ECLI:NL:RBGEL:2017:1110

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 maart 2017
Publicatiedatum
3 maart 2017
Zaaknummer
05/880062-15 en 05/109464-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie, afpersing, oplichting, mensenhandel en witwassen door verdachte en medeverdachten

Op 3 maart 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een complexe strafzaak waarin de verdachte en medeverdachten zijn beschuldigd van verschillende ernstige misdrijven, waaronder afpersing, oplichting, mensenhandel en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met zijn zoon en andere medeverdachten, een criminele organisatie vormde die zich bezighield met het plegen van diverse strafbare feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [slachtoffer 1], waarbij geweld werd gebruikt, en aan de mishandeling van [slachtoffer 2]. Daarnaast werd de verdachte verantwoordelijk gehouden voor meerdere gevallen van oplichting, waarbij goederen werden verkregen door middel van valse voorwendselen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij mensenhandel, waarbij een jonge vrouw onder dwang werd gedwongen tot prostitutie. De verdachte en zijn medeverdachten maakten gebruik van intimidatie en geweld om hun slachtoffers te dwingen tot het afgeven van geld of goederen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/880062-15 en 05/109464-14
Datum uitspraak : 3 maart 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats 1] .
Raadsman: mr. J. Vlug, advocaat te Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 11 mei 2015 (parketnummer 05/880062-15), 29 juni 2015 (parketnummer 05/880062-15),
23 november 2015 (parketnummers 05/880062-15 en 05/109464-14), 09 februari 2017 (parketnummers 05/880062-15 en 05/109464-14 en 17 februari 2017 (parketnummers 05/880062-15 en 05/109464-14).

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, ten aanzien van
parketnummer 05/880062-15, na een op 23 december 2015 en een op 9 februari 2017 toegestane vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2013 tot en met 10 januari
2014 te Apeldoorn, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1]
te dwingen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en) van 25.000,- euro
en/of 15.000,- euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), danwel die
[slachtoffer 1] te dwingen tot het aangaan van een schuld, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) - zakelijk weergegeven - dat
verdachte en/of verdachtes mededader(s)
- een kop koffie bij die [slachtoffer 1] in het gezicht gooide en/of (vervolgens)
- een pistool, althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd,
althans tegen het lichaam, van die van [slachtoffer 1] heeft gezet en/of gehouden en
daarbij de woorden heeft geuit "zeg dat je betaald, anders haal ik de trekker
over' en/of (vervolgens)
- ( terwijl die [slachtoffer 1] werd vastgehouden) één of meerdere klap(pen) tegen het
hoofd, althans tegen het lichaam, die [slachtoffer 1] heeft gegeven;
althans voor zover voor het vorenstaande onder het primair ten laste gelegde
geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, dat
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2013 tot en met 10 januari
2014 te Apeldoorn, althans te Nederland, ter uitvoering van het voornemen en
het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de
afgifte van (een) geldbedrag(en) van 25.000,- euro en/of 15.000,- euro,
althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), danwel die
[slachtoffer 1] te dwingen tot het aangaan van een schuld,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
- zakelijk weergegeven - dat verdachte en/of verdachtes mededader(s)
- een kop koffie bij die [slachtoffer 1] in het gezicht gooide en/of (vervolgens)
- een pistool, althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd,
althans tegen het lichaam, van die van [slachtoffer 1] heeft gezet en/of gehouden en
daarbij de woorden heeft geuit "zeg dat je betaald, anders haal ik de trekker
over" en/of (vervolgens)
- ( terwijl die [slachtoffer 1] werd vastgehouden) één of meerdere klap( pen) tegen het
hoofd, althans tegen het lichaam, die [slachtoffer 1] heeft gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans voor zover voor het vorenstaande onder het subsidiair ten laste gelegde
veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, dat
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2013 tot en met 10 januari
2014, althans op of omstreeks 24 december 2013, te Apeldoorn, althans te
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte en/of zijn
mededader(s) opzettelijk
- een kop koffie bij die [slachtoffer 1] in het gezicht heeft! hebben gegooid en/of
(vervolgens)
- een pistool, althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd,
althans tegen het lichaam, van die van [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of gehouden
en daarbij de woorden heeft/hebben geuit "zeg dat je betaald, anders haal ik
de trekker over" en/of (vervolgens)
- ( terwijl die [slachtoffer 1] werd vastgehouden) één of meerdere klap(pen) tegen het
hoofd, althans tegen het lichaam, die [slachtoffer 1] heeft/hebben gegeven;
[naam 1] Zaaksdossier 3.2.1
art 317 en 312 SR
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 8 januari 2014 te Apeldoorn, althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft/hebben mishandeld door een persoon (te weten [slachtoffer 2] ), te duwen
en/of (met gebalde vuist) meermalen, althans eenmaal te slaan op/of tegen het
hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] , waardoor deze [slachtoffer 2] letsel en/of
pijn heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
[naam 1] Zaaksdossier 3.4.2
Artikel 300 en 47 SR
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 6 februari 2014 tot en met 12 februari 2014
althans te Nederland, tezamen in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en! of door een samenweefsel van verdichtsels, de
bloemenwinkel [slachtoffer 3] , althans [slachtoffer 4] , heeft/hebben bewogen
tot de afgifte van diverse vazen, potten, kransen en bloemen (voor een totaal
bedrag van ongeveer 1169,- euro, althans enig geldbedrag) hierin bestaande dat
verdachte en/of zijn medeverdachte(n) met voren omschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of
in strijd met de waarheid heeft/hebben verteld aan de bloemenwinkel [slachtoffer 3]
, althans [slachtoffer 4] dat
- hij, verdachte of één van zijn mededader(s), een autobedrijf ging(en) openen
en dat zij daarvoor goederen uit de bloemenwinkel nodig hadden en/of
- de tekening verzonden kon worden naar het bedrijf [naam 2] , gevestigd
aan [adres 2] te [woonplaats 2]
waardoor de bloemenwinkel [slachtoffer 3] , althans [slachtoffer 4] , werd
bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder het primair ten laste gelegde
geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 februari
2014 tot en met 12
februari 2014, althans op of omstreeks 9 februari 2014, te Apeldoorn, althans
in Nederland,
tezamen in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft/hebben
verworven, voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen,
diverse vazen en/of potten en/of kransen en/of bloemen (voor een totaal bedrag
van ongeveer 1169,- euro, althans enig geldbedrag), terwijl hij en/of zijn
mededader(s)ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
voormeld(e) goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten
vermoeden, dat dit, deze door oplichting, althans enig misdrijf, was/waren
verkregen;
[naam 1] Zaaksdossier 3.4.3
art 326 en 47 Wetboek van Strafrecht
art 416 en 47 Wetboek van Strafrecht
te Apeldoorn,
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31januari 2014
tot en met 15 februari 2014 te Harskamp en/of te Apeldoorn, althans te
Nederland, tezamen in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de
[slachtoffer 5] , althans [slachtoffer 6] , heeft/ hebben bewogen
tot de
afgifte van een hoeveelheid hout (voor een totaal bedrag van ongeveer
34.743,99 euro, althans enig geldbedrag) hierin bestaande dat verdachte en/of
zijn medeverdachte(n) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid heeft/hebben verteld aan de [slachtoffer 5] ,
- dat hij, verdachte of één van zijn mededader(s), [naam 3] en/of de
eigenaar van [naam 2] was en/of bereikbaar op telefoonnummer [nummer 1] ,
en/of (tevens)
- een KvK-uittreksel van het bedrijf [naam 2] heeft/hebben getoond en/of
- dat hij/zij een partij hout nodig had(den) voor een nieuw te bouwen schuur
en/of
- het aankoopbedrag ten bedrage van 34.743,99 euro, althans enig geldbedrag,
op zondag 2
februari 2014 gestort zou worden op het bankrekeningnummer behorende bij deze
houtzagerij en/of
- het benodigde hout op een aanhangwagen heeft/hebben geladen en daarmee weg
is/zijn gereden en/of
- ( vervolgens) diverse materialen heeft/hebben opgehaald en/of deze op de
aanhangwagen heeft/hebben geladen en/of daarmee is/zijn weggereden, waardoor
de [slachtoffer 5] , althans [slachtoffer 6] , (telkens) werd
bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder het primair ten laste gelegde
geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 januari 2014
tot en met 15 februari 2014 te Harskamp en/of Apeldoorn, althans te Nederland,
tezamen in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft/ hebben
verworven, voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen, een
hoeveelheid hout (voor een totaal bedrag van ongeveer 34.743,g9euro, althans
enig geldbedrag), terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld(e) goed(eren) wist(en),
althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dit, deze door
oplichting, althans enig misdrijf, was/waren verkregen;
[naam 1] Zaaksdossier 3.4.5
art 326 en 47 Wetboek van Strafrecht
art 416 en 47 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 december 2013
februari 2014 te 's-Hertogenbosch en/of Twello en/of Apeldoorn en/of
Klarenbeek, althans te Nederland, tezamen in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels, [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10]
, heeft/hebben bewogen tot de afgifte van
- een hoeveelheid gereedschap, althans diverse goederen (voor een totaal
bedrag van
1.804,38 euro, althans enig geldbedrag) en/of
- notebooks en/of tablets en/of printers (voor een totaal bedrag van ongeveer
3968,47 euro, althans enig geldbedrag) en/of
-verfblikken en/of aanverwante producten (voor een totaal bedrag van 12.467,02
euro, althans enig geldbedrag) en/of
- diverse houten goederen (voor een totaalbedrag van 5.979,86, althans enig
geldbedrag)
hierin bestaande dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) met voren omschreven
oogmerk -
zakelijk weergegeven -opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met
de waarheid heeft/hebben verteld aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of
[slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 11]
- dat hij, verdachte of één van zijn mededader(s), [naam 3] en/of eigenaar
van [naam 2] was en/of bereikbaar op telefoonnummer [nummer 2] ,
en/of (tevens)
- een KvK-uittreksel van het bedrijf [naam 2] heeft/hebben getoond en/of
waardoor deze bedrijven, (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven
afgifte;
[naam 1] Zaaksdossiers 3.4.8, 3.4.9, 3.4.10, 3.4.11
art 326 en 47 Wetboek van Strafrecht
tot en met 6
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 maart 2014 te
Voorthuizen,
althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 12] te dwingen tot de afgifte
van (een) personenauto('s) van het merk Audi A3 en/of Sizuki Swift, in elk
geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 12] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) - zakelijk
weergegeven - dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) hem een mes
toonde(n);
[naam 1] Zaaksdossier 3.5.2
art 317 en 312 SR
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
7.
hij, op één of meer tijdstippen), in of omstreeks de periode van 1 februari
2013 tot en met 3 februari 2015 te Apeldoorn, althans te Nederland, tezamen en
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing,
misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijk verhoudingen voortvloeiend
overwicht en/of doormisbruik van de kwetsbare positie, heeft/hebben geworven,
vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met
het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] ,
en/of
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde
middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere)
feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden,
door fraude, afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare
positie,
die [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te
stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten en/of
de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige handeling(en)
heeft/hebben ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] zich
daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid en/of
diensten, en/of (telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de
(seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] ,
en/of
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten door
dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing,
misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, die [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14]
heeft/hebben bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen
uit de opbrengst van haar/hun seksuele handelingen met en/of voor een derde,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (één of meermalen)
- ( seks)advertenties op internet geplaatst en/of
-de klanten naar die [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] gebracht en/of die [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14]
bij klanten gebracht
en/of
- gecontroleerd hoeveel klanten die [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] had(den) en/of hoeveel
geld ze daarmee had(den) verdiend en/of betaalafspraken gemaakt met de klanten
en/of
- het door [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] verdiende geld (deels) ingenomen en/of beheerd
en/of (deels) aangewend voor zijn/hun eigen gebruik en/of
- de werktijden van die [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] als prostituee(s) bepaald en/of
- meerdere condooms verstrekt aan die [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] en/of
- één of meerdere auto-kentekens op naam van die [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] gezet en/of
- de mobiele telefoon en/of privé-contacten van die [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] gecontroleerd
en/of de mobiele telefoon van die [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] afgepakt en/of in beslaggenomen
(teneinde haar/hun privéleven te kunnen beheersen);
[naam 1] Zaaksdossier 4
art 273f lid 1 ahf/ sub 10 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1
ahf/ sub 40 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/ sub 6° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 90 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 3 ahf/ sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 9° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
8.
hij, op één (of meer) tijdstip( pen), in of omstreeks de periode 1juli 2014
tot en met 3 februari 2015, te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van het plegen van
witwassen een gewoonte heeft gemaakt, door)(telkens) een voorwerp, te weten
(een) geldbedrag(en), (in totaal zijnde een geldbedrag van ongeveer 48.300,-), te
verwerven en/of voorhanden te hebben en/of over te dragen en/of om te zetten
en/of van die/dat geldbedrag(en)gebruik te maken, terwijl hij en/of verdachtes
mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat
die/dat geldbedrag(en),(telkens) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
[naam 1] Zaaksdossier 5
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
9.
hij, op één (of meer)tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 februari
2013 tot en met 3 februari 2015 te Apeldoorn, althans te Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk,
heeft/hebben deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerking van
natuurlijke en/of rechtsper(o)n (en), welke organisatie tot oogmerk had het
plegen van misdrijven, namelijk het meermalen plegen van
- oplichting (artikel 326 Sr) en/of
- afpersing (artikel 317 Sr) en/of
- bedreiging met zware mishandeling en/of enig misdrijf tegen het leven
gericht (artikel 285 Sr) en/of
- mensenhandel (artikel 273f Sr) en/of
- ( een gewoonte maken van) witwassen (artikel 420bis jo 420ter Sr);
Aan verdacht is ten aanzien van
parketnummer 05/109464-14ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 mei 2014 te Apeldoorn opzettelijk beledigend (een)
ambtena(a)r(en), te weten een of meer verbalisant(en) van de politie Regio
Noord- en Oost Gelderland (te weten [nummer 10] en/of [nummer 12] en/of [nummer 11] ),
gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun
bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de
woorden "kankerlijers" en/of "vuile kanker honden", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 13 mei 2014 te Apeldoorn, toen (een) aldaar in uniform
geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het
gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e)
feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den)
teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te
brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde
opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn
bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting
tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te
geleiden en/of door een of meermalen slaande beweging(en) te maken naar of in
de richting van die dienstdoende politieambtena(a)r(en).
2A. Betrouwbaarheid verklaringen
[slachtoffer 1]
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van niet als betrouwbaar zijn aan te merken. De raadsman heeft dit standpunt niet nader onderbouwd.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op diverse essentiële punten steun vinden in overige getuigenverklaringen. Ook is [slachtoffer 1] consistent in zijn verklaringen. De rechtbank ziet derhalve geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen.
[naam 4]
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van niet als betrouwbaar zijn aan te merken. [naam 4] had een alcohol- en cocaïne verslaving en hij heeft zich ook gemengd in strafbare feiten. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt hiertoe dat de verklaringen van [naam 4] op diverse essentiële punten steun vinden in overige getuigenverklaringen. Ook is [naam 4] consistent in zijn verklaringen. [naam 4] heeft zichzelf op diverse punten belast in zijn verklaringen. De rechtbank ziet derhalve geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen.
[naam 5]
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van niet als betrouwbaar zijn aan te merken en derhalve niet meegenomen moeten worden als bewijs. [naam 5] heeft zelf diverse strafbare feiten gepleegd en is onbetrouwbaar. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt hiertoe dat de verklaringen van [naam 5] op diverse essentiële punten steun vinden in overige getuigenverklaringen. Ook is [naam 5] consistent in zijn verklaringen en belast hij zichzelf in zijn verklaringen. De rechtbank ziet derhalve geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen. Dat [naam 5] naderhand niet meer gehoord kon worden vanwege zijn overlijden, maakt vorenstaande niet anders. Immers, zijn verklaringen staan niet op zichzelf maar worden -zoals hiervoor weergegeven- op essentiële punten ondersteund.
2B. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Algemene overweging[verdachte] wordt ook veelvuldig ‘ [verdachte] ’ genoemd. [2] De rechtbank gaat ervan uit dat, waar verklaard wordt over ‘ [verdachte] ’ of ‘ [verdachte] ’, [verdachte] wordt bedoeld.
[medeverdachte 1] wordt ook veelvuldig ‘ [medeverdachte 1] ’ of ‘ [medeverdachte 1] ’ genoemd. [3] De rechtbank gaat er derhalve van uit dat, waar verklaard wordt over ‘ [medeverdachte 1] ’ of ‘ [medeverdachte 1] ’, [medeverdachte 1] wordt bedoeld.
