindelijke analyse betrokken.
22 Als gezegd, houdt het advies van het Landelijk Bureau Bibob in dat sprake is van toepassing van een aantal van de uitsluitingsgronden als neergelegd in artikel 2.87 van de Aw 2012 (en daarmee artikel 3.5.4 van het ARW 2012) van [eiseres] . Bovendien heeft het Landelijk Bureau Bibob aangegeven dat een ernstig gevaar bestaat dat [eiseres] bij de uitvoering van de opdracht strafbare feiten zal plegen. Uit uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Meervoudige Kamer) volgt dat een bestuursorgaan, gelet op de expertise van het Landelijk Bureau Bibob, in beginsel van het advies van het Landelijk Bureau Bibob mag uitgaan. Daarnaast heeft het bestuursorgaan in beginsel geen inzage in de onderliggende broninformatie van het advies van het Landelijk Bureau Bibob. Ook dat brengt met zich dat het bestuursorgaan in de regel op de weergave van de broninformatie door het Bureau en de daaraan gegeven kwalificatie mag afgaan.
Zie:
- ABRvS 18 juli 2007, AB 2007, 357;
- ABRvS 27 februari 2008, AB, 2008, 182;
- ABRvS 18 juli 2007, AB 2008, 183.
23 Het voorgaande neemt niet weg dat de Provincie zich ervan heeft vergewist dat het Bibob
advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het Landelijk Bureau Bibob baseert zijn
conclusie dat ten aanzien van [eiseres] sprake is van toepasselijkheid van uitsluitingsgronden op bovengenoemde bevindingen. De Provincie heeft geconstateerd dat een aantal van bovengenoemde bevindingen, gelet op het moment waarop zij zijn voorgevallen, niet langer kunnen worden betrokken in de afweging of sprake is van toepasselijkheid van een aantal van de uitsluitingsgronden. Evenwel wordt de conclusie van het Landelijk Bureau Bibob, dat ten aanzien van [eiseres] sprake is van toepasselijkheid van deze uitsluitingsgronden door de Provincie onderschreven. Uitsluiting van [eiseres] van deelname aan de aanbestedingsprocedure wordt door de Provincie daarenboven ook proportioneel geacht. Dit kan als volgt worden toegelicht.
Onherroepelijke overtreding relevante beroepsgedragregels
24 Uit het advies Bibob volgt dat [eiseres] op 19 september 2012, onherroepelijk per 4 oktober 2012, is veroordeeld tot een geldboete van €1.500,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar wegens een opzettelijke overtreding op 19 oktober 2010 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, de Wet Milieubeheer en (daarmee van) de WED. [eiseres] is daar veroordeeld voor het niet voldoen aan de veiligheidsvoorschriften voor een bovengrondse stationaire opslagtank voor gasolie. Dit valt aan te merken als een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak op grond van de op hem van toepassing zijnde wet- en regelgeving voor overtreding van een voor hem relevante beroepsgedragregel in de zin van artikel 2.87, eerste lid, sub c Aw 2012 en 3.5.4 sub b ARW 2012.
25 Daarnaast geldt dat voor wat betreft de onderaannemer Lek Sloopwerken B.V., op wie een beroep is gedaan ten behoeve van het voldoen aan de geschiktheidseisen, een aantal concrete overtredingen van de Arbowet zijn vastgesteld, gepleegd op 24 januari 2013 en 14 juli 2014. Daarvoor zijn op respectievelijk 29 mei 2013 en op 11 maart 2015 boetes opgelegd van respectievelijk €5.400 en €10.800. Het betreffen hier overtredingen voor het op onjuiste wijze toezicht houden en uitvoeren van werkzaamheden voor het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten. Voor de boetebeschikking van 11 maart 2015 geldt onder meer dat de voorsloopwerkzaamheden niet waren uitgevoerd in een afgesloten ruimte waarin een minimale onderdruk van 20 Pascal aanwezig was, waardoor niet werd voorkomen dat stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen zich kon verspreiden buiten de ruimten waar de werkzaamheden plaatsvonden. Gevolg daarvan is dat werknemers en eventuele derden konden worden of werden blootgesteld aan een concentratie asbeststof boven de wettelijke grenswaarde, waardoor ernstig gevaar voor de veiligheid en gezondheid voor de betrokken werknemers aanwezig was of kon ontstaan. Ook dit valt aan te merken als een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak op grond van de op hem van toepassing zijnde wet- en regelgeving voor overtreding van een voor hem relevante beroepsgedragregel in de zin van artikel 2.87, eerste lid, sub c Aw 2012 en 3.5.4 sub b ARW 2012. Daarnaast blijkt uit het advies Bibob dat op 27 maart 2015 en 8 april 2015 in totaal vier overtredingen in het kader van asbestsaneringswetgeving zijn vastgesteld, waarvoor inmiddels een boeterapport is opgesteld maar evenwel nog geen boetebeschikking is genomen.
