ECLI:NL:RBGEL:2017:1161

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 maart 2017
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
05/720210-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor invoer van heroïne

Op 1 maart 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het invoeren van ongeveer 490 kilo heroïne. De verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.H.L.C.M. Kuijpers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 juli 2016 in Duiven een container met heroïne heeft ontvangen, die afkomstig was uit Turkije en via Antwerpen naar Nederland was gebracht. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het invoeren van deze drugs, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, onder andere omdat niet bewezen kon worden dat de heroïne al in de container zat voordat deze in Nederland aankwam.

De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de resultaten van het NFI-onderzoek in overweging genomen. De getuigen verklaarden dat de container verzegeld was en dat de verdachte op de hoogte was van de inhoud ervan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld door de heroïne in Nederland te brengen, en dat hij een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de invoer van de drugs. De rechtbank achtte de alternatieve verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat hij wist dat hij betrokken was bij de invoer van heroïne.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van vijf jaar, in plaats van de door de officier van justitie geëiste zes jaar, en hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder voor drugsdelicten was veroordeeld. De rechtbank oordeelde dat de invoer van een dergelijke hoeveelheid heroïne een ernstig feit is, dat een forse straf rechtvaardigt. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720210-16
Datum uitspraak : 1 maart 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te P.I. Overijssel - HvB Zwolle,
raadsman: mr. J.H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 oktober 2016, 4 januari 2017 en 15 februari 2017.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het samen met anderen dan wel alleen invoeren dan wel verwerken/verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren of aanwezig hebben van ongeveer 490 kilo heroïne. Indien dit niet kan worden bewezen, wordt hem verweten dat hij hieraan medeplichtig is geweest dan wel dat hij het voorgaande niet opzettelijk heeft gedaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het met een of meer anderen invoeren van ongeveer 490 kilo heroïne (primair).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit. Daartoe is ten eerste aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat ongeveer 490 kilo heroïne is ingevoerd. Er is immers niet gebleken dat de heroïne al in Turkije of Antwerpen in de container zat. Verder zijn er te weinig monsters getest om aan te nemen dat alle pakketjes met een totaalgewicht van 490,79 kilo heroïne bevatten.
Ten tweede is aangevoerd dat het opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, en de schuld ontbreken. Er is niet gebleken van wetenschap bij verdachte. Daarbij duidt de uiterlijke verschijningsvorm van alle gedragingen juist op het tegengestelde.
De verdediging heeft tot slot scenario’s geschetst waarin de drugs door een persoon bij [naam 1] en/of [naam 2] dan wel door de chauffeur in de container is beland. Verdachte heeft verklaard dat hij een redelijk goedlopend bedrijf heeft in de verkoop van dakbedekking (bitumenrollen). De heroïne is volgens verdachte het werk geweest van [naam 3] .
Beoordeling door de rechtbank
Invoer van heroïne?
Op 4 juli 2016 zijn in een container te Duiven 496 pakketjes met bruin poeder – verpakt in bitumenrollen aan de voorzijde van de container (
rechtbank: bezien vanaf de vrachtwagen, dus achter in de container) – aangetroffen. Het nettogewicht van deze pakketjes bedraagt 490,79 kilogram. Van de 496 pakketjes zijn totaal 41 monsters veiliggesteld. Hiervan zijn 18 monsters (waaronder AAEJ6846NL, AAEJ6840NL, AAGN4210NL, AAGN4217 en AAHZ5137NL) indicatief getest, waaruit de reactie ‘positief heroïne’ is gevolgd. [3] Er zijn vijf – zoals hiervoor aangeduid – van deze achttien monsters opgestuurd naar het NFI, waarbij het NFI concludeert dat het gaat om materiaal dat heroïne bevat. [4]
Op grond van het voorgaande, waarbij de uitkomst van de 18 indicatieve testen door een vijftal testen van het NFI is bevestigd, is de rechtbank van oordeel dat de monsterafname en het testen hiervan voldoende representatief zijn voor de totale partij. Daarom acht de rechtbank bewezen dat in de container ongeveer 490 kilo van een materiaal bevattende heroïne (
rechtbank: hierna aangeduid als heroïne) is aangetroffen.