Ten aanzien van
parketnummer 05/880062-15:
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de afpersing van [slachtoffer 1] gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken moet worden voor het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feit gelet op het ontbreken van wettig bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 24 december 2014 op [adres 2] in Apeldoorn kwam. Hij had daar zijn bedrijf gevestigd, [naam 2] . Dat bedrijf had hij van [naam 5] overgenomen. Binnen zag hij [naam 4] , [naam 5] en [verdachte] zitten. [verdachte] gooide een kop koffie in zijn gezicht. [slachtoffer 1] reageerde door koffie terug te gooien. Daarop sprong [verdachte] over het bureau en hij sloeg [slachtoffer 1] met zijn vuisten. [verdachte] schreeuwde dat hij € 25.000,- van [slachtoffer 1] kreeg vanwege de koffie. [4]
’s Middags belde [naam 5] [slachtoffer 1] op en vroeg hem om naar de zaak te komen, omdat ene [naam 6] in de zaak was die een onderpand wilde voor de schuld die [naam 5] aan hem had. Toen [slachtoffer 1] op de zaak [rechtbank: [adres 2] ] aanwezig was, zag hij [verdachte] , een jongen met zwart haar en een piercing door zijn lip rondlopen. Even later werd [slachtoffer 1] aangevallen door [verdachte] . Er was een Molukse man bij. De man werd [medeverdachte 1] of [medeverdachte 1] genoemd. [medeverdachte 1] pakte een zwart pistool uit zijn jas. Ondertussen kwam [medeverdachte 2] erbij. [verdachte] hield [slachtoffer 1] vast en [medeverdachte 2] gaf hem klappen. Hij voelde direct pijn en hij bloedde uit zijn oor. [slachtoffer 1] kreeg een document te zien waarop stond dat [naam 5] een schuld had van € 15.000,-. [naam 4] had als getuige meegetekend. De mannen zeiden dat [slachtoffer 1] deze schade moest regelen. [5] Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij, toen [medeverdachte 1] het pistool op zijn hoofd zette, heeft gezegd: ‘Als jij mij een pistool tegen mijn hoofd zet dan zeg ik je dat ik je € 25.000,- schuldig ben. Een kogel is mij minder waard dan € 25.000,-. [6]
[naam 4] heeft bij de politie verklaard dat hij in december in de kantine van [adres 2] was. Hij zag dat [verdachte] koffie in het gezicht van [slachtoffer 1] gooide. [slachtoffer 1] gooide daarop koffie terug. ’s Middags moest [slachtoffer 1] naar de zaak komen, omdat daar ene [naam 6] was die nog geld van [naam 5] moest hebben. [slachtoffer 1] kwam weer langs. Op dat moment waren [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [naam 7] , [verdachte] , hij en [naam 5] ook aanwezig. Dit liep compleet uit de hand. [medeverdachte 1] zette een pistool op het hoofd van [slachtoffer 1] . [medeverdachte 1] werkt voor [verdachte] en [medeverdachte 2] . [7]
Na dat incident zei [verdachte] tegen [slachtoffer 1] dat [slachtoffer 1] nu een schuld bij [verdachte] had. [8] [slachtoffer 1] had door de klappen van [verdachte] een opgezet gezicht en een wond bij zijn oor.
Enige tijd later zag [naam 4] buiten dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op [slachtoffer 1] in begonnen te slaan. [naam 7] en [verdachte] deden er vervolgens ook aan mee. Met zijn vieren waren ze aan het slaan. [slachtoffer 1] probeerde weg te komen en kwam tegen het gaas van de buren terecht. [medeverdachte 1] pakte het pistool en zette de loop in de mond van [slachtoffer 1] . [9]
[naam 6] heeft verklaard dat hij die middag op het bedrijf was van [naam 5] . Hij zag allemaal mensen en hoorde van [naam 5] dat er trammelant was. Die mensen gingen met [slachtoffer 1] in discussie. [10]
[naam 5] heeft desgevraagd verklaard dat [medeverdachte 1] een vuurwapen heeft en hier ook mee dreigt. [11]
De rechtbank heeft uit vorenstaande bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] samen naar [slachtoffer 1] zijn gegaan om hem te dwingen een schuld op zich te nemen. Ze hadden derhalve het oogmerk om zichzelf te bevoordelen. [medeverdachte 1] dreigde met het wapen, [verdachte] sloeg [slachtoffer 1] en hield hem later vast en ook [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer 1] geslagen. [slachtoffer 1] liep hierdoor onder meer een wond aan zijn oor op. Naar het oordeel van de rechtbank was er sprake van een bewuste en nauwe samenwerking bij de uitvoering van het feit, en derhalve van medeplegen. De rechtbank acht dan ook het primaire feit, het medeplegen van afpersing van [slachtoffer 1] , wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De feitenOp grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 januari 2014 was [slachtoffer 2] in Apeldoorn. Hij werd geduwd door een man die zichzelf ‘ [slachtoffer 1] ’ noemde. Deze man sloeg [slachtoffer 2] op zijn mond. [slachtoffer 2] draaide om en daar stond een andere man. De man ging niet aan de kant. ‘ [slachtoffer 1] ’ sloeg [slachtoffer 2] opnieuw meermalen in zijn gezicht. [slachtoffer 2] werd op zijn neus, wang en mond geslagen. Er kwam nog een man bij. Alle drie de mannen hebben hem geslagen. Door de mishandeling bloedde [slachtoffer 2] in zijn gezicht. Hij zag en voelde dat zijn lip gescheurd was en dat zijn wang dik was. Het deed pijn. [12] [slachtoffer 2] is dezelfde dag naar de eerste hulp gegaan alwaar de wond aan zijn lip werd gehecht. Ook had hij een pijnlijke kaak . [13]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de mishandeling van [slachtoffer 2] gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken moet worden voor het onder 2 ten laste gelegde feit gelet op het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs dat [verdachte] hierbij betrokken was.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 2] had een bedrijf in materialen voor een autospuiterij. Hij heeft verklaard dat hij op 8 januari 2014 naar het adres [adres 2] in Apeldoorn. [slachtoffer 2] was gebeld door iemand die een grote bestelling van goederen bij zijn bedrijf deed. Het bleek te gaan om het bedrijf [naam 2] , welke in eigendom toebehoorde aan [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] vertrouwde het niet. Hij had het vermoeden dat [naam 5] hier iets mee van doen had. Hij kreeg nog geld van [naam 5] . Daarop besloot hij naar [adres 2] te rijden. Zijn vertegenwoordiger, [naam 8] , ging met hem mee. Ter hoogte van nummer [nummer 3] zag [naam 8] [naam 5] . [slachtoffer 2] zag nog een persoon en vroeg of dat de heer [slachtoffer 1] was. De man zei: ’Ja, wat heb je hier te zoeken?’ De man duwde hem daarop. Hij ging in de gevechtshouding staan. Daarop begon de mishandeling door de drie mannen. ‘ [slachtoffer 1] ’ zag er als volgt uit: een gezette, blanke man van in de 50, rode trui en kort grijs haar. [14]
Getuige [naam 8] heeft verklaard dat hij op 8 januari 2014 met zijn baas naar [adres 2] ging. [naam 8] herkende [naam 5] . [slachtoffer 2] zei dat hij nog geld van [naam 5] kreeg. [naam 5] verwees hen naar zijn baas, de heer ‘ [slachtoffer 1] ’. Er kwamen drie mannen bij. Eén van de mannen zei dat hij [slachtoffer 1] was. [slachtoffer 2] liep naar die persoon toe. [slachtoffer 2] werd ingesloten door de andere mannen. [slachtoffer 2] kreeg een duw en vervolgens meerdere vuistslagen in het gezicht. De man die zich [slachtoffer 1] noemde, zag er als volgt uit: een blanke man van in de 50 jaar, 90-95 kg, met een bierbuikje, wit/grijs haar achterover gekamd. [15]
[naam 4] heeft verklaard over de mishandeling op [adres 2] dat [naam 5] bij [verdachte] uit de auto stapte en naar de man toe liep. De man gaf hem een hand. De man vroeg om zijn geld. De man kreeg daarom ruzie met [verdachte] . Het bloed spoot hem uit de bek. [verdachte] is geen kleine jongen als hij slaat. [16] Ook verklaarde [naam 4] dat [naam 5] altijd de verf bestelde.
[naam 5] heeft verklaard dat hij in opdracht van [verdachte] . [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] goederen moest bestellen op naam van [slachtoffer 1] [17] . [18]
De rechtbank heeft, gelet op vorenstaande, de overtuiging dat [verdachte] zich voor heeft gedaan als [slachtoffer 1] en derhalve één van de drie daders was die [slachtoffer 2] heeft mishandeld. [naam 4] heeft verklaard over de rol van [verdachte] bij de mishandeling. [19] De rechtbank acht derhalve het medeplegen van de mishandeling van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
De feitenOp grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 6 februari 2014 kwamen twee mannen bij [slachtoffer 3] in Apeldoorn. Eén van de mannen vertelde aan de eigenaresse, [slachtoffer 4] dat hij een autobedrijf aan [adres 2] in Apeldoorn ging openen en dat hij de zaak wilde inrichten. Daartoe wilde hij diverse goederen op rekening meenemen. De rekening kon naar het bedrijf [naam 2] gestuurd worden. Daarbij werd een adres opgegeven. [slachtoffer 3] leverde vaker op rekening en ging akkoord. De ene man wees daarop allemaal goederen aan en de tweede man pakte de spullen en liep ermee naar buiten. De goederen werden in de laadbak van een Volkswagen Caddy gezet. In die auto zat nog een persoon. In totaal namen ze voor een bedrag van € 1.169,- aan goederen mee. Ze namen vazen, potten, zuilen, kransen en bloemen mee. [20] De Volkswagen Caddy had als kenteken 20-BG-BJ. [21]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de oplichting van [slachtoffer 3] gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit. Niet kan worden bewezen dat [verdachte] iets met de oplichting van [slachtoffer 3] noch de heling van de goederen te maken heeft.
Beoordeling door de rechtbank
De camerabeelden van [slachtoffer 3] van de bewuste dag werden uitgekeken en op de beelden werden door de verbalisant de hem ambtshalve bekende [naam 5] en [medeverdachte 3] herkend als de personen die op 6 februari 2014 in de bloemenwinkel de goederen meenamen. [22]
[naam 5] heeft verklaard dat [verdachte] [naam 2] van [slachtoffer 1] over zou nemen. Ze wilden [slachtoffer 1] uitknijpen. [verdachte] was de baas. [verdachte] en [medeverdachte 2] gaven de opdrachten aan [naam 5] . [naam 5] moest allemaal spullen bestellen. [naam 5] moest van [medeverdachte 2] en [verdachte] diverse zaken oplichten. Oplichten was zijn zaak geworden. [23] [naam 7] zocht online bedrijven op waar dat makkelijk bij zou lukken. Dat deed hij vanaf [adres 2] in Apeldoorn. Daar stond een computer. [24]
Uit onderzoek bleek dat [medeverdachte 3] ingeschreven stond op het adres van [verdachte] en [medeverdachte 2] aan de [adres 1] in Apeldoorn. Op dit adres is op 9 februari 2014 een doorzoeking verricht. In de woning stonden op dat moment bloemen, vazen en planten. Deze goederen zijn gefotografeerd en foto’s hiervan zijn aan de eigenaresse van [slachtoffer 3] laten zien. [25] Ze herkende diverse bloemen en potten die afkomstig waren uit haar winkel en die door de mannen op 6 februari 2014 uit haar winkel waren meegenomen. [26]
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 3] , [naam 5] en [verdachte] nauw en bewust hebben samengewerkt om [slachtoffer 3] goederen afhandig te maken, zodat sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van de vraag welk strafbaar feit dit oplevert, overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een veroordeling wegens oplichting moet sprake zijn van het bezigen van een of meer oplichtingsmiddelen, te weten het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels. Met betrekking tot het aannemen van een samenweefsel van verdichtsels moet sprake zijn van meer dan een enkele leugenachtige mededeling. Bij het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen over de 'persoon' van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken (HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2892).
Voorts is het mogelijk dat de gedragingen niet scherp van elkaar te onderscheiden zijn, waardoor de concrete uitwerking onderling samenhang vertonen en elkaar overlappen. In eenzelfde gedraging kunnen dus meerdere oplichtingsmiddelen bewezen worden verklaard, daarbij behoeft de rechter niet te kiezen uit die oplichtingsmiddelen, omdat die keuze voor de strafrechtelijke betekenis van het bewezenverklaarde niet van belang is (HR 25 februari 1969, ECLI:NL:HR:1969:AB5900, NJ 1969/265).
Gebleken is dat [naam 5] zich, in opdracht van [verdachte] , en in bijzijn van [medeverdachte 3] voordeed als de eigenaar van het bedrijf [naam 2] . Hij vertelde dat hij een autobedrijf ging openen aan [adres 2] in Apeldoorn en dat hij daarvoor bloemen nodig had. Het bedrijf [naam 2] behoorde in eigendom echter toe aan [slachtoffer 1] , het adres [adres 2] was een leeg pand en de bloemen waren niet bestemd voor de opening van een bedrijf maar (in ieder geval deels) voor [verdachte] .
[verdachte] , [medeverdachte 3] en [naam 5] hebben bewust en nauw samengewerkt om [slachtoffer 3] te bewegen tot afgifte van goederen, en hebben daarbij gebruik gemaakt van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels.
De rechtbank overweegt dat een ondernemer tot op zekere hoogte mag vertrouwen in de oprechtheid waarmee anderen aan het maatschappelijk en economisch verkeer deelnemen. De rechtbank houdt hierbij rekening met het in dat verkeer geldende verwachtingspatroon dat op rekening geleverd kan worden. De omstandigheden van het geval, zoals hiervoor weergegeven, gaven [slachtoffer 4] - naar het oordeel van de rechtbank - geen aanleiding om te twijfelen aan het verhaal van ’de eigenaar van [naam 2] ’ en nader onderzoek te verrichten.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de oplichting van [slachtoffer 3] .
Feit 4
De feitenOp grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 31 januari 2014 kwam een persoon bij de [slachtoffer 5] in Harskamp. De persoon stelde zichzelf voor als de heer ‘ [slachtoffer 1] ’. ‘ [slachtoffer 1] ’ liet een tekening zien van een schuurtje en vertelde dat hij voor de bouw daarvan hout nodig had. ‘ [slachtoffer 1] ’ had een aanhanger bij zich. ‘ [slachtoffer 1] ’ kwam die dag diverse malen terug om zijn aanhanger vol met hout te laden. Ook op 1 en 3 februari 2014 kwam ‘ [slachtoffer 1] ’ meermalen langs met een aanhanger. In totaal heeft ‘ [slachtoffer 1] ’ voor een bedrag van € 36.472,67 aan goederen van de [slachtoffer 5] meegenomen. [27]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de oplichting van [slachtoffer 5] gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit. Niet kan worden bewezen dat [verdachte] iets met de oplichting van [slachtoffer 5] te maken heeft. Ten aanzien van de heling stelt de verdediging dat de herkenning van het hout onvoldoende specifiek is.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 6] , de eigenaar van de houtzagerij, heeft verklaard dat ‘ [slachtoffer 1] ’ een uittreksel van de Kamer van Koophandel bij zich had waaruit bleek dat hij [naam 2] , gevestigd aan [adres 2] in Apeldoorn, op zijn naam had staan. [slachtoffer 6] controleerde het bedrijf en zag online dat [naam 2] bekend stond als goede betaler. ‘ [slachtoffer 1] ’ wilde op rekening hout meenemen en zou op 2 februari 2014 de rekening betalen. Het kwam op [slachtoffer 6] vertrouwd over en ze kwamen tot een mondelinge overeenkomst. [slachtoffer 1] zou het geld betalen op het rekeningnummer van [slachtoffer 6] . ‘ [slachtoffer 1] ’ kwam op 31 januari meermalen terug om het hout op te halen. Hij reed in een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 1] .
Op enig moment kwam er een tweede persoon mee om het hout in te laden. Deze persoon had tot zijn halslijn tatoeages, was begin 20 en zo’n 170 centimeter lang. [slachtoffer 6] gaf de facturen aan ‘ [slachtoffer 1] ’ die [slachtoffer 6] verzekerde dat alles overgemaakt zou worden. Diezelfde avond belde ‘ [slachtoffer 1] ’ met telefoonnummer [nummer 1] en hij vertelde dat ze het weekend een schuur gingen verbouwen en dat er meer hout nodig was. Diezelfde avond kwam ‘ [slachtoffer 1] ’ wederom hout halen. Totaal werd er die dag voor een bedrag van € 8.061,18 aan goederen meegenomen.
Op 1 februari 2014 kwam ‘ [slachtoffer 1] ’ ook diverse keren bij [slachtoffer 6] . Hij had telkens een aanhanger achter de Caddy. De laatste keer dat hij kwam, vertelde hij dat zijn aanhangers lekke banden hadden of nog vol stonden en hij vroeg of hij de aanhanger van [slachtoffer 6] mocht lenen. [slachtoffer 6] leende zijn aanhangwagen uit en ook deze keer werd de aanhangwagen volgeladen. Totaal werd er die dag voor een bedrag van € 12.255,81 aan goederen meegenomen. Op 3 februari 2014 kwam ‘ [slachtoffer 1] ’ wederom diverse malen met zijn Caddy naar [slachtoffer 6] . Hij kwam langs met een wat oudere man, tussen de 60 en 70 jaar, met een dikke buik en een grijze baard. Een onverzorgd type. Totaal werd er die dag voor een bedrag van € 16.155,68 aan goederen meegenomen. [slachtoffer 6] had nog geen geld ontvangen en sprak zijn zorgen uit naar ‘ [slachtoffer 1] ’. ‘ [slachtoffer 1] ’ stelde hem gerust en zei dat hij [slachtoffer 6] niet beduvelde. [slachtoffer 6] vroeg die avond zijn zwager om naar het telefoonnummer dat hij van ‘ [slachtoffer 1] ’ had gekregen te bellen om de aanhanger terug te vragen. De persoon aan de telefoon vertelde een verhaal over een zieke vrouw en een ziekenhuisopname. Deze aanhanger kon uiteindelijk worden opgehaald. De zus van [slachtoffer 6] ging kijken bij [adres 2] in Apeldoorn. Zij zag dat het pand leeg stond en dat er geen bouwactiviteiten waren. Ook zag zij geen hout liggen.
De zwager van [slachtoffer 6] belde vervolgens het telefoonnummer dat op het uittreksel van de KvK stond. Een vrouw nam de telefoon aan en zij vertelde dat zij vaker gebeld werd, maar dat de naam ‘ [slachtoffer 1] ’ of ‘ [naam 2] ’ haar niets zei.
