ECLI:NL:RBGEL:2017:1041

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
05/700142-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel en opleggen van bijzondere voorwaarden

Op 28 februari 2017 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de vordering tot verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van een verdachte, geboren in 1996. De vordering was ingediend door de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland en strekte tot verlenging van de PIJ-maatregel met drie maanden. De raadkamer heeft kennisgenomen van verschillende adviezen, waaronder die van de justitiële jeugdinrichting en Reclassering Nederland, en heeft de verdachte, haar raadsman en deskundigen gehoord. De deskundigen gaven aan dat het recidiverisico laag is en dat de verdachte positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt in haar behandeling. De officier van justitie heeft verzocht om de vordering af te wijzen en de PIJ-maatregel voorwaardelijk te beëindigen, met inachtneming van bepaalde voorwaarden. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel afgewezen, maar heeft wel bijzondere voorwaarden opgelegd voor de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Deze voorwaarden omvatten onder andere het melden bij de reclassering, het volgen van therapie en het niet in contact komen met mededaders en nabestaanden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorwaarden noodzakelijk zijn voor de verdere ontwikkeling van de verdachte en ter bescherming van de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Parketnummer : 05/700142-12
beschikking op de vordering tot verlenging plaatsing inrichting voor jeugdigen van de meervoudige raadkamer voor kinderstrafzaken van 21 februari 2017
in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de [adres] te [plaats] .
Raadsman: mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam.

De procedure

De raadkamer heeft kennis genomen van de op 15 november 2016 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in dit arrondissement, welke vordering strekt tot verlenging met 3 (drie) maanden van de bij arrest van het Gerechtshof Arnhem d.d. 27 augustus 2013 opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met betrekking tot:

[verdachte] , voornoemd.

De raadkamer heeft verder kennis genomen van de processtukken, waaronder:
- de aantekeningen als bedoeld in artikel 77t, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, en
- het advies van de [adres] , hierna te noemen: [justitiële jeugdinrichting] , gedateerd 10 november 2016. In het advies wordt geadviseerd tot een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel;
- het advies van Reclassering Nederland van 30 november 2016;
- het derde voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever van 26 januari 2017;
- de aanvullende rapportage van [justitiële jeugdinrichting] met betrekking tot het PIJ-verlengingsadvies, gedateerd 17 februari 2017.
In raadkamer van 21 februari 2017 zijn gehoord:
- de veroordeelde, hierna te noemen betrokkene;
- haar raadsman, mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam;
- [reclasseringsmedewerker] , namens Reclassering Nederland;
- de deskundige, drs. [deskundige] , als gedragswetenschapper verbonden aan [justitiële jeugdinrichting] ;
- de ouders van veroordeelde, en
- de officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting heeft de officier van justitie verzocht de vordering af te wijzen en de PIJ-maatregel voorwaardelijk te beëindigen, onder vaststelling van de voorwaarden zoals vermeld in het advies van de reclassering van 30 november 2016 en waarnaar wordt verwezen in de conclusie van de rapportage van [justitiële jeugdinrichting] van 17 februari 2017.
De deskundige [deskundige] heeft het advies toegelicht.
Betrokkene en haar raadsman zijn het eens met de gevraagde voorwaardelijke beëindiging van de maatregel, en kunnen zich deels vinden in het vaststellen van voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke beëindiging.