De vervolgvraag is of deze container Nederland is ingevoerd. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
Op 4 juli 2016 heeft de getuige [getuige 1] – nadat hij de lading op 1 juli 2016 bij [adres 2] in Antwerpen heeft opgehaald – zich met de vrachtwagen en lading gemeld bij [naam 1] aan [adres 3] te Duiven. Na een melding zijn de verbalisanten ter plaatse gekomen. Zij zien dat de container is verzegeld met een geelkleurige zegel met het nummer EU08194635 en dat deze zegel geheel in tact is. [5]
De getuige [getuige 2] heeft namens [naam 2] verklaard dat de voornoemde container uit Turkije komt en is aangekomen in de haven van Antwerpen, waar deze bij [adres 2] heeft gestaan. De zegels zijn aangebracht na het laden van de container voor het vertrek uit Turkije. [naam 2] komt niet bij de container. [6] De getuige [getuige 3] voegt daar aan toe dat containers [naam 4] in Antwerpen niet binnenkomen zonder zegel. [7]
Verdachte heeft verklaard dat de container, waarin de drugs uiteindelijk zijn aangetroffen, van hem is en afkomstig is van zijn leverancier [naam 5] uit Turkije. [8] Hij heeft de container besteld. [9] Verdachte heeft verder verklaard dat hij vanuit Turkije is geïnformeerd over de komst van de container. Hij heeft vervolgens de documenten uit Turkije naar de getuige [getuige 2] van [naam 2] in Antwerpen gebracht, waarna [getuige 2] alles heeft geregeld tot de ontvangst van de container in Duiven. Verdachte is op 4 juli 2016 door de getuige [getuige 2] gebeld en naar de container gegaan. [10] Vervolgens is de container na de komst van verdachte bij de lading, ter hoogte van [naam 1] , in de loods van verdachte aan de [adres 4] – zijnde achter nummer [nummer] –in Duiven gelost. [11]
Tussenconclusie
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte op 4 juli 2016 ongeveer 490 kilo heroïne heeft ingevoerd. De vervolgvraag is of verdachte wist, dan wel bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat hij ongeveer 490 kilo heroïne invoerde en dus of hij opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) hierop heeft gehad.
Wetenschap/opzet
Zoals hiervoor overwogen is in de door verdachte bestelde container ongeveer 490 kilo heroïne aangetroffen. De rechtbank stelt voorop dat een eigenaar van een lading in beginsel weet wat er zich in zijn container/lading bevindt. Verdachte heeft hiervoor een alternatieve verklaring gegeven, immers dat hij een reguliere handel in dakbedekking heeft, niet op de hoogte is geweest van de aanwezigheid van de heroïne en het moet gaan om het werk van [naam 3] .
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Bedrijfsvoering
Verdachte heeft verklaard dat de handelsnamen van zijn bedrijf [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] zijn. [12]
In de administratie van [handelsnaam 2] met betrekking tot de boekhoudperiode 2015-2016 is onder meer vermeld:
“Totaal bedroegen de inkoopkosten van de rollen bitumen van [naam 5] ;
2014 € 24.395,20 (facturen 722251 en 722252)
2015 € 148.066,00 (facturen 722253 t/m 722264)
2016 € 85.500,00 (facturen 722265 t/m 722268 en 722270 t/m 722272)
Totaal € 257.961,20”. [13]
Uit het voorgaande is af te leiden dat de facturen van [naam 5] doorlopend zijn genummerd (waarbij 722269 ontbreekt) terwijl de facturen betrekking hebben op een periode van meerdere jaren.
Gedurende de boekhoudperiode 2015-2016 is voor een totaalbedrag van € 89.287,84 inclusief BTW aan materiaal verkocht. Het totaalbedrag, dat op basis van een factuur aan [handelsnaam 2] is betaald, bedraagt € 136.096,80. Volgens de aanwezige verkoopfacturen is 7,744 vierkante meter dakbedekking verkocht, terwijl totaal 76.510 vierkante meter – bijna 10 keer zoveel – dakbedekking is ingekocht. [14] Deze bevindingen vinden ook steun in de aangetroffen voorraad.