Op 4 februari 2014 belde ‘ [slachtoffer 1] ’ opnieuw dat hij hout wilde komen halen. [slachtoffer 6] zei hem dat hij eerst geld wilde. Diezelfde dag belde [slachtoffer 6] twee keer naar ‘ [slachtoffer 1] ’ om het geld te vragen. Vanaf 18.30 uur kon hij geen contact meer krijgen met ‘ [slachtoffer 1] ’. [slachtoffer 6] heeft nooit geld van ‘ [slachtoffer 1] ’ ontvangen. [28] ‘ [slachtoffer 1] ’ had als telefoonnummer [nummer 1] opgegeven. [29]
[naam 4] heeft verklaard dat hij op enig moment bij [verdachte] thuis kwam aan de [adres 1] . Hij zag drie aanhangwagens staan met daarin houten planken. [verdachte] , [naam 9] , [naam 10] , [naam 11] , [medeverdachte 2] , [naam 7] en [medeverdachte 1] waren daar ook bij. [medeverdachte 1] , [naam 11] en [naam 9] waren één van de aanhangers aan het lossen. [verdachte] en [medeverdachte 2] hielpen ook mee. Het hout werd aan de achterzijde van de woning naast de schuur geplaatst. De aanhanger werd helemaal gelost. De andere twee aanhangers moesten naar Dronten toe. Voor de aanhangers stond een Volkswagen Caddy. [verdachte] vroeg aan [naam 4] of hij mee wilde rijden naar Dronten. Met de twee aanhangers reden ze richting Dronten en daar werden de aanhangers gelost. [naam 4] reed weer terug met [naam 5] naar de [adres 1] . Na enige tijd zei [naam 5] dat ze nog een keer hout moesten halen. [naam 4] ging mee. Ze reden in de Caddy. [naam 5] ging naar binnen en de aanhanger werd volgeladen. Ze dronken nog een kop koffie met de vermoedelijke eigenaar van de houtzagerij en hij gaf een rekening aan [naam 5] . [naam 5] zei dat het wel goed kwam. [naam 5] zei tegen [naam 4] dat ze voor een hoop geld binnen hadden gehaald. Op het laatste moment werden er ook nog 3 of 4 houten tuinsets in de Caddy geladen. Ze reden daarop wederom naar Dronten om het hout te lossen. [verdachte] was daar ook. In Apeldoorn werden de tuinsets uit de Caddy gehaald en in de schuur gezet. [naam 4] hoorde later van [naam 5] dat alles op naam van [naam 2] was besteld. Dit was een idee van [verdachte] . [30]
Van de camerabeelden van de betreffende periode uit de Houtzagerij zijn screenshots [31] gemaakt. De persoon die [slachtoffer 6] aanwees als de persoon die zich voorstelde als ‘ [slachtoffer 1] ’ [32] werd door verbalisanten herkend als [naam 5] . [33] De persoon die op 3 februari 2014 met ‘ [slachtoffer 1] ’ mee kwam [34] werd door een verbalisant herkend als [naam 4] . [naam 4] werd herkend door de verbalisant, omdat hij zich op het politiebureau meldde samen met [naam 5] . [35]
Op 7 februari 2014 kwam verbalisant [verbalisant 1] aan de [adres 1] in Apeldoorn. [verdachte] was aanwezig en hij vroeg of [verbalisant 1] de schuur wilde zien en hij opende de schuurdeur. [verbalisant 1] zag dat de schuur aan de binnenzijde was afgetimmerd met nieuw hout. Ook de planken aan het plafond waren nieuw. In de schuur zat een afgetimmerd deel van 5 bij 6 meter. Ook dit deel bestond uit nieuwe planken.
Buiten was er een houten hek getimmerd van nieuwe planken. [36]
Op 8 februari 2014 werden in de woning aan de [adres 1] een grote partij hout, een houten tuin set en andere materialen aangetroffen. Deze materialen werden door [slachtoffer 6] bekeken en hij herkende de tuinset, 15 dozen schroeven, 75 vloerplanken, 3 pakken singels, 3 panlatten en ander resthout afkomstig van vloerplanken afkomstig uit zijn zagerij. De totale verkoopwaarde van de aangetroffen goederen was € 1.290,90 inclusief BTW. [37]
Op 14 februari 2014 kreeg [slachtoffer 6] een telefoontje van een klant die anoniem wilde blijven. De klant had een grote hoeveelheid hout en dergelijke aangeboden gekregen. Dit hout zou in een loods in Dronten staan aan de [adres 3] . Toen [slachtoffer 6] bij de loods ging kijken, zag hij een grote partij hout en ander materiaal staan dat afkomstig was van zijn houtzagerij. Hij herkende zijn eigen specifieke verpakkingsmanier. [38]
[naam 5] heeft verklaard dat het doel was om [slachtoffer 1] uit te knijpen. [verdachte] was de baas en hij kreeg opdrachten van [verdachte] en [medeverdachte 2] . Zo moest hij ook de houthandel [slachtoffer 6] oplichten. [39] Van [medeverdachte 2] en [verdachte] moest hij [slachtoffer 6] bedonderen. Hij kreeg een Volkswagen Caddy mee van [verdachte] en [verdachte] en [medeverdachte 2] regelden een aanhanger. Samen met [naam 9] [rechtbank: [naam 9] ] ging hij naar [slachtoffer 6] . Hij kreeg een gekopieerd velletje van de inschrijving van de KvK mee, die moest hij meenemen. [verdachte] en [medeverdachte 2] zeiden wat ze moesten hebben. Daar was [naam 7] [rechtbank: [medeverdachte 3] ] ook bij. [naam 7] zocht online bedrijven op waar dat makkelijk bij zou lukken. Dat deed hij vanaf [adres 2] in Apeldoorn. Daar stond een computer. [naam 5] moest het hout bestellen, omdat ze de tuin en schuur wilden opknappen. Dat moest bij [verdachte] thuis.
Hij was meerdere malen op een dag naar [slachtoffer 6] gegaan. Hij was met [naam 9] geweest, maar ook met [naam 4] en [naam 7] . Uit eindelijk wilde [slachtoffer 6] de aanhanger terug, die kwam hij toen zelf ophalen. [medeverdachte 2] en [verdachte] namen het hout in ontvangst aan de [adres 1] . Ze hadden twee aanhangers. [naam 5] was ook meegegaan naar Dronten om pakketten af te leveren. [naam 5] had zich bij [slachtoffer 6] voorgesteld als ‘ [slachtoffer 1] ’. [40]
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [naam 9] nauw en bewust hebben samengewerkt om [slachtoffer 5] te bewegen tot afgifte van hout en bijbehorende goederen, en derhalve dat sprake is van medeplegen. [verdachte] en [medeverdachte 2] waren de baas. [naam 5] , [naam 9] en [medeverdachte 3] voerden de opdracht uit. [naam 5] deed zich in opdracht van [medeverdachte 2] en [verdachte] voor als ‘ [slachtoffer 1] ’ om de zaak op te lichten. [medeverdachte 3] en [naam 9] hielpen mee met het ophalen en het lossen van het hout. Zij wisten dat het op naam van ‘ [slachtoffer 1] ’ was besteld en niet was betaald. Hierover heeft [naam 4] eveneens verklaard. Hij was (blijkens zijn eigen verklaring, ondersteund door de herkenning van de verbalisant) bij het ophalen en wegbrengen van het hout aanwezig.
Ten aanzien van de vraag welk strafbare feit dit oplevert, overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een veroordeling wegens oplichting moet sprake zijn van het bezigen van een of meer oplichtingsmiddelen, te weten het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels. Met betrekking tot het aannemen van een samenweefsel van verdichtsels moet sprake zijn van meer dan een enkele leugenachtige mededeling. Bij het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen over de 'persoon' van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken (HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2892).
Voorts is het mogelijk dat de gedragingen niet scherp van elkaar te onderscheiden zijn, waardoor de concrete uitwerking onderling samenhang vertonen en elkaar overlappen. In eenzelfde gedraging kunnen dus meerdere oplichtingsmiddelen bewezen worden verklaard, daarbij behoeft de rechter niet te kiezen uit die oplichtingsmiddelen omdat die keuze voor de strafrechtelijke betekenis van het bewezenverklaarde niet van belang is (HR 25 februari 1969, ECLI:NL:HR:1969:AB5900, NJ 1969/265).
Gebleken is dat [naam 5] zich voordeed als de eigenaar van het bedrijf [naam 2] , gevestigd aan [adres 2] in Apeldoorn en zich voorstelde als de heer [slachtoffer 1] . Hij kwam bij [slachtoffer 6] met een uittreksel van de KvK en zei dat hij hout nodig had voor een schuurtje. Hij wilde graag op rekening bestellen. Het bedrijf [naam 2] behoorde in eigendom toe aan [slachtoffer 1] en het adres [adres 2] was een leeg pand.
Door gebruik te maken van een valse naam, een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels is [slachtoffer 5] bewogen tot afgifte van de goederen.
De rechtbank overweegt dat een ondernemer tot op zekere hoogte mag vertrouwen in de oprechtheid waarmee anderen aan het maatschappelijk en economisch verkeer deelnemen. De rechtbank houdt hierbij rekening met het in dat verkeer geldende verwachtingspatroon dat op rekening geleverd kan worden.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen meermalen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de oplichting van [slachtoffer 5] . Omdat het totaalbedrag van de weggenomen goederen uitkomt op
€ 36.472,67, en in de tenlastelegging een lager bedrag is genoemd, zal de rechtbank ‘enig geldbedrag’ bewezen verklaren.
Feit 5
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Ten aanzien van [slachtoffer 8] :
op 6 februari 2014 kwam een man bij [slachtoffer 8] in Apeldoorn die aan de eigenaar vertelde dat hij een autoreparatiebedrijf was begonnen en computers nodig had voor de administratie. De man vroeg of hij kon kopen op afbetaling en toonde een uittreksel van de Kamer van Koophandel met de handelsnaam [naam 2] , gevestigd op [adres 2] te Apeldoorn. De eigenaar van [slachtoffer 8] heeft het bedrijf [naam 2] gegoogeld en daarbij bleek dat het bedrijf geregistreerd stond. De man heeft op afbetaling de volgende goederen van [slachtoffer 8] meegekregen: 3 notebooks, 3 tablets, soft sleeve voor Ipad en twee CD-R. Alle goederen werden ingeladen in een donkerkleurig voertuig type hatchback. Later op de dag was de man weer terug in de winkel en aan hem zijn de volgende goederen op afbetaling meegegeven 2 monitors, notebook, 5 printers, Belkin tas en speaker. Nog later op de dag zijn aan de man nog twee printers, tas en 2 tablets meegegeven. De facturen voor de voornoemde goederen bedroegen € 2.196,33, € 1.296,33 en € 522,65. De facturen zijn niet betaald. Op [adres 2] te Apeldoorn was geen bedrijf met de naam [naam 2] gevestigd [41] .
Ten aanzien van [slachtoffer 9] :
in de laatste week van november 2013 heeft [naam 5] bij [slachtoffer 9] te Tiel verf besteld en meegekregen. Een week later bestelde [naam 5] opnieuw verf, dit keer namens het bedrijf [naam 2] . [slachtoffer 9] heeft de kredietwaardigheid van het bedrijf [naam 2] gecontroleerd en vastgesteld. Vanaf halverwege de maand december 2013 tot in de maand januari 2014 heeft [naam 5] vervolgens minstens één keer per week bestellingen geplaatst. De bestellingen, met een totaalbedrag van € 12.467,02 zijn wel geleverd, maar niet betaald. [42]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de oplichting van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 11] gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde feit. Niet kan worden bewezen dat verdachte iets met de oplichting van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 11] te maken heeft.
Beoordeling door de rechtbank
Ter zake van [slachtoffer 7] overweegt de rechtbank allereerst dat nu gereedschappen noch andere goederen afkomstig van [slachtoffer 7] zijn aangetroffen, de ten laste gelegde “ hoeveelheid gereedschap, althans diverse goederen voor een totaalbedrag van € 1.804,38” te ruim is geformuleerd om zonder meer tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Uit de verklaringen van [naam 5] en [naam 3] alsmede de facturen van [slachtoffer 7] komt weliswaar naar voren dat [naam 5] degene is geweest die de goederen namens [naam 2] heeft opgehaald maar er zijn onvoldoende bewijsmiddelen om te kunnen vaststellen door welke oplichtingsmiddelen [slachtoffer 7] is bewogen tot afgifte van goederen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat voor zover de tenlastelegging ziet op de oplichting van [slachtoffer 7] dit niet kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom voor dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ter zake van hoveniersbedrijf [slachtoffer 11] is de rechtbank eveneens van oordeel dat, nu een aangifte door [slachtoffer 11] ontbreekt en niet is gebleken om welke goederen het gaat en wie de goederen namens [naam 2] heeft besteld dan wel meegenomen en de geleverde goederen ook niet zijn teruggevonden, de oplichting van [slachtoffer 11] , niet kan worden bewezen. Derhalve zal verdachte ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Ter zake van [slachtoffer 9] overweegt de rechtbank dat een door aangever overgelegde pakbon van 18 december 2013, ordernummer [nummer 4] , blijkt dat deze op naam van [naam 2] , [adres 2] te Apeldoorn is gesteld. Op de [adres 1] te Apeldoorn, alwaar [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] zijn ingeschreven is een verfblik aangetroffen met het opschrift [naam 2] [43] Op dit blik is een etiket geplakt waarop als ordernummer vermeld staat: [nummer 4] .
[naam 5] heeft verklaard dat hij, nadat [slachtoffer 1] met zijn bedrijf was gestopt, van [medeverdachte 2] en [verdachte] maximaal moest gaan bestellen op naam van [slachtoffer 1] [44] .
Ter zake van [slachtoffer 8] overweegt de rechtbank dat bij het uitkijken van de camerabeelden van 6 februari 2014 op de verschillende beelden van de drie aankopen [naam 5] ambtshalve door twee verbalisanten, maar ook door [slachtoffer 1] wordt herkend [45] .
[naam 5] heeft hierover verklaard dat hij bij [slachtoffer 8] is geweest en in opdracht van [naam 7] en [medeverdachte 2] laptops, printers en van “die kleine beeldschermdingetjes” heeft besteld. Hij is vervolgens met [medeverdachte 2] , [naam 7] en [naam 9] naar [slachtoffer 8] gereden en hij is daar alleen naar binnen gegaan. Hij moest zich uitgeven voor [naam 2] en nieuwe computers halen voor de zaak. Hij is daar die dag 2 of 3 keer geweest. Hij heeft de spullen uitgezocht en de man gaf ze mee. De man zou de factuur sturen naar [adres 2] op naam van [naam 2] . De tweede keer is hij daar met [naam 7] geweest. [verdachte] was degene die alles in ontvangst nam [46] .
[naam 4] heeft verklaard dat alle bestellingen werden gedaan door [naam 9] en [naam 5] op naam van [naam 2] . Hij had twee tablets gekregen van [naam 9] , die [naam 5] waarschijnlijk van een elektronicazaak had “geleend” [47]
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat [naam 5] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [naam 9] nauw en bewust hebben samengewerkt om [slachtoffer 9] en [slachtoffer 8] goederen afhandig te maken, zodat sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van de vraag welk strafbaar feit dit oplevert, overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een veroordeling wegens oplichting moet sprake zijn van het bezigen van een of meer oplichtingsmiddelen, te weten het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels. Met betrekking tot het aannemen van een samenweefsel van verdichtsels moet sprake zijn van meer dan een enkele leugenachtige mededeling. Bij het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen over de 'persoon' van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken (HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2892).
Voorts is het mogelijk dat de gedragingen niet scherp van elkaar te onderscheiden zijn, waardoor de concrete uitwerking onderling samenhang vertonen en elkaar overlappen. In eenzelfde gedraging kunnen dus meerdere oplichtingsmiddelen bewezen worden verklaard, daarbij behoeft de rechter niet te kiezen uit die oplichtingsmiddelen, omdat die keuze voor de strafrechtelijke betekenis van het bewezenverklaarde niet van belang is (HR 25 februari 1969, ECLI:NL:HR:1969:AB5900, NJ 1969/265).
Gebleken is dat [naam 5] zich, in opdracht van [verdachte] en [medeverdachte 2] voordeed als zijnde bevoegd om namens het bedrijf [naam 2] bestellingen te doen. Het bedrijf [naam 2] behoorde in eigendom echter toe aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] was na 24 december 2013 niet meer actief met dit bedrijf, het adres [adres 2] was na 1 januari 2014 een leeg pand en de verfblikken en elektronicagoederen waren niet bestemd voor het bedrijf [naam 2] maar (in ieder geval deels) voor [verdachte] en [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 2] , [verdachte] en [naam 5] hebben bewust en nauw samengewerkt om [slachtoffer 9] en [slachtoffer 8] te bewegen tot afgifte van goederen, en hebben daarbij gebruik gemaakt van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels.
De rechtbank overweegt dat een ondernemer tot op zekere hoogte mag vertrouwen in de oprechtheid waarmee anderen aan het maatschappelijk en economisch verkeer deelnemen. De rechtbank houdt hierbij rekening met het in dat verkeer geldende verwachtingspatroon dat op rekening geleverd kan worden. De omstandigheden van het geval, zoals hiervoor weergegeven, gaven [slachtoffer 9] en [slachtoffer 8] - naar het oordeel van de rechtbank - geen aanleiding om te twijfelen aan het verhaal van de medewerker van [naam 2] en nader onderzoek te verrichten.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de oplichting van [slachtoffer 9] en [slachtoffer 8] .
Feit 6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de afpersing van [slachtoffer 12] gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken moet worden van het onder 6 ten laste gelegde feit. [slachtoffer 12] heeft geen aangifte gedaan en de verklaring van [naam 4] is onvoldoende concreet.
Beoordeling door de rechtbank
Op 2 april 2014 verklaarde de eigenaar van [naam 12] (aan de [adres 4] ), te weten [naam 7] [slachtoffer 12] dat hij op 23 december 2013 een BMW 328 met kenteken [kenteken 2] had verkocht aan [verdachte] . Hij hoorde van [verdachte] dat de voornoemde BMW door de politie in beslag was genomen, omdat deze mogelijk van diefstal afkomstig zou zijn. Sindsdien werd [slachtoffer 12] geïntimideerd en bedreigd door [verdachte] .