De overwegingen

In het advies d.d. 17 februari 2017 is, met verwijzing naar het eerdere advies van 10 november 2016, onder meer vermeld:
“(…) Zoals eerder beschreven heeft betrokkene begeleiding en behandeling gekregen t.a.v. haar problematiek welke naar voren kwam in de vorm van egocentrisme, gebrek aan empathie en onvoldoende afstemmen op een ander, krenkbaarheid en de beperkte coping in het aangaan van- en omgaan met emoties. We zien dat er van deze problematiek, aandachtspunten op deze vlakken zijn overgebleven. Er is geen sprake meer van een gedragsstoornis/ identiteitsstoornis en er heeft zich geen persoonlijkheidsstoornis bij betrokkene ontwikkeld. (…) We schatten het recidiverisico momenteel in als zijnde laag wanneer zij in haar omgeving hulp blijft zoeken wanneer er iets speelt om niet meer in een deel van haar delictketen, oftewel oude patronen, terecht te komen. We hebben gezien dat zij de afgelopen maanden het ingezette proces van resocialisatie en ontwikkeling verder voort kon zetten buiten de instelling en de problemen die zij tegenkwam in het dagelijks leven in haar eigen omgeving, kon zij (…), bij de juiste mensen op een adequate manier bespreken en ze vroeg en vraagt om hulp wanneer zij deze nodig had/heeft.
Gelet op het sterk afgenomen recidiverisico in combinatie met vooruitgang in het omgaan met de gevaarzettende aspecten van de stoornis door betrokkene is het advies de PIJ maatregel niet te verlengen. (…) We adviseren de door reclassering in hun advies beschreven voorwaarden voor het voorwaardelijke jaar, over te nemen. (…)”
In raadkamer van 21 februari 2017 heeft de deskundige het advies nader toegelicht en desgevraagd - onder meer - het volgende verklaard.
In het advies staat duidelijk beschreven aan welke doelen betrokkene nog aandacht moet besteden. Uit praktijkvoorbeelden is gebleken dat betrokkene gemakkelijker in gesprek gaat met iemand als haar iets dwarszit en zij vraagt hulp en steun aan haar netwerk/omgeving als ze tegen problemen aanloopt, waardoor escalatie wordt voorkomen. Gelet hierop wordt het recidiverisico laag ingeschat. Betrokkene volgt schematherapie bij [justitiële jeugdinrichting] en dat verloopt goed. Betrokkene heeft vertrouwen in haar therapeut en daarom wil zij deze therapeut behouden. Een jaar is voldoende om de therapie positief af te ronden. Betrokkene kan ook - indien nodig - steun zoeken en hulp vragen binnen haar netwerk in plaats van zich steeds te wenden tot een therapeut.
Ter zitting heeft [reclasseringsmedewerker] het reclasseringsadvies nader toegelicht en desgevraagd daar nog het volgende aan toegevoegd.
De voorwaarde die ziet op het locatieverbod - waarin staat dat betrokkene zich niet in Arnhem mag begeven - heeft geen verband met het recidiverisico maar is bedoeld ter bescherming van zowel de nabestaanden als van betrokkene zelf tegen ongewilde pijnlijke confrontaties.
Met betrekking tot de voorwaarde die ziet op het uitreisverbod geldt het volgende. Betrokkene wil haar grootouders bezoeken. Zolang zij in het buitenland verblijft kan de reclassering geen toezicht op haar houden. Daarom moet zij hierover vooraf overleg hebben met en toestemming vragen aan de reclassering, Bovendien zal zij vooraf een plan moeten opstellen waarin zij de invulling en duur van haar verblijf concretiseert.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat betrokkene een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Ze volgt therapie en kan terugvallen op haar netwerk als zij met haar verleden wordt geconfronteerd of tegen problemen aanloopt. Er zijn nog wel doelen waaraan zij moet werken, maar alles is voldoende gewaarborgd, zo blijkt uit de voorhanden zijnde adviezen. Gelet op de positieve ontwikkeling van betrokkene is een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel op zijn plaats. De officier van justitie verzoekt daarom om de vordering af te wijzen en de PIJ-maatregel voorwaardelijk te beëindigen, onder vaststelling van de voorwaarden zoals vermeld door de reclassering en overgenomen in het advies van [justitiële jeugdinrichting] .
Met betrekking tot het locatieverbod merkt de officier van justitie op dat dit ongewijzigd moet blijven. Het gevolg van dit locatieverbod is niet dat betrokkene haar familie niet kan zien. De familie kan namelijk betrokkene bezoeken. Het locatieverbod is bedoeld ter bescherming van de nabestaanden. Het is ook onduidelijk hoe betrokkene zal reageren als zij met de nabestaanden wordt geconfronteerd.
Met betrekking tot de voorwaarde die ziet op het verblijf in het buitenland heeft de officier van justitie opgemerkt dat de reclassering geen toezicht kan houden als betrokkene in het buitenland verblijft. Als betrokkene naar haar grootouders wil gaan dan dient zij dit te overleggen met de reclassering en hierover goede afspraken te maken.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat betrokkene overal haar medewerking aan heeft verleend en dat zij een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De verdediging kan zich vinden in een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel met vaststelling van de voorwaarden zoals vermeld in het advies van de reclassering en [justitiële jeugdinrichting] , met uitzondering van het locatieverbod. Daarnaast dient het voor betrokkene mogelijk te zijn om naar het buitenland te gaan om haar grootouders te bezoeken. De raadsman benadrukt dat het locatieverbod door de wetgever niet in het leven is geroepen om de nabestaanden te beschermen. De voorwaarden zijn bedoeld om recidive te voorkomen en het locatieverbod dient dat doel niet. De vrees dat betrokkene haar mededaders in het buitenland kan tegenkomen is ongegrond, er is immers een contactverbod. Daarnaast dient betrokkene zich te houden aan de overige voorwaarden - ook als ze in het buitenland verblijft - en als ze zich daar niet aan houdt dan is ze in overtreding. In dat kader kan de reclassering wel toezicht houden op betrokkene.