Bij een voorraadtelling op 29 juli 2016 – waarbij alles na 4 juli 2016 is blijven liggen zoals achtergelaten – zijn immers 2046 rollen (waaronder 574 op pallets) bitumen geteld. Het gaat daarmee, buiten de pallets, om 1472 rollen (2046 - 574). Nu op één pallet 24 rollen bitumen staan, betekent dit dat 1472 rollen afkomstig zijn van ongeveer 61 pallets (1472/24). In de loods zijn 55 lege pallets aangetroffen. Dit betreft een verschil van 6 pallets, [15] welk beperkt aantal rollen mogelijk verkocht dan wel geretourneerd zijn. Verdachte heeft met betrekking tot de verkoop zelf verklaard dat hij soms één tot twee maanden niet in de loods kwam, omdat er niemand iets kocht. [16]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de bitumenrollen veelvuldig zwart heeft verkocht, wat maakt dat de verhouding tussen in -en verkoop niet klopt. Nu verdachte hier niet eerder – bij de politie heeft hij immers verklaard dat alles via de bank verliep – over heeft verklaard, deze verklaring op geen enkele wijze is onderbouwd of geconcretiseerd, noch van enig verband met de (hierna volgende) contante stortingen is gebleken, acht de rechtbank dit niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht op grond van al het voorgaande – waaronder de beschreven voorraad bitumenrollen – niet alleen aangetoond dat er nagenoeg 10 keer zoveel is ingekocht als verkocht, maar ook dat sprake is geweest van een forse negatieve financiële balans
(€ 136.096,80 - € 257.961,20 = € 121.864,40 verlies).
Overige administratie
Verdachte heeft verklaard dat hij tussen de € 2.000 en € 3.000,- per maand verdiende. [17] Als hij iets verkocht, kon hij betalingen verrichten en kwam hij rond aldus verdachte. [18]
In de administratie van de periode tussen 15 december 2014 en 1 augustus 2016 is echter vermeld dat op de bedrijfsrekening van [handelsnaam 2] een totaalbedrag van € 66.685,- is gestort. Op de privérekening van verdachte is in de periode van 1 januari 2015 tot en met 12 februari 2016 totaal € 88.680,- gestort, [19] zijnde een gemiddeld bedrag van € 3.334,25 (twintig maanden) en € 6.821,54 (totaal 13 maanden) per maand. Verder heeft verdachte verklaard dat hij de huur voor twee maanden, een bedrag van € 4.247,94 cash heeft betaald. [20]
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte zowel voorafgaand als omstreeks de datum van het feit in het bezit is geweest van forse contante bedragen, wat niet gebruikelijk is in het gewone en zakelijke betalingsverkeer. Verder passen dergelijke bedragen niet bij het inkomen waarover verdachte zelf heeft verklaard.
De getuige [getuige 4] , de boekhouder van verdachte, heeft verklaard dat hij verdachte heeft gevraagd hoe het kan dat verdachte spullen krijgt, terwijl hij (de getuige) nooit facturen ontvangt. Verder heeft de getuige gevraagd naar een verklaring voor de omstandigheid dat verdachte geen kosten maakte in verband met onder meer het laden, lossen, de opslag en de verwerking van de geïmporteerde goederen. Op beide vragen heeft de getuige geen antwoord gekregen.