Hij verklaarde dat [verdachte] met acht andere mannen naar het autobedrijf was gekomen. [slachtoffer 12] heeft toen onder bedreiging van een mes twee auto’s, namelijk een Audi A3 (kenteken [kenteken 3] ) en een Suzuki Swift (kenteken [kenteken 4] ) af moeten staan. [slachtoffer 12] verklaarde dat dit volgens [verdachte] was ter compensatie van de in beslag genomen BMW. Toen [slachtoffer 12] de auto’s af moest staan waren [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [naam 9] en ene [naam 7] erbij. [medeverdachte 1] heeft hem bedreigd met het mes. [slachtoffer 12] verklaarde vervolgens dat hij echt bang is voor deze mensen en geen aangifte durft te doen. [48] Op 10 februari 2015 nam [slachtoffer 12] contact op met de politie en hij vertelde dat hij aangifte wilde doen tegen de [naam 13] . De volgende dag zou contact met hem worden opgenomen. Er werd in de periode daarna meermalen geprobeerd om contact met [slachtoffer 12] te zoeken om de aangifte op te nemen. [slachtoffer 12] gaf aan dat hij erg bang was voor de [naam 13] en de club er omheen. Hij was bang voor problemen als hij aangifte zou gaan doen en hij was bang voor represailles. Hij gaf uiteindelijk aan dat hij een hoop te verliezen had en daarom geen aangifte durfde te doen. [49]
[naam 4] heeft over het autobedrijf in Voorthuizen verklaard dat er een auto werd opgehaald. Dat ging niet op een zachte manier. [50] [naam 4] ging op enig moment met [verdachte] naar [naam 12] in Voorthuizen. [verdachte] had daar een keer een BMW gekocht, maar die was door agenten in beslag genomen. Toen de politie die auto had opgehaald, was [medeverdachte 2] ontzettend boos. Er werd gebeld naar [naam 12] en [medeverdachte 2] zei over de telefoon dat hij er twee of drie auto’s voor terug wilde. Dat was ter compensatie, omdat het de schuld van [naam 12] zou zijn dat de BMW in beslag was genomen.
Op een ander moment gingen [medeverdachte 2] , [naam 7] , [naam 9] en [medeverdachte 1] naar Voorthuizen. [verdachte] en [naam 4] gingen ook naar [naam 12] . [verdachte] was namelijk bang dat [medeverdachte 2] iemand voor zijn donder zou schieten. Toen ze aankwamen bleek de eigenaar al te zijn geïntimideerd door [naam 9] , [medeverdachte 2] , [naam 7] en [medeverdachte 1] . [naam 4] en [verdachte] vertrokken weer en een uur later kwamen [medeverdachte 2] , [naam 7] en [medeverdachte 1] terug. [naam 9] kwam teruggereden in een Suzuki. Die kwam uit het bedrijf in Voorthuizen. Ook was er een Audi opgehaald die op naam van [naam 4] werd gezet. [51]
Gebleken is dat een Suzuki met ingang van 12 februari 2014 is overgeschreven op naam van [naam 9] , aansluitend per 21 februari 2014 op naam van [naam 4] en vervolgens op 28 april 2014 wederom op naam van [naam 9] en dat de Audi A3 op 10 februari 2014 op naam van [naam 4] is gezet. [52]
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [naam 9] en [medeverdachte 1] nauw en bewust hebben samengewerkt om [slachtoffer 12] af te persen. [slachtoffer 12] is onder bedreiging met een mes gedwongen om twee auto’s af te staan ter compensatie van de in beslag genomen BMW.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 12] op een later moment bij de rechter-commissaris terug is gekomen op zijn verklaring. De rechtbank heeft de overtuiging, gelet op de angst die bij [slachtoffer 12] bestond, dat hij dit heeft gedaan omdat hij bang was voor represailles. [naam 4] verklaart ook over de intimidatie van de eigenaar van [naam 12] , bovendien wordt de verklaring van [slachtoffer 12] ondersteund door het feit dat de auto’s daadwerkelijk op naam van [naam 4] en [naam 9] zijn gezet. De rechtbank overweegt dat zij als periode aanhoudt de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 maart 2014, omdat niet duidelijk is op welke datum de afpersing exact plaats heeft gevonden maar wel dat het binnen de ten laste gelegde periode is geweest.
Feit 7
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het (mede)plegen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 14] , nu het dossier geen bewijsmiddelen bevat waar dat uit kan worden afgeleid. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 14] .
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer 13] (hierna: [slachtoffer 13] ) is gedurende de periode 1 februari 2013 tot medio december 2014 werkzaam geweest als prostituee [53] . Ze heeft dat werk de eerste twee maanden gecombineerd met haar werk bij [naam 14] in de thuiszorg. Daarna heeft ze de baan in de thuiszorg opgezegd. [54] Zij heeft prostitutiewerkzaamheden verricht in een chalet op camping [naam 17] te Beekbergen, in een flat aan de Goeman Borgesiusstraat 156 te Apeldoorn [55] , in hotel [naam 15] te Apeldoorn, in een pand aan [adres 5] te Apeldoorn [56] , in een pand aan [adres 6] te Apeldoorn [57] , in een pand aan de [adres 7] te Apeldoorn en in een pand aan de [adres 8] te Apeldoorn [58] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het ten laste gelegde voor zover dat ziet op de handelingen, werven en het vervoeren/huisvesten, de bedreiging met geweld, de misleiding, het misbruik uit de feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en de uitbuiting, kan worden bewezen. Met inachtneming hiervan heeft de officier van justitie geconcludeerd dat sprake is geweest van seksuele uitbuiting zoals strafbaar is gesteld onder artikel 273f Sr. en dat verdachte zich hieraan tezamen met anderen schuldig heeft gemaakt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde, omdat er geen bewijs is van dwang en/of uitbuiting door verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Start prostitutiewerkzaamheden [slachtoffer 13]
heeft verklaard dat zij vrijwillig in de prostitutie is gaan werken om de schulden van haar ex-vriend af te kunnen betalen. [59] Ze heeft gereageerd op een advertentie op [naam 16] van iemand die wist hoe het in de prostitutie werkte; er werd een veilige werkomgeving, vervoer, een adres, eten en drinken en een grote klantenkring geboden [60] .
[slachtoffer 13] heeft afgesproken op het station in Apeldoorn en de jongens kwamen haar in een zwarte auto ophalen [61] . De jongens waren [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] [62] . Met hen is ze naar een chalethuisje op camping [naam 17] in Beekbergen gereden. Daar heeft ze een en ander met hen besproken en kreeg ze een werkchalet op de camping toegewezen. Ze heeft meteen die eerste dag een klant ontvangen in het chalet van de jongens, voor een afspraak van een half uur. De klant betaalde haar 100 euro. Een van de jongens pakte dat geld van haar en gaf haar toen 50 euro. Daarna brachten ze haar thuis [63] .
Uit een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de bewoners van de chalets op camping [naam 17] in Beekbergen komt naar voren dat de eigenaar van de camping in maart 2013 verbalisant wijst op een zwarte Mercedes [kenteken 5] die diverse malen per dag het campingterrein op- en afrijdt. Deze auto zou worden gebruikt door [verdachte] en [medeverdachte 2] , die drie chalets op het park huurden. Ook een dame genaamd [slachtoffer 13] zou op het park verblijven in een van die drie gehuurde chalets [64] .
Verdiensten
[slachtoffer 13] heeft verklaard dat in eerste instantie de verdeling van de verdiensten 50/50 was [65] . Later zei [medeverdachte 2] tegen haar ‘als je nou dat geld aan ons geeft, dan verdeel ik het en als je wat nodig hebt dan kun je dat aan ons vragen’. Toen heeft ze het geld iedere keer ingeleverd [66] . Soms kreeg ze 100 euro van [naam 7] of [medeverdachte 2] en soms, als ze er om vroeg, 50 euro extra. Als ze vroeg: “ik moet mijn hypotheek betalen, mag ik iets hebben?”, kreeg ze te horen; “denk je nou echt dat je zoveel geld hebt verdiend, het is allemaal op, de huur moet hier betaald worden” [67] . Ze gaf het geld aan [naam 7] , als [medeverdachte 2] er niet was [68] . Op de [adres 7] wilde [medeverdachte 2] dat ze 2/3 van haar verdiensten afstond [69] .
[slachtoffer 14] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [slachtoffer 13] haar geld aan [medeverdachte 2]
(= [medeverdachte 2] )gaf en dat dat moest en dat [medeverdachte 2] het dan verdeelde [70] .
[medeverdachte 2] of [naam 7] bepaalden de prijs. In het begin 150 euro voor een uur en 100 euro voor een half uur. Later wilde [medeverdachte 2] met die prijs zakken, omdat er weinig klanten kwamen [71] .
[naam 5] ( [naam 5] ) heeft verklaard dat [medeverdachte 2] hem vertelde dat ze met de prostitutie tussen de 1000 en 1500 euro per dag verdienden. [medeverdachte 2] was de grote baas in het prostitutiegebeuren, samen met [naam 7] . Eén prostituee heette [naam 18] , ze was klein, net een Chinees, mager, had een grote bril en ze kwam uit Apeldoorn. Zij was rond de 22/24 jaar oud. [medeverdachte 2] zei nog dat zij het geld verdienden om hem aan het vreten te houden [72] .
De getuige [naam 4] ( [naam 4] ) heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [medeverdachte 2] hem zelf had verteld dat zijn geld bij [slachtoffer 13]
(= [slachtoffer 13] )vandaan kwam en dat hij geld verdiende van de vrouwtjes [73] .
[naam 4] heeft verklaard dat het geld van [medeverdachte 2] van de hoeren naar [verdachte] ging. [verdachte] kocht er auto’s en sieraden voor. Het geldbedrag van de autohandel lag boven. Ook lag er een bedrag van zo’n € 15.000,- bij de moeder van de vrouw van [verdachte] . [74]
Dwang/
Dreiging
[slachtoffer 13] heeft verklaard dat ze in eerste instantie geen moeite had met het werk, maar op een gegeven moment ging het naar een ‘moeten’. Er waren dagen dat ze niet wilde werken, en dan werden [medeverdachte 2] en [naam 7] heel boos. Dan zeiden ze dat ze haar thuis kwamen halen, en dat ze haar vriend dood zouden schieten. Dus ging ze maar werken. Als die bedreigingen er niet waren geweest, was ze niet gegaan op de dagen dat ze niet wilde [75] . Als ze niet wilde werken, dreigden ze ook om haar thuis op te halen. Dit terwijl haar vriend niet wist dat ze in de prostitutie werkte. [76] [slachtoffer 13] was bang voor [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] is de vader van [medeverdachte 2] en noemt zich ook wel [verdachte] . [naam 7] was altijd met [medeverdachte 2] [77] .
Zij heeft verklaard:
De mensen konden nogal agressief uit de hoek komen. Verbaal vooral. Ik wilde die confrontatie ook niet met die agressie dus om alles rustig te houden heb ik gewoon gedaan wat ze wilden.
V: Hoe weet je dat ze verbaal agressief konden zijn?
A: Omdat ik dat gehoord heb en gezien heb dat ze dat konden tegen mij.
V: Tegen wie was die agressie gericht?
A: Tegen mij ja en tegen de deuren. Bloemenvazen bleven ook niet heel en zo die kreeg je dan naar je kop gegooid. [78] .
Voorts heeft zij verklaard over [medeverdachte 2] en [verdachte] :
Ze kunnen zo agressief worden. Je krijgt echt alles naar je hoofd. (…) Dan krijg je naar je hoofd geslingerd ik maak alles kapot en dan zeggen ze ik weet toch waar he woont en ik sla je ruit in of ik neem je mee [79] .
[medeverdachte 2] begon te schelden als ze aangaf niet te willen werken en hij zei dat hij veel geld misliep en dreigde haar op te komen halen. Hij kwam dan met [naam 7] naar haar huis. Hij dreigde door te zeggen dat hij haar ex van het balkon zou gooien. Hij zei ook altijd dat hij alles af zou pakken wat haar lief was. Ze dreigden door te zeggen dat ze haar, haar familie of [naam 19] (haar vriend) zouden pakken. Dat nam ze heel serieus, en neemt ze nog steeds heel serieus. Ze acht [medeverdachte 2] daartoe in staat [80] .
[slachtoffer 13] vond het heel erg dat dat ze (rechtbank: verdachte en de medeverdachten) bij haar privé kwamen. [slachtoffer 13] dacht dat niemand haar kon dwingen dit werk te doen maar dat dat wel gebeurde [81] .
[slachtoffer 13] heeft [medeverdachte 2] een keer met een vuurwapen gezien op de camping in Beekbergen en op de [adres 8] . Als [medeverdachte 2] iets verdachts zag op de [adres 8] dan ging hij buiten kijken met dat wapen. [naam 7] wist waar het wapen verstopt lag. [medeverdachte 2] en [naam 7] maakten het wapen schoon. Er zaten kogels in het wapen. [medeverdachte 2] heeft een keer per ongeluk op [naam 7] geschoten [82] . [slachtoffer 13] heeft verklaard dat [verdachte] aan haar had verteld dat als [medeverdachte 2] een wapen in zijn handen had en hij zou boos zijn op iemand dat hij niet terug zou deinzen en zou schieten. En dat [medeverdachte 2] dan liever zo veel jaar zit dan dat hij iemand liet leven. [naam 7] was er ook bij toen [verdachte] dat zei. [slachtoffer 13] had ook een keer ruzie met [medeverdachte 2] en toen zei hij tegen [naam 7] ; pak dat ding pak dat ding. [naam 7] heeft hem niet gegeven gelukkig. Maar toen was ze wel erg bang [83] .
[slachtoffer 13] heeft over [verdachte] verklaard dat hij af en toe langs kwam. Ook reed hij escorts met [slachtoffer 13] en meestal gingen [medeverdachte 2] of [naam 7] dan mee.
[slachtoffer 13] was bang dat [verdachte] haar of haar ex iets aan zou doen. Vooral als ze ruzie had met [medeverdachte 2] dan ging [verdachte] zich ermee bemoeien en dan was ze bang. Hij gaf [medeverdachte 2] vaak gelijk. Hij heeft vaak verhalen over mensen die hij in elkaar heeft geslagen en dat hij mensen kan laten opruimen zodat niemand er meer achter komt waar je bent. Zij dacht dat kan mij ook overkomen [84] .
[slachtoffer 13] heeft verklaard dat ze naast een werktelefoon ook een eigen telefoon had, een IPhone en als ze niet goed bezig of aan het werk was, dan pakten ze die telefoon af om te kijken met wie ze contact had. Ze had een keer haar privénummer aan een klant gegeven. Daar kwamen de jongens achter. Ze hebben toen haar appjes gelezen en draaiden helemaal door. Ze hebben die klant toen gebeld, en bedreigingen naar hem geuit. Hij mocht niet meer in haar buurt komen, anders zouden ze hem wat aan doen. Dat was eind 2013, in de winter. De jongens hebben haar toen meegenomen naar een caravan achter hun huis. Daar heeft ze een tijdje gezeten zonder haar telefoon. Die hadden zij, en daarmee belden ze die klant [85] .
[slachtoffer 13] heeft ook verklaard dat [medeverdachte 2] ook contact met haar opnam als ze vrij was en dat dit was om te controleren of ze niet wegging [86] .
Vanaf de [adres 7] hield ze telefoontjes af zonder dat [medeverdachte 2] of [naam 7] dat zagen, omdat ze geen klanten wilde hebben. [medeverdachte 2] heeft toen een keer zelf naar haar werktelefoon gebeld en kreeg vervolgens niemand aan de lijn. Toen kwamen [medeverdachte 2] en [naam 7] boos naar het appartement en kreeg ze de volle laag. Ze vonden dat ze serieus moest draaien en klanten moest pakken. Dit was eind 2014 [87] . Rond 18 of 19 december 2014 heeft ze in paniek haar hele arm opengesneden zodat ze in ieder geval niet meer kon werken [88] .
In een dagboek/blog heeft [slachtoffer 13] onder de naam [slachtoffer 13] op 19 oktober 2013 onder andere geschreven:
Ik trek het hier niet meer. Ik werk vrijwillig maar het begint soms steeds meer op dwang te lijken. Niet alleen een verplichting naar mijzelf toe maar mijn ‘chauffeur ’of ook wel ‘pooier’ verwacht steeds meer van mij.(…)
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 13] nog verklaard op 17 november 2016:
Ik kon geen kant op. Ik ben er nooit voor uitgekomen omdat ik bang was voor [medeverdachte 2] , [naam 7] en [verdachte] . Pas bij de politie heb ik het hele verhaal pas voor het eerst verteld [89] .
[naam 5] heeft verklaard dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [naam 7] vuurwapengevaarlijk zijn en dat zij gewoon mensen inschakelen om je te zoeken [90]
[naam 4] heeft verklaard over een situatie dat hij met [medeverdachte 2] en [naam 7] in een kamer in hotel [naam 15] in Apeldoorn zat en dat was gebleken dat [slachtoffer 13]
(= [slachtoffer 13] )een klant had gehad die zonder medeweten van [medeverdachte 2] was geregeld. [slachtoffer 13] kwam via het terras de kamer in en [medeverdachte 2] zei toen tegen [naam 4] dat hij even naar buiten moest, omdat ze iets moesten overleggen. Het was een redelijk dreigende situatie. Even later kwamen [naam 7] en [medeverdachte 2] naar buiten en toen zei [medeverdachte 2] dat ze ( [slachtoffer 13] ) niet moest denken dat ze zelf afspraken kon maken. Hij zei ook nog dat ze niet moest denken dat ze voor zichzelf kon beginnen [91] .
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 13] een paar jaar geleden enkele keren heeft ontmoet en hij ook haar privénummer had gekregen. Later is hij een keer gebeld door iemand die zei dat [getuige 1] geen contact meer mocht hebben met [slachtoffer 13] . Die persoon bedreigde hem en dreigde de boel in de brand te steken [92] .
Organisatie prostitutiewerkzaamheden
[slachtoffer 13] heeft verklaard dat [naam 7] de afspraken inplande als zij bezig was, dat [naam 7] altijd aanwezig was en hij haar ook wel ophaalde [93] . Ze werkte ook als ze ongesteld was en ze gebruikte dan speciale tampons die ze betaalde met het werkgeld [94] . [slachtoffer 13] werkte nadat ze was gestopt bij [naam 14] zes dagen in de week in de prostitutie, meestal van elf uur 's ochtends tot tien uur 's avonds [95] .