26 Het aanbestede contract ziet op het vervangen van twee verouderde viaducten in de A348. Het gaat daarbij om het ontwerp, de uitvoering en het meerjarig onderhoud van deze viaducten. Dit project wordt mede uitgevoerd in het kader van de Robuuste Investeringsimpuls, een miljoeneninjectie in de Gelderse economie en een belangrijk politiek speerpunt. Gelet op de meerjarige duur van het contract en de zichtbaarheid van het project is het voor de Provincie dan ook van zeer groot belang dat ondernemingen waarmee de Provincie samenwerkt integer en betrouwbaar zijn, en zich houden aan de voor hen van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Vanzelfsprekend betreft het voldoen aan de vigerende wet- en regelgeving op het gebied van milieu en arbeidsomstandigheden ook een wezenlijk onderdeel van de door opdrachtnemer uit te voeren werkzaamheden.
27 Bij haar afweging of de Provincie op grond van bovengenoemde feiten [eiseres] moet uitsluiten heeft zij ook hetgeen door [eiseres] in de zienswijze van 1 oktober 2015 is aangevoerd betrokken. In deze zienswijze wordt door [eiseres] betwist dat zij op basis van deze uitsluitingsgrond zou kunnen worden uitgesloten. [eiseres] stelt allereerst dat - nu [eiseres] reeds een Gedragsverklaring aanbesteden heeft overgelegd - uitsluiting op basis van artikel 2.87, eerste lid, sub c Aw 2012 en 3.5.4 sub b ARW 2012 niet meer mogelijk is. Dat is onjuist. De stelling van [eiseres] dat als gevolg daarvan alleen boetes die €35.000 overstijgen bij de toepassing van deze uitsluitingsgrond zouden mogen worden betrokken volgt de Provincie evenmin. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.5.5 van het ARW 2012 is immers het volgende opgenomen:
“Dit artikel spreekt over ‘voldoende bewijs’. Dat brengt mee dat tegenbewijs is toegestaan.”
28 Dat naast de Gedragsverklaring aanbesteden ook nog een Bibob-advies kan worden gevraagd volgt overigens ook uit de parlementaire geschiedenis bij de introductie van de Aw 2012.
Zie: TK 2010-2011, 32440, nr. 10 op p. 42-43:
“De gedragsverklaring aanbesteden vervangt de huidige verklaring omtrent het gedrag (die is geregeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens). Eigen toetsingsinstrumenten van aanbestedende diensten zijn dus niet meer mogelijk. Wel kan een aanbestedende dienst als er na afgifte van de gedragsverklaring aanbesteden nog twijfels zijn omtrent de integriteit van de onderneming een advies vragen op basis van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Dit advies is aanvullend op de gedragsverklaring aanbesteden en ziet op meerdere aspecten, zoals bijvoorbeeld de financiële stabiliteit van de onderneming.’
29 Ook uit artikel 6 van de Beleidsregels aanbesteding van de Provincie volgt dat in uitgangspunt bij Europese aanbestedingen altijd een toets door Bureau SBA naar de integriteit van de inschrijver of gegadigde wordt uitgevoerd.