De facturen die de getuige wel krijgt zijn volgens hem niet evenredig met de inkomsten die de getuige bij verdachte ziet. [21]
Verkeerde tijd en plaats
Zoals voornoemd bevond zich op 4 juli 2016 een chauffeur bij [naam 1] aan [adres 3] te Duiven. [getuige 5] – projectleider bij [naam 1] – heeft ten overstaan van de verbalisanten verklaard dat er geregeld een vrachtwagen bij het bedrijf arriveerde. De chauffeur van het desbetreffende transport had de opdracht om zijn lading bij het bedrijf [naam 1] te lossen, terwijl [naam 1] niks had besteld. Dit was al zeker tien keer gebeurd, aldus de getuige. De getuige verklaart verder dat het altijd dezelfde vrachtbrief was. Op 4 juli 2016 stond op de vrachtbrief [handelsnaam 1] vermeld. [22] Zoals voornoemd is [handelsnaam 1] een van de handelsnamen van het bedrijf van verdachte. Verdachte verklaart: ‘de vrachtwagen gaat altijd 100 meter verder als waar mijn loods zit. [adres 5] is mijn adres’. Als er ladingen komen, dan neemt hij ze in ontvangst, aldus verdachte. Verdachte woont in [woonplaats] . [23]
[getuige 3] heeft verklaard dat het transportbedrijf altijd naar [naam 1] moest en deze lading –afkomstig uit Istanbul – op 4 juli 2016 om 08:30 uur daar geleverd moest worden. [24] De getuige [getuige 6] verklaart dat er was afgesproken dat de chauffeur afgelopen maandag (
rechtbank: 4 juli 2016) bij [naam 1] door de ontvanger zou worden opgewacht en daar zou worden opgehaald. [25]
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat opdracht is gegeven aan de chauffeurs om ladingen van verdachte bij [naam 1] te leveren, welke opdracht ook veelvuldig (in ieder geval tien keer, waaronder op 4 juli 2016) is uitgevoerd.
Tussenconclusie
Gelet op al het voorgaande en in het bijzonder dat:
  • de nummers van de facturen van [naam 5] aan verdachte doorlopend zijn, wat lijkt te duiden op verdachte als enige klant;
  • er bijna 10 keer zoveel is ingekocht als verkocht;
  • er sprake is van een forse voorraad;
  • er in tegenstelling tot de verklaring van verdachte sprake is van een bedrijf met een behoorlijk verlies;
  • verdachte spullen krijgt zonder dat daarvan facturen zijn;
  • verdachte geen kosten maakt voor onder meer het laden, lossen, de opslag en de verwerking van de geïmporteerde goederen;
  • er sprake is van forse maandelijkse stortingen die het inkomen van verdachte per maand overstijgen; en
  • er in ieder geval – met de opdracht aan de chauffeurs om bij [naam 1] te wachten – 10 ladingen voor verdachte op een ander adres dan bij zijn eigen loods, welke ten opzichte van zijn woonplaats aan de andere kant van het land is gevestigd, zijn geleverd;
is de rechtbank van oordeel dat sprake is van omstandigheden die in het geheel niet passen bij een gemiddeld functionerende handel in dakbedekking. Nu niet langer van een normale bedrijfsvoering kan worden gesproken, is de rechtbank met de officier van justitie – mede gelet op het hierna nog volgende – van oordeel dat sprake is geweest van een schijnconstructie voor in ieder geval één zending van ongeveer 490 kilo heroïne.
Gelet op dit voorgaande en nu ook nader onderzoek – aan de hand van enkel de door verdachte verstrekte voornaam [naam 3] – geen aanwijzingen richting derden heeft opgeleverd, acht de rechtbank de alternatieve verklaring van verdachte niet alleen onaannemelijk, maar ook ongeloofwaardig. Dit geldt nog te meer, gelet op het gedrag en de uitlatingen van verdachte die hierna nog worden besproken.
Met betrekking tot de overige door de verdediging geschetste alternatieve mogelijkheden overweegt de rechtbank dat deze op geen enkele wijze zijn onderbouwd noch enige steun vinden in het dossier. Zij acht deze daarmee onvoldoende aannemelijk geworden.
Gedrag en uitlatingen verdachte
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hoe dichter de politie bij de voorkant van de container kwam (rechtbank: dus achter in de container), hoe zenuwachtiger de [nationaliteit 1] of [nationaliteit 2] werd. [26] Deze persoon heeft zich geïdentificeerd als verdachte. [27] Nu zoals overwogen de heroïne achter in de container is aangetroffen, past dit gedrag van verdachte naar het oordeel van de rechtbank bij een persoon die bang is voor ontdekking van ‘zijn’ partij heroïne dan wel zijn aandeel hierin.