In het begin regelden [medeverdachte 2] en [naam 7] de condooms en later [naam 20] . Ze kwam aan klanten via een advertentie op [naam 21] . Ze kende die site niet, maar [medeverdachte 2] en [naam 7] hadden haar verteld dat er een advertentie op [naam 21] geplaatst zou worden. Zij zouden de advertentie maken. Ze moest hen een foto van haarzelf sturen. Dat heeft ze ook gedaan, ze heeft de foto naar [medeverdachte 2] gestuurd. Toen is de eerste advertentie gemaakt. [medeverdachte 2] of [naam 7] heeft de tekst bedacht [96] .
In het begin op de camping, moesten klanten naar een supermarkt in het dorp rijden en bellen dat ze er waren. Zij werd dan door [medeverdachte 2] en [naam 7] naar die supermarkt gebracht, waar ze bij de klant in de auto stapte en met de klant naar het chalet reed. Later kwamen de klanten op de camping. Ze haalde ze op, op een afgesproken punt. Ze heeft van [medeverdachte 2] andere meisjes wel eens uit moeten leggen hoe het werkt en hoe je met een klant om moet gaan, o.a. [slachtoffer 14]
(lees: [slachtoffer 14] ).
De namen waaronder [slachtoffer 13] heeft gewerkt zijn eerst [slachtoffer 13] en op de [adres 5] werd het [slachtoffer 13] . Beide namen waren bedacht door [medeverdachte 2] of [naam 7] . Vanaf de [adres 5] , [slachtoffer 13] en later veranderd in [slachtoffer 13] en na de inval in [slachtoffer 13] . [97]
Ook [slachtoffer 14] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] de namen bedacht en dat hij ook de telefoons bezat waarop [slachtoffer 13] en zijzelf gebeld werden door klanten [98] .
Eerst maakte ze zelf de afspraken maar [medeverdachte 2] vertrouwde het niet en heeft toen de telefoon genomen om afspraken te maken met klanten. [medeverdachte 2] maakte de afspraken met de klanten en bepaalde ook de prijs. Ze ging naar klanten met de auto. Soms reed [medeverdachte 2] en soms reed de vriend van [medeverdachte 2] . De vriend van [medeverdachte 2] heet [naam 7] .
Tijdens de afspraak stond [medeverdachte 2] of de vriend te wachten, en als het klaar was reden ze weer terug. De klant betaalde haar en zij moest vervolgens het geld aan [medeverdachte 2] geven. [medeverdachte 2] had haar op verschillende sites gezet. De vriend van [medeverdachte 2] heeft de foto gemaakt in het flatje. De vriend van [medeverdachte 2] zat daar maar een beetje in huis. Hij was daar om op te letten als er klanten waren, als klanten iets deden of agressief werden, moest hij ingrijpen. Zij moest van [medeverdachte 2] een keer een triootje doen met [slachtoffer 13] . [medeverdachte 2] was iemand die alles bepaalde voor haar, omdat ze niks durfde te zeggen [99] .
[naam 5] heeft verklaard dat hij wel eens mee is geweest met [medeverdachte 2] , [naam 7] en [verdachte] om daar een kamer te reserveren bij [naam 15] [100] . Ook heeft hij verklaard dat hij in januari 2014 bij [verdachte] thuis was toen de prostitutietelefoon ging. Hij hoorde dat [medeverdachte 3] met een vrouwenstem een afspraak maakte [101] .
Uit de registraties van reserveringen van het hotel [naam 15] in Apeldoorn over de periode januari 2013 tot en met 3 maart 2015 blijkt onder andere van:
 1 registratie op naam van [medeverdachte 2] , ten name van [slachtoffer 13] , ingecheckt met een rijbewijs van [naam 22] , wonende [adres 1] ,
 7 registraties, waarvan 3 maal de reserveringen zijn geannuleerd. Bij het inchecken werd het rijbewijs getoond van [medeverdachte 2]
 15 registraties op naam van [medeverdachte 3] , [adres 1] Apeldoorn. Bij inchecken werd ID-kaart van [medeverdachte 3] getoond;
 4 registraties op naam van [slachtoffer 13] , waarvan 1 annulering [102] .
[naam 4] heeft verklaard dat hij al eens had gehoord dat [verdachte] en [medeverdachte 2] aan het pooieren waren en in januari 2014 kreeg hij er zelf wetenschap van, want hij kwam toen vaker thuis bij [verdachte] op de [adres 1] . [medeverdachte 2] heeft hem toen een keer gevraagd om mee te gaan om een hotelkamer te huren. [naam 4] is toen met [medeverdachte 2] meegereden naar [naam 15] . Hij had geld van de vrouw van [verdachte] gekregen en [naam 7] had zijn komst al aangekondigd. [naam 4] heeft de meisjes wel eens ontmoet, vooral [slachtoffer 13] [103] .
[medeverdachte 2] bood aan om het huis van [naam 4] aan de [adres 5] over te nemen. Daar zouden ze dan een bordeel runnen. Hij heeft zijn flatje ter beschikking gesteld en toen hebben ze alles weggegooid en de flat opnieuw ingericht en twee weken later was er een bordeel. Van de dames die in zijn woning werkten was er één half Chinees en zij kwam uit Apeldoorn [104] .
[naam 4] heeft verklaard dat [slachtoffer 13] de hoer speelde voor [medeverdachte 2] , en [naam 7] beantwoordde veel de telefoon om afspraken te maken en hij deed zich aan de telefoon ook voor als vrouw.
Het geld wat [medeverdachte 2] had, kwam bij [slachtoffer 13] vandaan. Dat heeft [medeverdachte 2] hem verteld. Zij was op enig moment de enige die voor hem werkte. [105]
[naam 4] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [medeverdachte 3]
(= [medeverdachte 3] )de telefoon opnam met een piepstem, dat was zo beslist door [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] was de baas, hij duldde geen tegenspraak. [medeverdachte 3] of [medeverdachte 2] had de telefoon op zak. Als de afspraak gemaakt was, werd [slachtoffer 13] gebeld. Toen het huis van [naam 4] was overgenomen, waren [medeverdachte 3] of [naam 9] altijd in de buurt. Dat was dreigend. [slachtoffer 13] werd gewoon bewaakt en in de gaten gehouden. Dat was zo in [naam 23] en op de [adres 5] . Het was net geen cel, aldus [naam 4] [106] .
Op 28 januari 2014 heeft de politie een bij de familie [naam 13] in beslag genomen van diefstal afkomstige BMW [kenteken 2] onderzocht. In de auto worden verschillende papieren aangetroffen, waaronder een pro forma rekening van hotel [naam 15] , t.n.v. [medeverdachte 2] en een nota motorrijtuigenbelasting gericht aan [slachtoffer 13] alsmede een rekeningoverzicht elektra en gas voor een kavel [nummer 5] . Ook een papier met telefoonnummers met daarbij genoemd tijdstippen en bedragen wordt aangetroffen alsmede lege condoomverpakkingen en gebruikte condooms en een houten knuppel [107] .
[slachtoffer 13] heeft naar aanleiding van de in beslag genomen BMW [kenteken 2] verklaard dat deze auto eigendom is van [verdachte] en dat zij vaker auto’s op naam heeft gehad die eigendom zijn van [verdachte] en dat zij zelf niet in deze auto’s reed. [slachtoffer 13] schrok van het feit dat uit informatie van de RDW was gebleken dat zij in de afgelopen twee jaar 20 auto’s op haar naam heeft gehad. Zij heeft daarover nog verklaard:
ik laat mijn tas met rijbewijs wel eens liggen bij [verdachte] . Ik heb daar echter nooit toestemming voor gegeven om zoveel auto's op mijn naam te zetten.(…)Ook als ik enveloppes kreeg van de belastingdienst gaf ik deze aan [verdachte] . Hij regelt dit dan. [108]
Tijdens een observatie bij het adres [adres 5] op 28 april 2014 constateerden politieambtenaren dat [medeverdachte 2] en [verdachte] aan kwamen scheuren, ieder in een personenauto. Korte tijd later kwam er een meisje met donker haar uit de woning en duidelijk hoorbaar stuurde [verdachte] haar weg met de woorden: "Daar staat politie. Zij gaan je volgen en als ze je stoppen zeg je niks." Daarna overhandigde [verdachte] de autosleutel van de auto [kenteken 6] . Ook [naam 9] en [medeverdachte 3] zijn tijdens deze observatie bij de woning gezien [109] .
Op 9 april 2014 heeft de politie contact met [naam 24] , die in een seksadvertentie diensten aanbiedt. [110] [naam 24] verklaart dat ze met mannen in een zomerhuisje op een camping in Beekbergen verblijft. [naam 24] wijst de locatie aan. Dit betreft camping [naam 17] te Beekbergen. Op aankloppen, wordt de deur geopend door [medeverdachte 3] . In de woning ziet de politie een grote hoeveelheid condooms, glijmiddel en keukenrollen liggen. [111] Het nummer van de caravan is 236. [112]
Aangeefster [naam 24] heeft verklaard op 18 juni 2013 dat zij twee of drie keer als prostituee heeft gewerkt vanuit de caravan in Beekbergen. Die caravan was van [medeverdachte 2] of van [verdachte] . Als zij daar werkte, waren [medeverdachte 2] en [naam 7] ook aanwezig. [verdachte] kwam af en toe langs. Ze heeft er twee meiden ontmoet, waarvan er één de bijnaam [slachtoffer 13] heeft. De meiden waren daar om klanten te ontvangen [113] .
Ten aanzien van [slachtoffer 13]
Dwangmiddelen
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat er sprake is van het middel dreiging met geweld of andere feitelijkheid.
heeft verklaard dat zij zich gedwongen voelde de prostitutiewerkzaamheden te (blijven) verrichten, omdat anders [medeverdachte 2] , [naam 7] of verdachte boos werden.
Door meerdere getuigen is verklaard dat [medeverdachte 2] erg agressief kon worden. [medeverdachte 2] werd boos wanneer [slachtoffer 13] aangaf dat ze niet wilde of kon werken, omdat ze zich bijvoorbeeld ziek voelden en als [medeverdachte 2] boos was, werd verdachte meestal ook boos. Zij dreigden de vriend van [slachtoffer 13] dood te schieten dan wel alles (af) te pakken wat haar lief is en een klant aan wie zij haar privételefoonnummer had gegeven werd telefonisch bedreigd.
Voor zover de verdediging in dit verband heeft gewezen op het Whats-app gesprek op 28 december 2014 van [slachtoffer 13] en een vriendin die zegt dat [slachtoffer 13] had gezegd dat zij haar werkzaamheden wel gaaf vond, gaat de rechtbank uit van de verklaring die [slachtoffer 13] hierover op 19 maart 2015 heeft afgelegd:
Ik heb haar altijd verteld dat ik het werk heel leuk vond om te doen. En zij wist dus zeg maar niet de andere kant van het verhaal. Dat wist niemand nog. En, rond die tijd wist niemand de situatie. Toen kon ik daar niet over praten. Dus ik maakte er van ja leuk en aardig, en alles was leuk. Terwijl er eigenlijk een hele andere kant aan zit Ik had niet het idee dat ik haar dat kon vertellen. Dit gesprek was toen ik nog bij mijn ouders was. Toen was het nog de vraag of ik me zou laten opnemen of niet. [114]
Hierbij neemt de rechtbank eveneens de voornoemde passage uit het dagboek/blog van [slachtoffer 13] van 19 oktober 2013 in aanmerking.
Handelingen
Het vervoeren van [slachtoffer 13] oordeelt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
Oogmerk van uitbuiting
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 13] seksueel is uitgebuit. Door [naam 7] en/of [medeverdachte 2] werden seksadvertenties gemaakt, condooms en speciale tampons verstrekt, werklocaties geregeld en afspraken gemaakt en ongeacht of [slachtoffer 13] nou wilde of niet, ziek of ongesteld was, door middel van dreigen met geweld werd bewerkstelligd dat zij zich beschikbaar bleef stellen voor prostitutie. Het oogmerk van uitbuiting is gelegen in het feit dat het verdachte, [medeverdachte 2] en [naam 7] was te doen om financieel gewin. Dit is niet enkel uit de verklaringen van [slachtoffer 13] af te leiden, maar ook uit de verklaringen van [naam 5] en [naam 4] .
De rechtbank merkt op dat een uitbuitingssituatie het ontbreken van vrijwilligheid veronderstelt. Dit wordt niet anders als prostitutiewerkzaamheden aanvankelijk op vrijwillige basis zijn gestart. Op enig moment is er immers sprake geweest van de toepassing van voornoemde dwangmiddelen en verkeerde [slachtoffer 13] ook niet (meer) in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren.
Voordeel trekken
Verdachte heeft tezamen met anderen voordeel getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 13] in die zin dat hij een deel van de verdiensten ontving en autohandel dreef dan wel auto’s in zijn bezit had die, al dan niet met haar toestemming, op naam van [slachtoffer 13] waren gezet.
Dwingen of bewegen tot bevoordeling
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat verdachte [slachtoffer 13] heeft gedwongen dan wel bewogen tot het afgeven van haar verdiensten.
Nauwe bewuste samenwerking
Bij de beantwoording van de vraag wanneer de samenwerking tussen verdachten zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen kan worden gesproken moeten de concrete omstandigheden van het geval worden beoordeeld. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Dat geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen – bijvoorbeeld in de vorm van "in vereniging" – een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving.
Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank overweegt dat de feiten en omstandigheden die uit het dossier naar voren komen voldoende zijn om te kunnen aannemen dat er sprake is geweest van een nauwe en bewust samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 2] .
Verdachte is de vader van [medeverdachte 2] en ze waren tezamen met medeverdachte [medeverdachte 3] woonachtig op de [adres 1] te Apeldoorn. Ook leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat verdachte een zeker overwicht had over [medeverdachte 2] en [naam 7] . Hij kwam regelmatig langs op de werklocaties, zoals de camping [naam 17] te Beekbergen en de [adres 6] te Apeldoorn, [115] om de jongens rustig te houden. Verdachte versterkte de angst die [slachtoffer 13] voor [medeverdachte 2] voelde met zijn uitlatingen over [medeverdachte 2] en zijn vuurwapen. Bovendien koos verdachte partij voor [medeverdachte 2] als die boos was op [slachtoffer 13] , bijvoorbeeld als hij [slachtoffer 13] of haar familie iets dreigde aan te doen, omdat zij niet wilde werken. Voorts was verdachte degene die haar naar escortafspraken reed.
Pleegperiode
Gelet op het feit dat [slachtoffer 13] in eerste instantie op vrijwillige basis is gestart en er gelet op alle feiten en omstandigheid met een zekere geleidelijkheid steeds meer sprake van was dat [slachtoffer 13] de prostitutiewerkzaamheden onder dwang uitvoerde, gaat de rechtbank uit van haar uiting van die dwang zoals verwoord in haar dagboek/blog van 19 oktober 2013. De rechtbank neemt laatstgenoemde datum als aanvangsdatum van de uitbuiting en 19 december 2014, de datum dat [slachtoffer 13] haar polsen doorsneed om te kunnen stoppen met de prostitutiewerkzaamheden, als einddatum.
Feit 8
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 mei 2012 registreerde [naam 20] de eenmanszaak [naam 25] aan de [adres 9] in Apeldoorn. [116] Op 15 december 2014 zette [naam 20] haar eenmanszaak bij de Kamer van Koophandel om naar een B.V. genaamd [naam 25] [naam 20] was enig aandeelhouder van de B.V. [117]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen in de periode van 1 juli 2014 tot en met 3 februari 2015.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 8 tenlastegelegde feit. Niet kan worden bewezen dat [verdachte] iets met het witwassen te maken had. Hij had geen bemoeienis met de administratie van de B.V.
De periode
[naam 20] had [naam 26] , accountant, benaderd met de vraag of hij de administratie van de B.V. wilde doen. Uit een notitie van [naam 26] bleek dat [naam 20] de B.V. sinds 1 juli 2014 voerde. [118] Voorts blijkt uit zowel het saldo-overzicht [119] als het grootboekoverzicht [120] dat er vanaf 1 juli 2014 geldbedragen in- en afgeboekt werden, waaronder een lening van € 15.000,-. De rechtbank ziet deze lening derhalve als startkapitaal. Dit bedrag werd op 1 juli 2014 ontvangen. De rechtbank gaat, gelet op vorenstaande, uit van 1 juli 2014 als de werkelijke startdatum van de B.V.
De lening van € 15.000,- [naam 9]
Blijkens de administratie, heeft [naam 25] op 1 juli 2014 een lening van
[naam 9] van € 15.000,- ontvangen. [121] Er is een geldleningsovereenkomst opgesteld waarin is opgenomen dat [naam 9] aan [naam 20] een bedrag van € 15.000,- leende. De
€ 15.000,- moest op 1 juli 2018 zijn afgelost. In de overeenkomst was geen maandelijks termijnbedrag opgenomen. Voorts was de rente 0% en overschrijding van de betalingstermijn resulteerde in een opeisbare boete van 0% van het achterstallige bedrag. [122]
Uit onderzoek naar de herkomst van deze lening bleek dat [naam 9] een uitkering ontving. Zijn totale inkomsten in 2012 bedroegen € 15.647,-. Zijn inkomsten in 2013 bedroegen
€ 14.313,- en zijn inkomsten in 2014 bedroegen € 13.357,-. [123]
[naam 9] heeft verklaard dat hij een Wajong uitkering genoot van zo’n € 800,- per maand. Verder had hij geen inkomsten. Hij was alles meteen weer kwijt aan vaste lasten. Hij had geen eigen bankrekening in verband met zijn verleden. In 2009 of 2010 had hij een bedrag van € 12.000,- of € 13.000,- gekregen vanwege een uitkering met terugwerkende kracht. [124]
[naam 27] , de vriendin van [naam 9] , heeft verklaard dat het klopt dat [naam 9] in 2009 of 2010 een uitkering met terugwerkende kracht had ontvangen. Dat geld was volgens haar waarschijnlijk op. Al het geld van [naam 9] wordt op haar rekening gestort.
