ECLI:NL:RBGEL:2017:1073

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 februari 2017
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
5278625
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in creditkaartzaak met identiteitsfraude als verweer

In deze zaak heeft de besloten vennootschap International Card Services B.V. (hierna: ICS) een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in deze procedure wordt aangeduid als [gedaagde]. ICS vordert betaling van een bedrag van € 3.121,56, vermeerderd met wettelijke rente en kosten, op basis van een overeenkomst die zou zijn gesloten voor het verstrekken van een Visa MasterCard Classic. De gedaagde heeft echter aangevoerd dat zij het slachtoffer is van identiteitsfraude en nooit de intentie heeft gehad om een overeenkomst met ICS aan te gaan. De gedaagde heeft haar pinpas en pincode aan een onbekende man gegeven, in de veronderstelling dat hij een telefoonabonnement voor haar zou afsluiten. Hierdoor is er een creditcard op haar naam afgesloten zonder haar medeweten.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding, de conclusie van antwoord, repliek en dupliek. De rechter heeft vastgesteld dat ICS gerechtvaardigd kon vertrouwen op de overeenkomst, omdat de aanvraag voor de creditcard was gedaan met een kopie van de ID-kaart van de gedaagde. De rechter oordeelt dat ICS niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de gedaagde niet kan ontkomen aan haar verplichtingen, ondanks haar verweer van identiteitsfraude.

De vordering van ICS wordt toegewezen, en de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De kosten van de procedure worden eveneens aan de gedaagde opgelegd, tot een totaal van € 918,77. Het vonnis is uitgesproken op 22 februari 2017 door de kantonrechter mr. I.C.J.I.M. van Dorp.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
zaakgegevens 5278625 \ CV EXPL 16-4853
uitspraak van 22 februari 2017 van de kantonrechter
Grosse aan: mr. R.A. van Weelderen
Afschrift aan: mr. H.H. Jansen
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap International Card Services B.V.
gevestigd te Amsterdam
eisende partij
gemachtigde mr. R.A. van Weelderen
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. H.H. Jansen
Partijen worden hierna ICS en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 juli 2016 met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek, tevens (subsidiaire) aanvulling grondslag eis
- de conclusie van dupliek.

2.De vordering en de grondslag daarvan

2.1.
ICS vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeeld wordt om aan haar te betalen de som van € 3.121,56, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.732,18 vanaf 25 mei 2016 tot aan de dag der voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
2.2.
Zij heeft hieraan ten grondslag gelegd, primair, dat er met [gedaagde] een overeenkomst tot stand is gekomen, dat aan haar in verband daarmee een zogenaamde Visa MasterCard Classic is verstrekt en dat [gedaagde] hiermee betalingen heeft gedaan dan wel geld heeft opgenomen. [gedaagde] diende binnen 21 dagen nadat haar een rekeningoverzicht was verstrekt, het openstaande bedrag te voldoen maar is daarmee in gebreke gebleven. De vordering van ICS bedroeg per 25 mei 2016 een bedrag van € 2.732,18, inclusief de overeengekomen rente. [gedaagde] is daarnaast aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 389,38 exclusief BTW verschuldigd.
Subsidiair baseert ICS haar vordering op de stelling dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door een derde in staat te stellen om met behulp van strikt persoonlijke identiteits- en betalingsgegevens een overeenkomst met ICS te sluiten, waardoor ICS schade heeft geleden.