Dit volgt ook mede uit de uitlatingen van verdachte.
Verdachte heeft rondom de datum van het feit en de periode van zijn aanhouding diverse uitlatingen gedaan, waaronder:
- op 4 juli 2016 ten overstaan van de verbalisanten:
‘Vandaag is een goede dag voor de politie, maar niet voor mij’; [28]
- op 6 juli 2016 voorafgaand aan het derde verhoor heeft verdachte verklaard dat: ‘
hij een klein visje was’, ‘hij aan het werk was gezet door [naam 3] of [achternaam] ’en
‘de Nokia telefoon ongeveer 10 dagen geleden in zijn brievenbus is gestopt (…) voor de klus’. [29] Ter terechtzitting heeft verdachte al deze uitlatingen betwist dan wel een andere uitleg aan zijn bewoordingen gegeven. De rechtbank ziet echter geen aanleiding – te meer gelet op de aanwijzingen die er zijn met betrekking tot het niveau van de Nederlandse taal van verdachte – om aan de inhoud van het proces-verbaal te twijfelen en neemt de voorgaande inhoud tot haar uitgangspunt;
- op 16 juli 2016 in de penitentiaire inrichting door verdachte (NNman):
‘NNman zegt dat de advocaat heeft gezegd dat de getapte acht jaar kan krijgen maar dat zij dat proberen verlagen naar vijf tot drie jaar (…)’en op 20 juli 2016 door verdachte (getapte): ‘
Getapte zegt (…) dat zij samen moeten praten en niet te veel via deze telefoon (…)’. [30]
Naar het oordeel van de rechtbank duiden deze uitlatingen op betrokkenheid van verdachte bij strafbare feiten – en in het bijzonder de invoer van heroïne – , waarbij verdachte zich ook actief bezig houdt met zijn procespositie.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte op de hoogte is geweest van de aanwezigheid van de heroïne in de lading die hij uit Turkije en via Antwerpen Nederland in heeft laten brengen. Zij acht dan ook bewezen dat verdachte de heroïne opzettelijk heeft ingevoerd.
Door gebruik te maken van zijn bedrijf als afnemer, de container te bestellen en het transport vanuit Antwerpen door [naam 2] ( [getuige 2] ) te laten regelen en uiteindelijk ook de lading in ontvangst te nemen heeft verdachte – naast de persoon of personen die onder meer de heroïne in de container hebben geplaatst – een voldoende substantiële bijdrage aan de uitvoering van dit feit geleverd. Daarmee acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte dit feit samen met een ander of anderen heeft begaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op of omstreeks 04 juli 2016 te Duiven
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
althans heeft verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,ongeveer 490 kilogram
, in elk geval een hoeveelheid,van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het samen met een ander of anderen invoeren van ongeveer 490 kilo heroïne zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van het voorarrest.
Daartoe is aangevoerd dat het gaat om een zeer ernstig feit, verdachte een cruciale rol bij de invoer heeft gespeeld en het gaat om een uitzonderlijk grote hoeveelheid drugs. Tot slot is rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder voor drugsdelicten is veroordeeld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en verzocht het bevel voorlopige hechtenis zo spoedig mogelijk op te heffen. Er is geen verweer omtrent de strafmaat gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 22 november 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 7 oktober 2016.
De verdachte heeft samen met een of meer anderen via de haven in Antwerpen ongeveer 490 kilo heroïne ingevoerd. Heroïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze bestemd was voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding en handel in heroïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door de gebruikers veelvuldig gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze sterk verslavende stof. De rechtbank is van oordeel dat het gaat om een ernstig feit dat – in het bijzonder gelet op de zeer grote hoeveelheid heroïne die ook een forse straatwaarde vertegenwoordigt – oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij niet eerder voor drugsdelicten is veroordeeld. Verder houdt zij rekening met de omstandigheid, hoewel het vermoeden bestaat dat op deze wijze meerdere transporten hebben plaatsgevonden, dat er ‘slechts’ één transport kan worden bewezen. Voorts heeft verdachte weliswaar een wezenlijke rol gehad bij de invoer van deze partij heroïne, het dossier wekt echter eerder de indruk dat verdachte is gebruikt als katvanger voor het importerende bedrijf dan dat hij een leidinggevende rol bij de import van de heroïne zou hebben vervuld.