De verklaring van [naam 9] dat hij de € 15.000,- in delen van de rekening van [naam 27] had gehaald en thuis had bewaard, schuift de rechtbank als niet aannemelijk terzijde. [naam 9] moest van dit bedrag ook in zijn levensonderhoud voorzien. Dat hij, na een jaar kennelijk geen tot weinig uitkering te hebben ontvangen, ineens een bedrag van € 15.000,- uitleende aan een persoon die hij niet of nauwelijks kende, komt op de rechtbank niet geloofwaardig over. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat er in de overeenkomst geen maandelijks aflossingsbedrag was vastgelegd, dat er geen rente in rekening werd gebracht, en dat de overeenkomst geen boetebeding bevatte in het geval er sprake zou zijn van een betalingsachterstand. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat van een bedrag van € 12.000,- tot € 13.000,-, geen lening verstrekt kan worden ter grootte van € 15.000,-. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat er geen sprake is geweest van een geldlening, dat de geldlenings-overeenkomst een schijnovereenkomst betreft, bedoeld om illegale geldstromen in de B.V. te kunnen brengen en vervolgens door middel van de geldlenings-overeenkomst te verantwoorden. Van een legale herkomst van het geldbedrag is niet gebleken.
De administratie van [naam 25]
De administratie van [naam 25] werd gedaan door [naam 20] . [125]
In de administratie werd een verschil aangetroffen tussen het ‘grootboek-overzicht’ en het ‘saldo-overzicht’. [126] In het ‘saldo-overzicht’ werd na iedere mutatie het actuele saldo weergegeven. Wanneer echter dezelfde volgorde zou worden gehanteerd binnen het ‘saldo-overzicht’ als het ‘grootboek-overzicht’ dan zou dit in het ‘saldo-overzicht’ leiden tot een negatief kassaldo. [127] In het ‘grootboek-overzicht’ werden diverse uitgaande geldstromen gepresenteerd op 1 september 2014 [128] terwijl deze uitgaven in het ‘saldo-overzicht’ gepresenteerd zijn op 2 september 2014. [129]
Blijkens de administratie werd op 1 juli 2014 een bedrag van € 20.000,- geboekt op de rekening ‘inkomen, voorraad (voor verkoop)’. [130] Dit is niet nader omschreven.
Op 16 september 2014 is blijkens het grootboekoverzicht een voertuig (Mercedes SL [kenteken 7] ) verkocht voor een bedrag van € 20.000,-. Dit geld is per kas ontvangen. [131]
Uit de administratie blijkt echter niet dat dit specifieke voertuig daadwerkelijk ingekocht is voor een gelijksoortige inkoopprijs. [132]
Op 14 juni 2014 (dus nog voor het opstarten van de B.V.) is de Mercedes met kenteken [kenteken 7] op naam van [naam 20] gezet. [133]
Uit onderzoek naar de inkomsten van [naam 20] is gebleken dat [naam 20] in 2013 een totaalinkomen van € 21.977,- had genoten en in 2014 een totaalinkomen van € 4.095,-. [134]
De rechtbank concludeert uit vorenstaande dat het niet mogelijk was dat [naam 20] op 1 juli 2014 een dergelijk hoog bedrag in de B.V. kon brengen. De rechtbank heeft derhalve de overtuiging dat het opnemen van dit bedrag in de administratie bedoeld is als verhullingshandeling voor geld dat uit misdrijf is verkregen.
Ten aanzien van het startkapitaal van [naam 25] op 1 juli 2014 van in totaal
€ 35.000,- zijn, gelet op vorenstaande, geen legale bronnen aan te wijzen.
De verkochte auto’s
Er is onderzoek gedaan naar de advertentiegegevens op Marktplaats.nl met betrekking tot de aangeboden auto’s van [naam 25] Deze gegevens zijn vergeleken met de in de bedrijfsadministratie gerapporteerde omzet, waarbij bleek dat in ten minste vijf gevallen de gerapporteerde omzet hoger was dan de prijs voor het voertuig in de advertentie. [135]
Een Mini Cooper met kenteken [kenteken 8] stond van 27 september 2014 tot en met 11 oktober 2011 op naam van [naam 20] . Blijkens de administratie van [naam 25] was de auto op 27 september 2014 voor € 2.000,- euro gekocht. Op 11 oktober 2014 blijkt volgens de grootboekadministratie dat er een bedrag van € 3.500,- euro voor de auto is ontvangen. Op 11 november 2014 zou hier nogmaals een bedrag van € 3.500,- euro voor zijn ontvangen. Dit zou totaal een bedrag van 7.000,- euro zijn. De vraagprijs van de auto op de Marktplaatsadvertentie bedroeg € 3.349,-. [136] De Mini Cooper werd op 11 oktober 2014 verkocht aan [naam 28] . [137] [naam 28] heeft verklaard dat hij zijn Fiat Ducato
met kenteken [kenteken 9] voor € 4.000,- aan [naam 25] heeft verkocht. [naam 20] ruilde deze auto voor een Mini Cooper met kenteken [kenteken 8] en betaalde € 500,- contant bij. Dit was contant in briefjes van € 50,-. [138] De waarde van de Mini Cooper is derhalve
€ 3.500,-.
Blijkens de administratie van [naam 25] is er op 11 oktober 2014 door [naam 25] inderdaad een Fiat Ducato ingekocht. [139] Dit leidt volgens de administratie tot afname van het kasgeld met € 4.000,-. De herkomst van de € 3.500,- op 11 november 2014 blijft onbekend.
Een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 10] stond van 22 september 2014 tot en met 26 september 2014 op naam van [naam 20] . Deze auto was blijkens de administratie op 22 september 2014 ingekocht voor € 6.500,-. Volgens de grootboekadministratie was hiervoor op 26 september 2014 een bedrag van € 4.500,- per kas ontvangen. Op 26 september 2014 zou hiervoor nogmaals een bedrag van € 6.000,- zijn ontvangen. Dat maakt een totaalbedrag van € 10.500,-. Blijkens de Marktplaatsadvertentie was de vraagprijs € 5.945,-. [140] De betreffende Golf stond vanaf 26 september 2014 op naam van [naam 29] . [141]
[naam 29] heeft verklaard dat de Golf te koop stond voor € 5.500,-. Op het adres van de site op Marktplaats was een vrouw aanwezig, ze zei dat haar man de eigenaar van het bedrijf was. Zij verwees hem door naar een ander adres, daar waren drie mannen aanwezig: een vader en zoon en een Molukse man. [naam 29] heeft € 4.500,- voor de auto betaald. Hij heeft het bedrag contant betaald. Hij heeft ook een auto ingeruild. [142] Het eerste adres waar [naam 29] was, bleek de [adres 1] in Apeldoorn te zijn. Het tweede adres was de [adres 9] in Apeldoorn. [143] Het bedrag dat [naam 29] noemt, komt overeen met de factuur die hij heeft ontvangen. [144] De herkomst van de overige € 6.000,- aan kasgelden blijft derhalve onbekend.
Tijdens een doorzoeking in de [adres 9] in Apeldoorn, werden diverse facturen aangetroffen. [145] Voor de betreffende Golf waren verschillende facturen waar verschillende bedragen op stonden. Op het ene document stond ‘4.500+ 1.500 via inruil 6.000’. Op het andere document stond ‘4.500’. [146]
Een BMW uit de 3-serie met kenteken [kenteken 11] stond van 27 september 2014 tot en met
7 oktober 2014 op naam van [naam 20] . Volgens de administratie van [naam 25] is de auto op 27 september 2014 ingekocht voor € 2.800,-. Op 7 oktober 2014 is volgens de administratie € 3.300,- voor de auto ontvangen per kas. Op 13 oktober 2014 is nogmaals een bedrag van € 3.300,- per kas ontvangen. De vraagprijs bleek volgens Marktplaats € 3.499,-. [147] De betreffende BMW stond vanaf 7 oktober 2014 op naam van
[naam 30] . [148]
Bij de doorzoeking in de woning aan de [adres 9] in Apeldoorn, werd een factuur aangetroffen met het kenmerk ‘2.700+ Seat Leon 600’. [149]
[naam 30] heeft verklaard dat hij de betreffende BMW rond 7 oktober 2014 kocht. Dat was aan de [adres 9] in Apeldoorn. Hij betaalde € 2.200,- contant en ruilde zijn Seat Leon in. Hij kon niet pinnen in het bedrijf. De auto stond voor € 3.495,- te koop aangeboden. Er waren daar drie mannen, een jongeman, een oudere man en een donkere man. Het telefoonnummer dat gebruikt werd, was [nummer 6] . Geconfronteerd met de verkoopfactuur verklaarde [naam 30] dat iemand het bedrag veranderd heeft in € 2.700,-. [150]
Uit de grootboekadministratie van [naam 25] blijkt dat door [naam 25] op 7 oktober 2014 een Seat Leon werd ingekocht voor € 600,-. Blijkens de grootboekadministratie is € 6.600,- ontvangen voor de BMW. [151] De herkomst van de resterende € 3.800 is onbekend gebleven.
De rechtbank concludeert uit vorenstaande dat niet is gebleken van een legale herkomst van het bedrag van € 14.800,-. In de administratie van de B.V. zijn inkoop- en verkoopbedragen aangepast zodat er crimineel geld in de B.V. kon worden gebracht. De administratie van een onderneming is voor buitenstaanders het instrument bij uitstek om een beeld van de onderneming te krijgen. Door bedragen al dan niet dubbel in de administratie op te nemen of te veranderen hebben zij de schijn van legaliteit gekregen. Het is in eerste instantie de administratie waarop een buitenstaander zijn oordeel over een onderneming zal baseren. In zoverre kan de administratie als verhullingsinstrument worden gezien. Dit geldt eveneens ten aanzien van de resultaatcorrectie voorraadwaardering.
Conclusie met betrekking tot de niet te herleiden gelden
In totaal betreft het een bedrag van € 48.300,- dat niet kan worden herleid naar een legale herkomst. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie mogelijk dan dat dit geld middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf, en in [naam 25] is ingebracht teneinde die criminele herkomst te verhullen.
[naam 20]
Ten aanzien van de betrokkenheid van [naam 20] bij het witwassen, overweegt de rechtbank als volgt. [naam 20] is enig aandeelhouder en bestuurder van de B.V. [naam 20] huurde bovendien het pand en betaalde de huur elke maand contant. [152]
Zij heeft de B.V. opgezet dan wel gebruikt om te kunnen faciliteren dat het geld, dat verdiend werd door de criminele organisatie, wit te wassen.
[naam 25]
Zoals reeds uit vorenstaande is gebleken, werd de B.V. gebruikt om criminele gelden in te brengen en wit te wassen. Het witwassen heeft plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon. Immers [naam 20] , enig aandeelhouder en bestuurder van de B.V. heeft hierin een grote rol gespeeld. Zij verzorgde de administratie van de B.V. en heeft onder andere daarmee de herkomst van crimineel geld verhuld. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat het opzettelijk veranderen van de administratie aan de rechtspersoon kan worden toegerekend.
[naam 9]De rechtbank overweegt dat [naam 9] , door mee te werken aan deze overeenkomst, bewust heeft gefaciliteerd dat de herkomst van crimineel geld via de geldleningsovereenkomst met [naam 20] kon worden verhuld. [naam 9] heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen. Omdat [naam 9] eveneens betrokkenheid had bij de criminele organisatie, wist hij dat het om geld uit enig misdrijf ging. Hij heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan opzetwitwassen.
[medeverdachte 2] en [verdachte]
[medeverdachte 2] deed de verkoop van auto’s. [153] Uit een tapgesprek blijkt dat [medeverdachte 2] tegen [naam 22] [rechtbank: [naam 22] , de vriendin van [medeverdachte 2] ] zegt dat hij er klaar mee is en dat hij morgen het hele autobedrijf gaat verkopen. [154] In een andere telefoongesprek zegt [naam 22] tegen [medeverdachte 2] : ‘Nou gewoon, dat de zaak op haar naam staat.’ Iets later zegt ze: ’ [naam 20] heeft contact met je moeder. De zaak staat op haar naam. [155] Op een verzekeringsaanvraag van [naam 25] staat als adres opgegeven de [adres 1] in Apeldoorn. Uit deze aanvraag blijkt dat de eigenaar van het bedrijf de branche vreemd is maar dat haar vriend wel ervaring heeft in de autohandel. Ze werken samen. Voorts blijkt dat de autosleutels worden bewaard in de kluis onder de trapkast van het betreffende pand. [156]
[naam 26] heeft verklaard dat alleen [naam 20] en haar vriend betrokken zouden zijn bij [naam 25] . De vriend van [naam 20] zou in loondienst komen. [157]
Blijkens de administratie van [naam 25] stond [medeverdachte 2] als werknemer genoteerd. [158]
Blijkens de getuigenverklaringen van [naam 29] en [naam 30] , waren er bij [naam 25] een vader en een zoon aanwezig.
Uit een tapgesprek blijkt dat [verdachte] telefonisch opdracht gaf aan [naam 32] dat er
€ 2.000,- op [naam 20] rekening moet komen te staan en dat de belasting aan [naam 20] zal worden betaald. [naam 20] kan dat vervolgens weer in de zaak pompen. [159]
Op Marktplaats werd geadverteerd voor autohandel [naam 20] . Bij de advertentie stond het e-mailadres vermeld [e-mailadres 2] . [160] [e-mailadres 2] is het e-mailadres dat [verdachte] gebruikt. [161]
Voorts is gebleken dat in de periode 22 augustus 2014 tot en met 8 september 2014 11 vrijwaringsbewijzen zijn gemaild van het e-mail adres van [naam 20] naar het e-mail adres van [verdachte] . [162]
[naam 4] heeft verklaard dat het geld van [medeverdachte 2] van de hoeren naar [verdachte] ging. [verdachte] kocht er auto’s en sieraden voor. Het geldbedrag van de autohandel lag boven. Ook lag er een bedrag van zo’n € 15.000,- bij de moeder van de vrouw van [verdachte] . [163] Voorts verklaarde [naam 4] dat alle auto’s die hij op naam had staan, gekocht waren door [verdachte] . [164]
Op internet staat als telefoonnummer van [naam 25] genoteerd het nummer [nummer 7] . Dit nummer staat op naam van [verdachte] . [165]
[slachtoffer 13] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] een zwarte Mini Cooper had gekocht. [naam 20] had deze op haar naam. Zij reed er bijna niet in. Ook was er een andere Mini Cooper. Deze was lichtgroen. [slachtoffer 13] moest deze auto op naam zetten en ze gaven niet op tot ze dat deed. [medeverdachte 2] en [verdachte] reden in de auto. Zij hadden ook de kentekenpapieren. [166]
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande wettig en overtuigend bewezen, dat [naam 20] , [naam 25] , [verdachte] en [medeverdachte 2] tezamen en in vereniging, in de periode van 1 juli 2014 tot en met 3 februari 2015 in Apeldoorn een gewoonte hebben gemaakt van witwassen van in totaal € 48.300,-.
Feit 9
Criminele organisatie
Om te kunnen spreken van een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht moet vaststaan dat er een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband is tussen twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Van dat laatste kan sprake zijn als die personen volgens de door hen gestelde regels en voor het door hen gestelde doel willen samenwerken en vervolgens daartoe tegenover derden als een eenheid zijn opgetreden. Dat kan onder meer blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het deelnemen aan een criminele organisatie gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 9 tenlastegelegde feit. Er is geen sprake van stelselmatigheid, duurzaam en gestructureerd karakter, geen onderlinge taakverdeling noch een gemeenschappelijk doel.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de in dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat verdachte gedurende de periode
1 oktober 2013 tot en met 3 februari 2015 heeft samengewerkt met anderen bij het plegen van afpersingen. Voorts blijkt dat verdachte, [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [naam 20] , [naam 25] en [naam 9] samen een crimineel organisatie vormden. Zij traden naar buiten op als eenheid, door verdachte en zijn medeverdachten werden misdrijven gepleegd, en er was sprake van een zekere taakverdeling tussen deze personen.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt:
[naam 4] heeft verklaard: [medeverdachte 1] werkt voor [medeverdachte 2] en [verdachte] . [verdachte] en [medeverdachte 2] doen niets zelf daar hebben ze mannetjes voor. [medeverdachte 1] is de spieren, zeg maar het pistool. Ze communiceren onderling heel weinig via de telefoon. [slachtoffer 1] werd bedreigd ook via zijn telefoon [167] .
Tevens heeft [naam 4] verklaard dat [medeverdachte 2] het geld krijgt van de hoeren en dat dit geld vervolgens naar [verdachte] gaat die daar auto’s voor koopt en soms ook wel sieraden. Die auto’s en sieraden worden dan weer verhandeld door [medeverdachte 2] en [verdachte] . Het lijkt allemaal los van elkaar te staan maar alle puzzelstukjes vallen op de plaats als je ze wat beter kent. Ze verdienden ook met afpersing [168] . [naam 7] is een beetje de loopjongen van [verdachte] en van [medeverdachte 2] . Hij doet alles wat hem gezegd wordt door [verdachte] en [medeverdachte 2] .
De generaal is [verdachte] en net daaronder zit [medeverdachte 2] . Als [naam 7] bij [medeverdachte 2] is, kun je hem
zien als een soort officier, maar zonder [medeverdachte 2] is [naam 7] ook alleen maar een uitvoerder. [naam 9] was er constant bij. [medeverdachte 1] en [naam 7] zijn onderaan de ladder de loopjongens [169] .
Getuige [slachtoffer 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [verdachte] de opdracht gaf om het pistool op zijn hoofd te zetten en dat [medeverdachte 1] zijn hulpje was. [medeverdachte 1] volgde de bevelen van [verdachte] op [170] .
[slachtoffer 12] heeft verklaard bij de rechter-commissaris dat hij [verdachte] en [medeverdachte 2] uit de autohandel kent. Van [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) heeft hij wel eens auto’s gekocht, althans die stonden op naam van [medeverdachte 1] . [naam 9] en [naam 7] [medeverdachte 3] liepen mee met de jongens [171] .
Uit de verklaringen van [slachtoffer 13] over de rolverdeling komt naar voren dat [medeverdachte 2] en [verdachte] de regie hadden over alles. [naam 7] was de rechterhand van [medeverdachte 2] en [naam 9] deed de was en de boodschappen en kookte. [naam 9] zat ook onder de plak en mocht ook niet naar huis toen hij ziek was [172] .
