“nummer
Omschrijving
tarief
Openbare aankondiging
0.1
Het tarief bedraagt voor het hebben van een: reclamevlag, reclamebord, uithangbord, uithangteken, letteropschrift, letterreclame, embleem, reclamekastje, of -vitrine of een andere openbare aankondiging, in het gebied D per kalenderjaar, met een lengte:
0.1.1
niet meer dan 1 meter
€ 13,95
0.1.2
meer dan 1 meter, doch niet meer dan 2,5 meter
€ 24,47
0.1.3
meer dan 2,5 meter
€ 34,05
0.1.4
boven het onder 0.1.1 tot en met 0.1.3 vermelde wordt geheven voor een op het openbare elektriciteitsnet aangesloten reclameobject, per object, per jaar
€ 115,75
0.2
een spandoek ongeacht de afmeting:
0.2.1
per kalenderweek
€ 3,95
0.2.2
per volle kalendermaand
€ 11,95
0.3
Het tarief bedraagt voor het hebben van een: reclamevlag, reclamebord, uithangbord, uithangteken, letteropschrift, letterreclame, embleem, reclamekastje, of -vitrine of een andere openbare aankondiging, in het gebied A, B en C wat genoemd is in Artikel 1 van deze verordening
0.3.1
gebied A niet meer dan 1 m2
€ 682,00
0.3.2
gebied A meer dan 1 m2
€ 824,00
0.3.3
gebied B niet meer dan 1 m2
€ 519,00
0.3.4
0.3.5
gebied B meer dan 1 m2 gebied C niet meer dan 1 m2
€ 621,00
€ 357,00
0.3.6
gebied C meer dan 1 m2
€ 418,00”
6. De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) voor de kosten gemaakt door belastingplichtige voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als volgt vastgesteld. Aangezien verweerder in een van de gelijktijdig behandelde beroepen reeds een vergoeding voor de bezwaarfase heeft toegekend, stelt de rechtbank het bedrag vast op 1/49 van € 738 voor de bezwaarfase (1 punt voor het indienen van het bezwaar met een waarde van € 246, in navolging van verweerder een wegingsfactor 2 voor een zeer zware zaak en een wegingsfactor 1,5 voor het aantal samenhangende zaken) en 1/50 van € 2.976 voor de beroepsfase (1 punt voor het indienen van het beroep, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496, een wegingsfactor 2 voor een zeer zware zaak en een wegingsfactor 1,5 wegens het aantal samenhangende zaken), oftewel in totaal afgerond € 74,60. Voor de overige kosten (te weten reiskosten en verletkosten) bepaalt de rechtbank de vergoeding op € 135,40 (€ 35,40 aan reiskosten op basis van openbaar vervoer tweede klas en € 100 aan verletkosten). Hiertegen heeft verweerder geen bezwaar gemaakt. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken. Het totaalbedrag beloopt aldus € 210.