Op grond van al dit voorgaande acht de rechtbank – in afwijking van de eis van de officier van justitie – een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van het voorarrest passend. Zij zal het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis om deze reden afwijzen.
Ten aanzien van het beslag:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het geld – conform de door het Openbaar Ministerie genomen beslissing – dient te worden teruggegeven aan verdachte. Ten aanzien van de mobiele telefoons heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt over het beslag ingenomen.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot het geldbedrag
De officier van justitie heeft medegedeeld dat al is besloten om het geldbedrag aan verdachte terug te geven. Nu door deze mededeling op grond van artikel 134 Wetboek van Strafvordering het beslag al is geëindigd, komt de rechtbank niet aan een nadere beslissing over het beslag met betrekking tot het geldbedrag toe.
Met betrekking tot de telefoons
De na te melden onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven mobiele telefoons, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan.
Overig beslag
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden documenten aan de verdachte.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24, 27, 33, 33a, 47 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaar;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Voor het beslag:

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
o 1 mobiele telefoon van het type Blackberry Bold;
o 1 mobiele telefoon van het type iPhone 6s;
o 1 mobiele telefoon van het type LG;
o 1 mobiele telefoon van het type Nokia;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
o 1 vrachtbrief;
o 1 afrekening servicekosten 2014;
o 1 specificatie servicekosten;
o 1 huurfactuur april 2016;
o 1 huurfactuur maart 2016.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Holland (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. J.J.H. van Laethem, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 maart 2017.
BIJLAGE
Aan verdachte is – na een toegewezen vordering nadere omschrijving – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 juli 2016 te Duiven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans heeft verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 490 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
een of meer onbekend gebleven pers(o)on(en) op of omstreeks 04 juli 2016 te Duiven, althans in Nederland, opzettelijk, binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, althans heeft/hebben verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, ongeveer 490 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 04 juli 2016 te Duiven, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door:
-zijn loods (gelegen aan [adres 4] ) ter beschikking te stellen voor het lossen en/of opslaan van de lading bitumen dakbedekking en/of heroïne en/of
-zijn naam en/of de naam van zijn firma ( [handelsnaam 1] ) door te geven (aan transportbedrijf [naam 2] en/of [getuige 3] ) als ontvanger van de lading bitumen dakbedekking en/of heroïne en/of
-door feitelijk op te treden als ontvanger van de lading bitumen dakbedekking en/of heroïne;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 04 juli 2016 te Duiven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans heeft verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad, ongeveer 490 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.De inhoud van de volledige tenlastelegging is in de bijlage te vinden.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 20160714-011 (onderzoek ON4R016094 07GLM Warschau), gesloten op 28 november 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 72-73, het proces-verbaal van bevindingen, p. 33 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 49.
4.Het NFI-rapport, p. 98 en het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 73.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 28 en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 101-102.
6.Het schriftelijk bescheid inhoudende de verklaring van de getuige [getuige 2] , p. 198-199.
7.Het schriftelijk bescheid inhoudende de verklaring van de getuige [getuige 3] , p. 222,
8.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 15 februari 2017.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 662.
10.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 15 februari 2017.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 33 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
12.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 15 februari 2017 en het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 662.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 235.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 235-236.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 484-485.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 660-661 en het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 682.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 653.
18.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 677.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 235-236.
20.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 679.
21.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 190 t/m 193.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 27 en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 108.
23.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 660-661.
24.Het schriftelijk bescheid inhoudende de verklaring van [getuige 3] , p. 222 t/m 224.
25.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 6] , p. 113-114.
26.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 102.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 33.
28.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 29.
29.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 666.
30.Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 521, p. 551 en 555.