30 Uitsluiting van [eiseres] op grond van bovenstaande feiten is ook overigens proportioneel. Daar waar [eiseres] in de zienswijze stelt dat zij inmiddels maatregelen heeft getroffen om herhaling te voorkomen, merkt de Provincie op dat dit - gelet op de vele zwaarwegende constateringen uit het Bibob-advies, waarbij het Landelijk Bureau Bibob sprake acht van een ernstig gevaar dat [eiseres] B.V. c.q. haar onderaannemer strafbare feiten zouden plegen indien de overheidsopdracht aan haar wordt gegund - niet opgaat. Hoogstens geldt dit voor wat betreft de geconstateerde milieudelicten, maar van een incident lijkt geenszins sprake te zijn voor de Arbo-overtredingen van [eiseres] c.q. haar onderaannemer. Dit geldt te meer nu uit het Bibob-advies blijkt dat begin 2015 opnieuw een boeterapport is opgemaakt voor vergelijkbare overtredingen. De Provincie merkt daarbij op dat uit het Bibob-advies eveneens blijkt dat ook aan de 100 procent dochtermaatschappij van [eiseres] GWW boetes zijn opgelegd voor overtreding van de Arbo-wetgeving. Met het niet naleven van de daarvoor gestelde wet- en regelgeving voor asbestsanering is daarenboven de lichamelijke integriteit van werknemers ernstig in gevaar gebracht.
31 Toerekening van de gedragingen van de onderaannemer aan [eiseres] is ook juist en proportioneel gelet op hetgeen is bepaald in 3.4.1 sub 2 van de Selectieleidraad en 3.4.1 sub 2 van de lnschrijvingsleidraad. Op de betreffende onderaannemer is juist een beroep gedaan voor wat betreft de technische bekwaamheid als vereist in 3.5.2 sub b van de Selectieleidraad. Met deze geschiktheidseis werd ervaring geëist met een gefaseerde sloop en nieuwbouw van een viaduct in een rijksweg en/of provinciale weg waarbij het onderdoorgaande verkeer tijdens de werkzaamheden geborgd wordt, met een minimale waarde of gefactureerd bedrag van € 2.500.00,-- exclusief BTW. Nu de opdracht het vervangen van een tweetal viaducten betreft, is het zeer aannemelijk dat een significant deel van de overheidsopdracht juist door deze onderaannemer uitgevoerd zou worden. Dat [eiseres] stelt dat de beboete gedragingen zouden zijn verricht door een onderaannemer van Van der Lek Sloopwerken B.V. doet evenmin ter zake, nu Van der Lek Sloopwerken B.V. als opdrachtnemer en feitelijk leidinggevende voor de veilige uitvoering van het werk verantwoordelijk kan worden gehouden.
32 De hierboven genoemde gedragingen van [eiseres] c.q. haar onderaannemer kwalificeren eveneens als ernstige beroepsfout in de zin van artikel 2.87, eerste lid sub c van de Aw 2012 en artikel 3.5.4 sub c van het ARW 2012. Blijkens de Memorie van Toelichting bij de Eigen Verklaring vallen onder ernstige fouten onder meer:
Zie: TK 2009-2010, 32440, nr. 3, op p. 80:
“In het algemeen kunnen als ernstige beroepsfout worden aangemerkt overtredingen van voorschriften betreffende de gezondheid, arbeidsomstandigheden, milieudelicten en overtredingen van de Rijtijdenwet. Ook overtredingen van de Mededingingswet en het hebben begaan van een onrechtmatige daad in het kader van de uitvoering van een opdracht waaruit ernstige schade is voortgevloeid, kunnen als ernstige beroepsfout [worden] aangemerkt. Aangenomen mag worden dat hiermee de meest in aanmerking komende gedragingen voor de toepassing van het criterium ernstige beroepsfout zijn opgenoemd. Wat betreft de gedragsverklaring aanbesteden geldt dat met het oog op een aanvraag daarvoor mededingingsovertredingen worden meegenomen. Bij andere gedragingen zal de aanbestedende dienst aannemelijk moeten maken dat de ernstige beroepsfout zich voordoet. Daar zijn geen bewijsstukken voor aan te wijzen.”
Vgl. ook de toelichting bij artikel 3.5.4 van het ARW 2012.
33 Van dergelijke ernstige fouten is met de hierboven omschreven overtredingen van de milieuregelgeving en de Arbo-wetgeving sprake geweest. Daarbij is sprake geweest van onrechtmatig gedrag dat invloed heeft op de professionele geloofwaardigheid van [eiseres] , nu minst genomen sprake is geweest van nalatigheid van een zekere ernst.