3.Het verweer

[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van ICS in de kosten van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Als verweer heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij het slachtoffer is geworden van identiteitsfraude. Zij heeft aan een zekere [naam] in de veronderstelling dat hij een telefoonabonnement voor haar zou afsluiten, haar pinpas met pincode meegegeven. Na enige tijd heeft zij bemerkt dat op haar naam maar zonder haar medeweten onder meer een MasterCard Classic-rekening was afgesloten, aldus [gedaagde].
[gedaagde] heeft betoogd dat geen overeenkomst met haar tot stand is gekomen omdat zij nooit heeft verklaard een overeenkomst met ICS aan te willen gaan. Ook heeft zij de in bruikleen verstrekte Visa MasterCard Classic niet ontvangen dan wel gebruikt voor het verrichten van betalingen. Nadat ze bekend is geworden met de fraude heeft zij direct de noodzakelijke maatregelen getroffen om de schade te beperken.
ICS heeft volgens [gedaagde] haar zorgplicht geschonden door een overeenkomst te sluiten met een onbekende partij en de limiet te verhogen. Van ICS mocht verwacht worden dat zij contact op had genomen met [gedaagde] om haar gegevens te controleren en te verifiëren, maar dat heeft ze niet gedaan, hetgeen haar verweten kan worden. [gedaagde] heeft voorts betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld en aangevoerd dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het verstrekken van haar pinpas en -code en het onbeheerd achterlaten van haar portemonnee enerzijds en de door ICS gestelde schade anderzijds. Ook stelt zij dat de volgens ICS geschonden norm niet strekte tot bescherming tegen de door ICS gestelde schade.
4.2.
Zou er sprake zijn geweest van identiteitsfraude zoals [gedaagde] stelt, dan baat haar dat niet gelet op het volgende.
[gedaagde] stelt dat zij aan een haar onbekende man haar pinpas en pincode heeft meegegeven, omdat hij haar voorhield dat hij bij een telefoonwinkel werkte en een goedkoop abonnement voor haar kon afsluiten. De man die zich [naam] noemde, kende ze alleen via Facebook. Hij nam kort nadat zij 18 was geworden weer contact met haar op en stelde voor een goedkope telefoon voor haar te regelen. Zij is daarop ingegaan en heeft op 3 juli 2015 met hem afgesproken in de winkel van haar vader, waar ze die middag moest werken. Zij heeft toen haar pinpas en pincode aan hem afgegeven en is vervolgens een klant gaan helpen, aldus [gedaagde].
Tegenover de politie heeft zij verklaard dat zij toen haar portemonnee met daarin haar ID-kaart op de toonbank heeft laten liggen.
4.3.
Overwogen wordt dat in het geval alles zich zo heeft voorgedaan als [gedaagde] heeft aangevoerd, ICS er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij met [gedaagde] contracteerde. ICS heeft immers onweersproken verklaard dat de creditcardaanvraag heeft plaatsgevonden door verstrekking van een kopie van de ID-kaart van [gedaagde]. Waar sprake is van een gerechtvaardigd vertrouwen aan de zijde van ICS kan geen beroep gedaan worden op het ontbreken van de wil aan de zijde van [gedaagde]. Het verweer van [gedaagde] dat zij nimmer heeft verklaard een overeenkomst met ICS aan te willen gaan, strandt daarop.
4.4.
Naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] dat ICS had moeten controleren of de overgelegde stukken ter afsluiting van het krediet en ter verhoging van de kredietlimiet daadwerkelijk overeen kwamen met de situatie van [gedaagde] geldt het volgende.
Zoals hiervoor overwogen is aan ICS bij de aanvraag van de creditkaart een kopie van de ID-kaart van [gedaagde] verstrekt. Gesteld noch gebleken is dat de ID-kaart van [gedaagde] vervalst was of dat een vervalste kopie is verstrekt. Zou ICS een onderzoek hebben ingesteld naar de authenticiteit van dit stuk, zoals [gedaagde] stelt dat zij had zij had moeten doen, dan zou daaruit niet gebleken zijn dat de kopie of de ID-kaart vals is. ICS heeft dus niet onzorgvuldig gehandeld bij het aangaan van de overeenkomst.
Ook kan niet gezegd worden dat ICS onzorgvuldig heeft gehandeld door van de aan haar verstrekte stukken (een volgens [gedaagde] valse UWV-specificatie en valse loonstrook) en de ID-gegevens van [gedaagde] uit te gaan bij de verhoging van de limiet. Het gaat te ver van een creditcarduitgever als ICS te verlangen dat zij contact opneemt met iedere 18-jarige die aangeeft een creditcardovereenkomst voor een bedrag van € 1.000,-- dan wel € 2.500,-- te willen sluiten en via een onlinebank bankiert, om de gegevens te controleren en te verifiëren. Ook valt niet in te zien welk onderzoek nog meer verricht had moeten worden naar de aan de kredietovereenkomst ten grondslag liggende bankrekening.
Dit alles leidt tot toewijzing van de gevorderde hoofdsom en de daarover verschuldigde rente.
4.5.
De door ICS gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen, omdat d e verschuldigdheid is overeengekomen en het gevorderde bedrag lager is dan het tarief dat ingevolge het Besluit vergoeding van buiterengerechtelijke incassokosten in rekening mag worden gebracht.
4.6.
De vorderingen van ICS zullen worden toegewezen en [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ICS gevallen en vastgesteld op:
explootkosten € 97,77
griffierecht € 471,--
salaris gemachtigde €
350,--(2 x tarief € 175,--)
totaal € 918,77

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan ICS te betalen de som van € 3.121,56, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.732,18 vanaf 25 mei 2016 tot aan de dag der voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ICS gevallen en vastgesteld op € 918,77,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. I.C.J.I.M. van Dorp en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2017.
ap/id