[slachtoffer 14] heeft nog verklaard dat [naam 7] de loopjongen was van [medeverdachte 2] en alles deed wat [medeverdachte 2] zei [173] .
[naam 5] heeft onder andere verklaard dat hij niet weg kon bij de [naam 13] , omdat ze zijn paspoort hadden afgepakt [174] . Na zijn detentie werd hij opgehaald door de [naam 13] . Hij moest bij hun woning aan de [adres 1] in een caravan naast de schuur slapen. [verdachte] heeft tegen hem gezegd dat hij zich niet meer bezig moest gaan houden met auto’s, maar dat oplichten zijn taak was [175] Ook verklaart hij dat hij niet weg mocht bij de [naam 13] en door hen werd bedreigd “Je hoort hierbij. Als jij niet doet was ik zeg, dan snij ik persoonlijk je strot eruit” en “Als je niet luisteren wil, dan schieten we een kogel door je kop” [176] .
Uit de telefoontaps op 16, 17, 18, en 19 januari 2015 en 2 februari 2015 kan worden afgeleid dat [naam 20] , [naam 7] en [naam 9] verantwoording afleggen aan [medeverdachte 2] met betrekking tot prostitutiewerkzaamheden over de klanten en verdiensten en dat [medeverdachte 2] ook degene is die de verdiensten incasseert [177] .
Uit de telefoontaps van 27, 28 en 31 januari 2015 tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] , [naam 33] (vrouw van [medeverdachte 1] ) en [naam 34] komt naar voren dat [verdachte] mensen aanstuurt om het een en ander voor hem te regelen [178] .
Uit het onderzoek van de e-mail inbox van [naam 20] komt naar voren dat een groot aan tal e-mails met betrekking tot de autohandel vanuit de box van [naam 20] werden doorgezet naar het emailadres [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] . Ook aanmaningen van incassobureaus en een bezwaarschrift met betrekking tot een dwangsom wegens illegale prostitutie werden op deze wijze doorgezet [179] .
Uit het onderzoek met betrekking tot de financiële handelingen van [naam 25] , waarin tevens werd onderzocht naar wie de eindverantwoordelijke was, wie daadwerkelijk het bedrijf runde en wie daarin een ondergeschikte rol had, kwam het volgende naar voren.
Op internet werd gezocht op de term “ [naam 25] ”. Een van de contactgegevens die hierbij naar boven kwam is het telefoonnummer [nummer 7] . Blijkens gegevens afkomstig van het Centraal lnformatiepunt Telecommunicatie staat dit telefoonnummer op naam van [verdachte] , woonachtig aan de [adres 1] te Apeldoorn [180] . Dit adres werd opgegeven als bedrijfslocatie voor [naam 25] bij een verzekeringsaanvraag bij het bedrijf [naam 35] [181] .
Op dinsdag 3 februari 2015 werd doorzoeking ter inbeslagname gehouden aan de [adres 9] te Apeldoorn Daar is diverse administratie betrekking hebbende op [naam 25] in beslag genomen Tussen deze administratieve bescheiden bevinden zich diverse stukken ondertekend met de naam, dan wel een handtekening, waaruit de naam ‘ [verdachte] ” af te leiden valt [182] .
Bankrekening [nummer 8] staat op naam van [naam 36] .
[naam 36] is de dochter van [verdachte] en is tevens woonachtig aan de [adres 1] te Apeldoorn. Na onderzoek van dit bankrekeningnummer (p. 5888-5889) in de periode 1 april 2013 tot en met 31 december 2014 blijkt onder andere een vijftal betalingen te zijn gedaan van € 352,11 met betrekking tot de lease van een Mini Cooper met kenteken [kenteken 12] . Deze Mini Cooper wordt conform de overeenkomst met BMW Financial Services gekocht door de eenmanszaak van [naam 20] met de handelsnaam [naam 37] . Blijkens gegevens van de kamer van koophandel is [naam 37] een voormalige handelsnaam vallende onder vestigingsnummer [nummer 9] . Onder dit vestigingsnummer is ook de handelsnaam “ [naam 25] ” gebezigd, alvorens de eenmanszaak “ [naam 25] ” werd omgezet naar de besloten vennootschap “ [naam 25] ” [183] .
Uit de bankrekening [nummer 8] blijken twaalf overschrijvingen naar [naam 38] met betrekking tot de huur van de [adres 1] te Apeldoorn. Verhuurder [naam 39] verklaarde dat hij het pand had verhuurd aan [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1965 en een kamer aan [medeverdachte 2] [184] .
Verdachte heeft, gelet op hetgeen uit bovenstaande bewijsmiddelen naar voren komt, een wezenlijke bijdrage geleverd aan de criminele organisatie. Verdachte had een leidinggevende rol binnen de organisatie, hij had overwicht en stuurde mensen aan en hij werd door medeverdachten en getuigen als “de grotebaas”, beschouwd. Gelet op de duurzaamheid en de bestendigheid van de samenwerking met medeverdachten, hun gezamenlijke oogmerk en de bijdrage van verdachte daaraan, acht de rechtbank verdachte deelnemer aan een criminele organisatie die het oogmerk had het plegen van oplichting, afpersing, mensenhandel en gewoontewitwassen. Het bewijs van het opzet, zowel op de deelname aan de organisatie, als op het oogmerk van deze organisatie, volgt uit de voornoemde bewijsmiddelen en hetgeen over de rol van verdachte is overwogen.
Parketnummer 05/109464-14 [185]
Feit 1 en 2
De feitenOp grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 13 mei 2014 waren verbalisanten [nummer 10] , [nummer 11] en [nummer 12] aan het werk in Apeldoorn. [186]
Het standpunt van de officier van justitie
heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde feit gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft daarbij wel de kanttekening geplaatst dat bij de aanhouding fors geweld is gebruikt.
Beoordeling door de rechtbank
De betreffende verbalisanten hebben hun bevindingen als volgt vastgelegd. Verbalisant [nummer 10] zag de hem ambtshalve bekende [verdachte] in een Mercedes met kenteken [kenteken 13] rijden. [verdachte] riep vanuit de auto: ‘Kankerlijers, Kankerlijers.’ De auto reed op dat moment stapvoets over de [adres 5] en er stonden meerdere personen bij de galerij van de flat waar de auto op dat moment langs reed. De verbalisanten riepen: ‘Politie, politie, laat je handen zien.’
[verdachte] opende het bestuurdersportier. De verbalisanten [nummer 11] en [nummer 12] riepen naar [verdachte] dat hij was aangehouden en dat hij zijn handen moest laten zien. [verdachte] bleef in de auto zitten en deed zijn handen niet naar buiten. Verbalisanten [nummer 11] en [nummer 12] probeerden de armen van [verdachte] te fixeren en zagen en voelden dat hij zijn armen met kracht naar een andere richting bewoog dan waar zij de armen naartoe wilden brengen. De verbalisanten zagen dat [verdachte] meerdere malen wild met zijn armen om zich heen sloeg in hun richting. Vervolgens hebben verbalisanten [nummer 11] en [nummer 12] [verdachte] met fysieke kracht uit de Mercedes getrokken, waarbij zij voelden dat [verdachte] zijn hele lichaam met kracht een andere kant op wilde bewegen dan waar zij deze naartoe wilden brengen. Daarop hebben verbalisant [nummer 11] en [nummer 12] [verdachte] met fysiek geweld naar de grond gewerkt waarbij [verdachte] meerdere malen zijn armen met kracht probeerde los te maken en een andere kant op wilde bewegen dan waar de verbalisanten de armen naartoe wilde brengen. Toen [verdachte] eenmaal in het dienstvoertuig zat, schreeuwde hij: ‘Vuile rothonden. Strontzakken zijn jullie. Tyfushond.’ . [187]
Bij de rechter-commissaris heeft verbalisant [nummer 11] verklaard dat ze doorlopend werden beledigd vanuit de Mercedes. [verdachte] bleef van zich af slaan en wilde niet meewerken. [188]
Verbalisant [verbalisant 2] , ( [nummer 10] ) heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat ze [verdachte] aan wilden houden voor belediging. Hij hoorde [verdachte] ‘kankerlijers’ roepen. Er werd naar [verdachte] geroepen dat hij zijn handen moest laten zien maar hij reageerde niet. [verdachte] trok zijn handen weg in een andere richting, begon te schreeuwen en om zich heen te slaan. Bij het uit de auto halen, werkte hij flink tegen. Hij zette zich af en maakte zich groot. [189]
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] meerdere verbalisanten heeft beledigd door ze uit te schelden. Voorts heeft hij zich verzet toen de verbalisanten hem aan probeerden te houden.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 05/880062-15 feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 5, feit 6, feit 7, feit 8 en feit 9, en voorts het onder parketnummer 05/109464-14, feit 1 en 2 heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van
parketnummer 05/880062-15:
1. primair.
hij op
de periode van24 december 2013
tot en met 10 januari
2014te Apeldoorn,
althans te Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander
ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 1]
te dwingen
tot de afgifte van (een) geldbedrag(en) van 25.000,- euro
en/of 15.000,- euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), danwel die
[slachtoffer 1] te dwingentot het aangaan van een schuld, welk geweld en
/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond
(en
)- zakelijk weergegeven - dat
verdachte en/of verdachtes mededader(s)
- een kop koffie bij die [slachtoffer 1] in het gezicht gooide en
/of (vervolgens
)
- een pistool, althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd,
althans tegen het lichaam,van die van [slachtoffer 1] heeft gezet en
/ofgehouden en
daarbij de woorden heeft geuit "zeg dat je betaalt, anders haal ik de trekker
over' en
/of (vervolgens
)
-
(terwijl die [slachtoffer 1] werd vastgehouden
)één of meerdere klap
(pen
)tegen het
hoofd,
althans tegen het lichaam,van die [slachtoffer 1] heeft gegeven;
2.
hij op
of omstreeks8 januari 2014 te Apeldoorn,
althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk
heeft/hebben mishandeld door een persoon (te weten [slachtoffer 2] ), te duwen
en
/of (met gebalde vuist
)meermalen,
althans eenmaalte slaan
op/oftegen het
hoofd
en/of het lichaamvan die [slachtoffer 2] , waardoor deze [slachtoffer 2] letsel en
/of
pijn heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
3 primair.
hij op
de periode van6 februari 2014
tot en met 12 februari 2014
althanste Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans
alleen,met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen
van een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid
en/of door
listige kunstgrepenen
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, de
bloemenwinkel [slachtoffer 3] ,
althans [slachtoffer 4] ,heeft
/hebbenbewogen
tot de afgifte van diverse vazen, potten, kransen en bloemen (voor een totaal
bedrag van ongeveer 1169,- euro, althans enig geldbedrag) hierin bestaande dat
verdachte en
/ofzijn medeverdachte
(n
)met voren omschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - opzettelijk valselijk
en/of listiglijken
/ofbedrieglijk en
/of
in strijd met de waarheid
heeft/hebben verteld aan de bloemenwinkel [slachtoffer 3]
, althans [slachtoffer 4] dat
- hij, verdachte of één van zijn mededader(s), een autobedrijf ging(en) openen
en dat zij daarvoor goederen uit de bloemenwinkel nodig hadden en
/of
- de rekening verzonden kon worden naar het bedrijf [naam 2] , gevestigd
aan [adres 2] te Apeldoorn
waardoor de bloemenwinkel [slachtoffer 3] , althans [slachtoffer 4] , werd
bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4 primair.
hij op
een of meertijdstippen in of omstreeks de periode van 31 januari 2014
tot en met 15 februari 2014 te Harskamp en
/ofte Apeldoorn,
althans te
Nederland,tezamen in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,
(telkens
)met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid
en/of door
listige kunstgrepenen
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, de
[slachtoffer 5] ,
althans [slachtoffer 6] , heeft/hebben bewogen
tot de
afgifte van een hoeveelheid hout
(voor
een totaal bedrag van ongeveer
34.743,99 euro, althansenig geldbedrag
)hierin bestaande dat verdachte en/of
zijn medeverdachte
(n
)met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
opzettelijk valselijk
en/of listiglijken
/ofbedrieglijk en
/ofin strijd met
de waarheid heeft/hebben verteld aan de [slachtoffer 5] ,
- dat hij, verdachte of één van zijn mededader
(s
), [naam 3] en
/ofde
eigenaar van [naam 2] was en
/ofbereikbaar op telefoonnummer [nummer 1] ,
en
/of (tevens
)
- een KvK-uittreksel van het bedrijf [naam 2] heeft/hebben getoond en
/of
- dat hij/zij een partij hout nodig had(den) voor een nieuw te bouwen schuur
en
/of
-
het aankoopbedrag ten bedrage van 34.743,99 euro, althansenig geldbedrag,
op zondag 2 februari 2014 gestort zou worden op het bankrekeningnummer
behorende bij deze houtzagerij en
/of
- het benodigde hout op een aanhangwagen heeft/hebben geladen en daarmee weg
is/zijn gereden en
/of
-
(vervolgens
)diverse materialen heeft/hebben opgehaald en
/ofdeze op de
aanhangwagen heeft/hebben geladen en
/ofdaarmee is/zijn weggereden, waardoor
de [slachtoffer 5] ,
althans [slachtoffer 6] , (telkens
)werd
bewogen tot bovenomschreven afgifte.
5.
hij
op een of meer tijdstippenin of omstreeks de periode van 18 december 2013
februari 2014 te
's-Hertogenbosch en/of Twello en/ofApeldoorn
en/of
Klarenbeek,althans te Nederland, tezamen in vereniging met een ander of
anderen,
althans alleen, (telkens
)met het oogmerk om zich of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse naam en/ofeen
valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepenen
/ofdoor een samenweefsel
van verdichtsels,
[slachtoffer 7] en/of[slachtoffer 8] en
/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10]
,heeft
/hebbenbewogen tot de afgifte van
- een hoeveelheid gereedschap, althans diverse goederen (voor een totaal

bedrag van 1.804,38 euro, althans enig geldbedrag) en/of

- notebooks en/of tablets en/of printers (voor een totaal bedrag van ongeveer
3968,47 euro, althans enig geldbedrag) en
/of
-verfblikken en/of aanverwante producten (voor een totaal bedrag van 12.467,02
euro, althans enig geldbedrag
) en/of
- diverse houten goederen (voor een totaalbedrag van 5.979,86, althans enig
geldbedrag)
hierin bestaande dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) met voren omschreven
oogmerk -zakelijk weergegeven -opzettelijk
valselijk en/of listiglijk en/ofbedrieglijk
en
/ofin strijd met de waarheid heeft
/hebbenverteld aan
[slachtoffer 7] en/of[slachtoffer 8] en
/of
[slachtoffer 9]
en/of [slachtoffer 11]
- dat hij, verdachte of één van zijn mededader(s), [naam 3] en/of eigenaar
van [naam 2] was en
/ofbereikbaar op telefoonnummer [nummer 2] ,
en/of (tevens)
- een KvK-uittreksel van het bedrijf [naam 2] heeft
/hebbengetoond
en/of
waardoor deze bedrijven,
(telkens
)werd
(en
)bewogen tot bovenomschreven
afgifte.
6.
hij in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 maart 2014 te
Voorthuizen,
althans te Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 12] te dwingen tot de afgifte
van
(een)personenauto
('s
)van het merk Audi A3 en
/ofSuzuki Swift,
in elk
geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan die [slachtoffer 12] ,
in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en)- zakelijk
weergegeven - dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) hem een mes
toonde(n).
7.
hij,
op één of meer tijdstip(pen),in
of omstreeksde periode van 19 oktober 2013
2013 tot en met 19 december 2014 te Apeldoorn,
althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen
, althans alleen,
(een
)ander
(en), te weten [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14]
door dwang
en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden,
door fraude, afpersing,
misleidingdan wel door
misbruik van uit feitelijk verhoudingen voortvloeiend
overwicht en/ofdoor misbruik van de kwetsbare positie,
heeft/hebben geworven, vervoerd,
overgebracht, gehuisvest en/of opgenomenmet
het oogmerk van
(seksuele
)uitbuiting van die [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14],
en/of
(telkens)met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde
middelen, te weten
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere)
feitelijkheden en/ofdoor dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden,
door fraude, afpersing, misleidingdan wel door
misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of doormisbruik van de kwetsbare
positie,
die [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14]heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te
stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten en/of
de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige handeling(en)
heeft/hebben ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14]
zich daardoor beschikbaar zou
(den)stellen tot het verrichten van arbeid en/of
diensten,
en
/of
(telkens)opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de
(seksuele
)
uitbuiting van die [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14],
en
/of
(telkens)met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten
door dwang
en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden,
door fraude, afpersing,
misleidingdan wel
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht en/ofdoor misbruik van de kwetsbare positie,
die [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14]heeft/hebben bewogen hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar
/hunseksuele handelingen
met
en/of vooreen derde,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
(één of meermalen
)
-(seks)advertenties op internet geplaatst en/of
-de klanten naar die [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14]gebracht en/of die [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14]
bij klanten gebracht
en/of
-gecontroleerd hoeveel klanten die [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14]had
(den)en/of hoeveel
geld ze daarmee had
(den)verdiend en/of betaalafspraken gemaakt met de klanten
en/of
-het door [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14]verdiende geld
(deels)ingenomen en/of beheerd
en/of (deels) aangewend voor zijn/hun eigen gebruik en/of
-de werktijden van die [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14]als prostituee
(s)bepaald en/of
-meerdere condooms verstrekt aan die [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14]en/of
-één of meerdere auto-kentekens op naam van die [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14]gezet en/of
-de mobiele telefoon en/of privé-contacten van die [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14]
gecontroleerd en/of de mobiele telefoon van die [slachtoffer 13]
en/of [slachtoffer 14]afgepakt
en/of in beslag genomen
(teneinde haar/hun privéleven te kunnen beheersen
).
8.
hij, op
één (of meer)tijdstip
(pen
), in of omstreeks de periode 1 juli 2014
tot en met 3 februari 2015, te Apeldoorn,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,
(van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, door
)
(telkens
)een voorwerp, te weten
(een)geldbedrag
(en
),
(in totaal zijnde een
geldbedrag van ongeveer 48.300,-
),
te verwerven en/of voorhanden te hebben
en/of over te dragen en/ofom te zetten
en/of van die/dat geldbedrag(en)
gebruik te maken, terwijl zij en
/ofverdachtes mededader
(s
)wist
(en
),
althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden,dat die
/datgeldbedrag
(en
),
(telkens
)- onmiddellijk of middellijk -
(mede)afkomstig
was/waren uit enig
misdrijf.