34 Uitsluiting van [eiseres] op basis van deze uitsluitingsgrond is ook proportioneel. Als hierboven is aangegeven ziet het aanbestede contract op het vervangen van twee verouderde viaducten in de A348. Het gaat daarbij om het ontwerp, de uitvoering en het meerjarig onderhoud van deze viaducten. Dit project wordt mede uitgevoerd in het kader van de Robuuste Investeringsimpuls, een miljoeneninjectie in de Gelderse economie en een belangrijk politiek speerpunt. Gelet op de meerjarige duur van het contract en de zichtbaarheid van het project is het voor de Provincie dan ook van zeer groot belang dat ondernemingen waarmee de Provincie samenwerkt integer en betrouwbaar zijn, en zich tijdens de uitvoer houden aan de voor hen van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
35 De Provincie heeft bij haar afweging ook het aantal en de zwaarte van de ernstige beroepsfouten van [eiseres] betrokken. Zoals uit het voorgaande blijkt, is sprake van een reeks ernstige beroepsfouten van [eiseres] alsmede van haar bestuurders. De hierboven genoemde overtredingen uit het Bibob-advies - mede bezien in samenhang met de overige constateringen uit dit advies, waaronder diverse overtredingen en strafbare feiten gepleegd door bestuurders van [eiseres] waaronder (herhaaldelijke) overtredingen en vermoedens van valsheid in geschrifte - bracht een patroon van op z’n minst non-coöperatief (en soms vijandig) gedrag van [eiseres] aan het licht, en een aantal gedragingen die de provincie als niet-integer aanmerkt (de strafbare feiten).
36 De Provincie merkt daarbij tevens (en ten overvloede) op dat het feit dat bestuurder [bestuurder A] , uiteindelijk zeggenschapshebbende over [eiseres] , op 28 januari 2015 veroordeeld is tot twaalf maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar wegens het op of omstreeks 1 mei 2007 en op of omstreeks 24 april 2006 opzettelijk onjuist doen van aangiften vennootschapsbelasting - gelet op de terugkijktermijn van vier jaar - wellicht mogelijk niet of althans niet zelfstandig als ernstige fout van [eiseres] kan worden aangemerkt, maar dat wanneer deze veroordeling voor belastingfraude onherroepelijk wordt [eiseres] zou moeten worden uitgesloten op grond van de dwingende uitsluitingsgronden neergelegd in artikel 2.86 sub c Aw 2012 en artikel 3.5.1 sub c ARW.
37 Dit alles tezamen bezien doet afbreuk aan de professionele geloofwaardigheid van [eiseres] . Daarbij is de Provincie overigens in negatieve zin opgevallen dat [eiseres] de verschillende overtredingen met betrekking tot de milieu- en ARBO-regelgeving simpelweg afdoet als “incidenten”. Daarvan is geen sprake. De overtredingen zijn constant aan de orde. Dit wordt te meer onderstreept door het feit dat het Landelijk Bureau Bibob heeft aangegeven dat een ernstig gevaar bestaat dat [eiseres] bij de uitvoering van de opdracht strafbare feiten zal plegen.
38 Tenslotte is de uitsluiting van [eiseres] ook gebaseerd op artikel 2.87, eerste lid sub e Aw 2012 en artikel 3.5.4 sub e ARW 2012, omdat zij zich in ernstige mate schuldig heeft gemaakt aan het verstrekken van valse verklaringen. [eiseres] heeft de vraag in de Eigen Verklaring of zij zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van een relevante beroepsgedragsregel en aan een ernstige beroepsfout met nee beantwoord. Uit het voorgaande mag duidelijk zijn dat [eiseres] in haar antwoord op deze vragen in ieder geval melding had moeten maken van de overtredingen van de per 4 oktober 2012 onherroepelijke veroordeling van [eiseres] Holding NV.
39 Door de vraag of zij zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van een relevante beroepsgedragsregel en aan een ernstige beroepsfout in de Eigen Verklaring met “nee” te beantwoorden heeft [eiseres] derhalve onjuiste informatie verstrekt. Daarmee is sprake van valsheid in geschrift.
40 Dat brengt met zich dat [eiseres] tevens door de Provincie kan worden uitgesloten op grond van artikel 3.5.4 sub e ARW 2012.