9.
hij, op
één (of meer)tijdstip
(pen
), in of omstreeks de periode van 1 juli 2014
tot en met 3 februari 2015 te Apeldoorn,
althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk, heeft
/hebbendeelgenomen aan een organisatie, te weten een
samenwerkingsverband van natuurlijke personen en
/ofeen rechtsperso
(o
)n
(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het
meermalen plegen van
- oplichting (artikel 326 Sr) en
/of
- afpersing (artikel 317 Sr) en
/of
- bedreiging met zware mishandeling en/of enig misdrijf tegen het leven

gericht (artikel 285 Sr) en/of

- mensenhandel (artikel 273f Sr) en
/of
-
(een gewoonte maken van
)witwassen (artikel 420bis jo 420ter Sr).
Ten aanzien van parketnummer 05/109464-14:
1.
hij op
of omstreeks13 mei 2014 te Apeldoorn opzettelijk beledigend
(een)
ambtena
(a)r
(en
), te weten
een of meerverbalisant
(en
)van de politie Regio
Noord- en Oost Gelderland
(te weten [nummer 10] en
/of[nummer 12] en
/of[nummer 11]
),
gedurende
en/of ter zake vande rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun
bediening, in
diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de
woorden "kankerlijers" en
/of"vuile kanker honden",
althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks13 mei 2014 te Apeldoorn, toen
(een)aldaar in uniform
geklede dienstdoende politieambtena
(a)r
(en
)verdachte, als verdacht van het
gepleegd hebben van
één of meerop heterdaad ontdekt
(e
)strafba
(a)r
(e
)
feit
(en
)had
(den
)aangehouden en had
(den
)vastgegrepen, althans vast had
(den
)
teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te
brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde
opsporingsambtena
(a)r
(en
), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun
/zijn
bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting
tegengesteld aan die, waarin die ambtena
(a)r
(en
)verdachte trachtte
(n
)te
geleiden en
/ofdoor een of meermalen slaande beweging
(en
)te maken naar of in
de richting van die dienstdoende politieambtena
(a)r
(en
).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/880062-15
Ten aanzien van feit 1 primair:
‘afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’
Ten aanzien van feit 2:
‘medeplegen van mishandeling’
Ten aanzien van feit 3 primair:
‘medeplegen van oplichting’
Ten aanzien van feit 4 primair:
‘medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd’
Ten aanzien van feit 5:
‘medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd’
Ten aanzien van feit 6:
‘afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’
Ten aanzien van feit 7:
‘mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’
Ten aanzien van feit 8:
‘medeplegen van gewoontewitwassen’
Ten aanzien van feit 9:
‘het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven’
Parketnummer 05/109464-14
Ten aanzien van feit 1:
‘eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd’
Ten aanzien van feit 2:
‘wederspannigheid’

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/880062-15 feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 5, feit 6, feit 7, feit 8 en feit 9, en voorts het onder parketnummer 05/109464-14, feit 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen en voorts eventueel een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 23 december 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 30 maart 2015.
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie. Samen met zijn zoon bepaalde hij wat er gebeurde en stuurde hij de anderen aan in het plegen van strafbare feiten. Verdachte en zijn zoon hadden het overwicht in de organisatie. Verdachte heeft zich in deze organisatie schuldig gemaakt aan mensenhandel, afpersingen, oplichtingen, mishandeling, witwassen, verzet bij aanhouding en belediging van agenten.
Verdachte werkte samen met anderen bij het seksueel uitbuiten van een jonge vrouw. Verdachte zorgde ervoor dat er angst heerste en dat het slachtoffer niet durfde te weigeren. Het slachtoffer moest onder dwang afspraken maken voor seks tegen betaling en ze moest het merendeel van het verdiende geld afstaan. Mensenhandel is een ernstige vorm van criminaliteit. Het leed en de gevolgen voor de slachtoffers zijn groot.
De afpersingen die verdachte en zijn mededaders hebben gepleegd, zijn op zeer gewelddadige wijze uitgevoerd. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de angst die hij met zijn handelen bij de slachtoffers teweeg heeft gebracht. Een van de slachtoffers durfde zelfs geen aangifte te doen uit angst voor represailles. Ook de mishandeling die verdachte heeft gepleegd, was uiterst gewelddadig. Uit het niets vielen verdachte en zijn mededaders het slachtoffer aan en zij pasten fors geweld toe.
Gebleken is dat verdachte het brein was in deze niets ontziende organisatie. Verdachte liet te pas en te onpas fors geweld gebruiken. Uit alles blijkt dat hij en zijn mededaders uiterst intimiderend te werk gingen. Niemand werd ontzien als niet gedaan werd wat verdachte en zijn mededaders wilden dat er gebeurde.
Alles in overweging nemend, vindt de rechtbank een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De ernst van de feiten en de wijze waarop de feiten zijn gepleegd maken dat de rechtbank uitkomt op een hogere straf dan zoals geëist is door de officier van justitie.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van parketnummer 05/880062-15:
Ten aanzien van feit 1
De benadeelde partij
[naam 3]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. [slachtoffer 1] heeft zijn vordering ter terechtzitting d.d. 9 februari 2017 aangepast in die zin dat hij een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade vordert.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [naam 3] hoofdelijk toe te wijzen waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis en met oplegging van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde onder 1 rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Door de afpersing
– waarbij benadeelde partij een pistool tegen zijn hoofd heeft gehad en meerdere klappen tegen zijn hoofd kreeg – is hij ‘anderszins’ in zijn persoon aangetast, doordat een inbreuk is gemaakt op zijn persoonlijke integriteit. Dit is aan verdachte en zijn mededaders toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van
€ 1.500,- is, gelet op de aard en de ernst van het feit en de gevolgen daarvan en gezien de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, billijk. De rechtbank zal dit bedrag dan ook aan de benadeelde partij toewijzen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 24 december 2013.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
Ten aanzien van feit 3
De benadeelde partij
[slachtoffer 4]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 54.169,- bestaande uit € 1.000,- aan immateriële schade, € 1.169,- aan de weggenomen goederen en een bedrag groot € 52.000,- ter compensatie van het geleden verlies op de verkoop van de woning.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] hoofdelijk toe te wijzen tot het bedrag van € 1.169,-, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis en met oplegging van de wettelijke rente. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering niet inhoudelijk betwist.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 1.169,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Dit ziet op het bedrag dat aan bloemen, vazen en potten is weggenomen. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Ten aanzien van het bedrag dat ziet op de waardevermindering van de verkochte woning overweegt de rechtbank dat het causaal verband met het bewezenverklaarde feit niet vast is komen te staan. Dit deel van de vordering zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
Met betrekking tot het gedeelte van de vordering dat ziet op de immateriële schade overweegt de rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd waarom de bewezenverklaarde oplichting deze psychische schade heeft veroorzaakt. Ook dit deel van de vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 6 februari 2014.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
Ten aanzien van feit 7
De benadeelde partij
[slachtoffer 13]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 278.615,96 aan materiële schade en € 12.500,00 aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] tot betaling van de bedrag van € 278.615,96 aan materiële schade en € 12.500,00 aan immateriële schade hoofdelijk toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 365 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden vanwege vrijspraak het feit.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 8 bewezen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Echter de gevorderde inkomstenderving ziet op een langere periode dan bewezen is verklaard en betreft een bruto berekening waarbij geen rekening is gehouden met noodzakelijke uitgaven, kosten en heffingen.
De rechtbank zal derhalve een billijke schatting maken en daarbij uitgaan van de bewezen periode vanaf 19 oktober 2013 en de gestelde schatting van verdiensten per dag halveren. De rechtbank komt dan uit op een totaalbedrag aan inkomsten van € 56.500,00 minus de inkomsten van levensonderhoud ( vanaf 19 oktober 2013; 2,4 x €1.580,00 + € 19.397,88 =)
€ 23.189,88 = € 33.310,12.
De vordering van de materiële schade dient tot dit bedrag van € 33.310,12 te worden toegewezen.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank een bedrag van € 6.000,00 toewijzen nu bij gebreke van diagnose onvoldoende duidelijk is wat daadwerkelijk aanwezige psychische schade is en hoeverre deze schade afdoende een rechtstreeks gevolg is van het strafbare feit.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 47, 57, 140, 180, 266, 267, 273f, 300, 312, 317, 326 en 420tervan het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 3] .
 Veroordeelt verdachte ten aanzien van
parketnummer 05/880062-15 feit 1tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [naam 3], van een bedrag van
€ 1.500,- (zegge vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan veroordeelde de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag aan de benadeelde of aan de Staat is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • bepaalt dat, indien is voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien is voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .
 Veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer
05/880062-15 feit 3tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 4], van een bedrag van
€ 1.169,- (zegge elfhonderd negenenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag aan de benadeelde of aan de Staat is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • bepaalt dat, indien is voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien is voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] .
 Veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer
05/880062-15 feit 7tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 13], van een bedrag van
€ 39.310,12 (zegge negenendertigduizend driehonderdtien euro en twaalf cent),
en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag aan
  • bepaalt dat, indien is voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien is voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.G. Eskes (voorzitter), mr. J.B.J. Driessen en mr. S. Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema en mr. J.M.B. Moll van Charante, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 maart 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, BVH-dossiernummer PL0620-2013115743 onderzoek [naam 40] , gesloten op 29 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld, en voorts in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, zaakregistratienummer 2015007477, onderzoek [naam 1] , gesloten op 31 juli 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , p. 5268.
3.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] , p. 3062; een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , p. 5265.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 2471-2473.
5.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 2473.
6.Het verhoor van [slachtoffer 1] zoals afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 16.
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , p. 2530-2531.
8.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , p. 2562.
9.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , p. 2566.
10.Het verhoor van [naam 41] zoals afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 3.
11.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] , p. 3062.
12.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 2775-2777.
13.Een brief van dr. [naam 42] , chirurg bij IJsselland ziekenhuis, d.d. 28 januari 2014
14.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 2775-2777.
15.Een proces-verbaal verhoor getuige [naam 8] , p. 2786-2787.
16.Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] , p.2794.
17.Een proces-verbaal, inhoudende de verklaring van [naam 5] , p. 2014.
18.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , p. 2808G.
19.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 2818.
20.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 2822-2823.
21.Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 43] , p. 2828.
22.Een proces-verbaal aanvullend, p. 2829.
23.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] , p. 3067.
24.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] , p. 3075-3077
25.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 2836-2837.
26.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 2848.
27.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] namens [slachtoffer 5] , p. 2932-2935, met facturen, p. 2938-2941.
28.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] namens [slachtoffer 5] , p. 2932-2935.
29.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 2945.
30.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , p. 2898-2899.
31.Een proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagen, p. 2947-2951
32.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 2947.
33.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 2952 en p. 2958.
34.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 2947.
35.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 2952.
36.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 2963.
37.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 2996-2997.
38.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 3005.
39.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] , p. 3066-3067.
40.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] , p. 3075-3077.
41.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 44] namens [slachtoffer 8] met bijlagen p. 3236-3249;
42.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9] , p. 3316 ev.
43.Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen p. 3328, 3329 en 3338.
44.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] p. 3374.
45.Het proces-verbaal van bevindingen p. 3551; het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen p.
46.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] p. 3299-3300.
47.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] p. 3160; het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] p. 3359H.
48.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 3492.
49.Een proces-verbaal, p. 3493.
50.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , p. 3514.
51.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , p. 3528-3529.
52.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 juni 2015, p. 5407-5408.
53.Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 13] p. 3705, 3707; het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 14] p. 3810; het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [medeverdachte 3] p. 8.
54.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 13] , p. 3707.
55.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3721; het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 14] p. 3810, 3817.
56.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3721;het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] p. 3924-3925; het proces-verbaal van verdachte [naam 5] p. 4245-4246.
57.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3721; een mutatierapport betreffende bordeel Talingweg p. 4320; het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [naam 20] p. 4.
58.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3721; het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 4064; het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [naam 20] p. 3.
59.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3698.
60.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3709.
61.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3710.
62.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3721.
63.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3710.
64.Het proces-verbaal van bevindingen p. 3761-3762.
65.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3699.
66.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3708.
67.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 4433.
68.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 4804.
69.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 4433.
70.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 14] p. 3810
71.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 4810.
72.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] p. 4245-4246.
73.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [naam 4] op 27 november 2016 p. 9.
74.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , p. 5265-5267.
75.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3699.
76.Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 13] , p. 4808.
77.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3720-3721.
78.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3709.
79.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 4805.
80.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3719, 3729.
81.Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 13] p. 4808.
82.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3729-3730.
83.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3732.
84.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3726.
85.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3717; het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3703; het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 4663.
86.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 4817.
87.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 4433.
88.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3703.
89.Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 13] bij de rechter-commissaris p. 13.
90.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] p. 4006.
91.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 17 november 2016 p. 8; het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] p. 3941
92.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] p. 4709.
93.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 4804.
94.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 4808.
95.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3708.
96.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 4809
97.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 4810-4811
98.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 14] p. 3810.
99.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 14] p. 3814-3818.
100.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] p. 4006-4007.
101.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] p. 4245.
102.Het proces-verbaal van bevindingen p. 3914.
103.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] p. 3940.
104.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] p. 3927-3929.
105.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] p. 3941.
106.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [naam 4] d.d., 24 november 2016.
107.Het proces-verbaal van bevindingen p. 3947-3953.
108.Het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 3858, 3959, 3961.
109.Het mutatierapport p. 4238-4239.
110.Pv bevindingen, p. 3741
111.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3745
112.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3765.
113.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 24] p. 3801-3806.
114.Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 13] p. 4625.
115.Het proces-verbaal van bevindingen p. 4331.
116.Een uittreksel KvK, p. 5063-5064.
117.Een uittreksel KvK, p. 5067.
118.Een notitie van [naam 26] , p. 5070.
119.Saldo overzicht [naam 25] , p. 5233-5244.
120.Grootboek overzicht [naam 25] , p. 5077-5099.
121.Saldo overzicht [naam 25] , p. 5233.
122.Een overeenkomst van geldlening tussen [naam 20] en [naam 9] , p. 5111.
123.Overzicht inkomstenverhoudingen per jaar, p. 5113.
124.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 9] , p. 5121-5123
125.Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 26] , p. 5218.
126.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 5348.
127.Berekening p. 5500.
128.Grootboek overzicht [naam 25] , p. 5498.
129.Saldo overzicht [naam 25] , p. 5499.
130.Grootboek overzicht [naam 25] , p. 5083.
131.Grootboek overzicht [naam 25] , p. 5078.
132.Een relaas proces-verbaal, p. 5004.
133.Een uitdraai RDW, p. 5148.
134.Een overzicht inkomstenverhoudingen per jaar, p. 5151-5152.
135.Een relaas proces-verbaal, p. 4999.
136.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 5349-5350.
137.Een uitdraai RDW, p. 5180.
138.Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 28] , p. 5183-5185.
139.Een proces-verbaal van verdenking, p. 5360.
140.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 5347-5350.
141.Een uitdraai RDW, p. 5196.
142.Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 29] , p. 5199-5201; een proces-verbaal van verdenking,
143.Een proces-verbaal, p. 5270.
144.Een factuur aan [naam 29] , d.d. 26 september 2014, p. 5202.
145.Een relaas proces-verbaal, p. 5007.
146.Een factuur een [naam 29] , p. 5202, 5204 en 5205.
147.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 5347-5350.
148.Een RDW uitdraai, p. 5207-5208.
149.Een proces-verbaal van verdenking, p. 5362.
150.Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 30] , p. 5212-5214.
151.Een proces-verbaal van verdenking, p. 5362.
152.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 5257-5260.
153.De verklaring van verdachte [medeverdachte 2] , p. 5633.
154.Uitwerking tapgesprek, p. 5390.
155.Uitwerking tapgesprek, p. 5392.
156.Een bescheid van [naam 35] , p. 5395-5396..
157.Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 26] , p. 5221.
158.Overzicht salarisadministratie, p. 5326-5327.
159.Uitwerking tapgesprek, p. 1415.
160.Overzicht Marktplaatsadvertenties, p. 5323.
161.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 5289.
162.Uitwerking e-mailberichten, p. 829-851.
163.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , p. 5265-5267.
164.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , p. 5305.
165.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 5335.
166.Een proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 13] , p. 5274.
167.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] p. 2531-2534
168.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] p. 2089.
169.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] p. 1086, 2090.
170.Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 24 november 2016.
171.Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 12] bij de rechter-commissaris d.d. 25 november 2016.
172.Het proces- verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 3720-3721; het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 13] p. 88 ( [naam 40] ).
173.Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 14] bij de rechter-commissaris d.d. 17 november 2016.
174.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] p. 3077.
175.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] p. 3062.
176.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] p. 2551.
177.Tapgesprekken p. 1226-1233 en p. 1265-1266.
178.Tapgesprekken p. 1410, 1411 en 1417.
179.Het proces-verbaal onderzoek gegevensdragers p. 821-826.
180.Het proces-verbaal van bevindingen p. 5334-3535.
181.Een schriftelijk bescheid inhoudende een technische inspectierapport van [naam 35] p. 5395-5399.
182.Schriftelijke bescheiden inhoudende verkoopfacturen p. 5365-5377.
183.Het proces-verbaal van bevindingen p. 5888-5889.
184.Het proces-verbaal van bevindingen p. 5888-5889.
185.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, regio Noord- en Oost Gelderland, registratienummer PL0621-2014065082, gesloten op 14 mei 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
186.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 05.
187.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 05-07.
188.Een proces-verbaal van verhoor getuige [nummer 11] bij de rechter-commissaris, d.d. 27 oktober 2014, p. 2 en 3.
189.Een proces-verbaal van verhoor getuige [verbalisant 2] bij de rechter-commissaris, d.d. 1 oktober 2014, p. 2-5.