De raadkamer overweegt als volgt.

Op basis van de stukken en de behandeling ter zitting, is gebleken dat betrokkene met betrekking tot de behandeldoelen binnen de geslotenheid van [justitiële jeugdinrichting] en gedurende de STP-periode progressie heeft geboekt. Zij ontwikkelt zich positief, zij stelt zich begeleidbaar op en er is geen sprake meer van een gedragsstoornis. Het recidiverisico wordt door de deskundigen als laag ingeschat omdat zij in haar omgeving/netwerk tijdig hulp en steun zoekt als zij tegen problemen aanloopt. Betrokkene heeft een duidelijk toekomstperspectief, zij volgt een opleiding, loopt stage en heeft een bijbaan. Zij zet zich hiervoor goed in en is gemotiveerd om haar doelen te behalen. Zij wordt hierbij gesteund door haar netwerk.
Een verdere verlenging van de PIJ-maatregel wordt, gelet op het advies van [justitiële jeugdinrichting] en de toelichting van de deskundigen ter zitting, niet noodzakelijk geacht voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van betrokkene. Om het verdere resocialisatietraject goed te kunnen afronden, is het noodzakelijk dat de betrokkene zich houdt aan de voorwaarden, zoals gevorderd door de officier van justitie en besproken ter zitting.
Met betrekking tot de voorwaarde dat betrokkene zich niet zonder toestemming buiten de Europese landgrenzen van Nederland mag begeven overweegt de rechtbank als volgt.
In het algemeen dienen de voorwaarden waaraan betrokkene zich moet houden zo concreet mogelijk te worden geformuleerd. De raadkamer acht het noodzakelijk dat de reclassering toezicht houdt op betrokkene. Dit toezicht wordt ernstig bemoeilijkt op het moment dat betrokkene in het buitenland verblijft. De raadkamer acht het daarom van wezenlijk belang dat betrokkene voorafgaand aan een verblijf in het buitenland toestemming vraagt aan en concrete afspraken maakt met de reclassering over de duur en de invulling van dat verblijf in het buitenland. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze voorwaarde te wijzigen.
Met betrekking tot de voorwaarde die ziet op het locatieverbod overweegt de raadkamer als volgt. In het algemeen is het niet zo dat bijzondere voorwaarden enkel bedoeld mogen zijn om recidive te voorkomen. Zie bijvoorbeeld het vergoeden van schade. In deze zaak is een locatieverbod zeker een geëigend middel om te voorkomen dat betrokkene en de nabestaanden en slachtoffer elkaar onvoorbereid tegenkomen en hierdoor een pijnlijke confrontatie met elkaar zullen hebben. Dit kan voor betrokkene ook schadelijk zijn als het gaat om haar verdere ontwikkeling.
[Verlenging pij  eisen:
- artikel 77t lid 3: maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerder personen;
- artikel 77t lid 3 jo 77s lid 1 onder b en c
 onder b: de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist
 onder c: de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte
Artikel 77t lid 2: verlenging kan voor maximaal 4 jaar, echter maximaal 6 jaar mogelijk als de maatregel is opgelegd aan een verdachte als bedoeld in artikel 77s lid 3 2e volzin:
Indien bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.]
De raadkamer neemt bij haar beslissing de desbetreffende wetsartikelen in aanmerking.

De beslissing

wijst afde vordering tot verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
[verdachte];
wijst toede vordering tot het vaststellen van voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, opgelegd aan
[verdachte]voornoemd, in die zin dat deze voorwaarden met ingang van 13 januari 2017 en voor de duur van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel als volgt komen te luiden:

Algemene voorwaarden:

1. Betrokkene maakt zich tijdens de voorwaardelijke beëindiging niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. Betrokkene verleent medewerking aan het nemen van vingerafdrukken en/of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 (https://www.navigator.nl/document/openCitation/%20id17e69da266969441ef592fd770aaa4eb)van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan de reclassering;
3. Betrokkene verleent medewerking aan het toezicht door de reclassering.

Bijzondere voorwaarden:

1. Betrokkene blijft zich melden bij Reclassering Nederland, Stieltjesstraat 1, 6511 AB Nijmegen, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. Betrokkene verleent haar medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken en bezoeken op de dagbestedingsplek (school) daaronder begrepen;
3. Betrokkene laat zich behandelen bij [justitiële jeugdinrichting] (schemagerichte therapie) of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
4. Betrokkene laat zich behandelen via ambulante geestelijke gezondheidszorg gericht op interculturele systeemtherapie, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
5. Betrokkene laat zich gedurende de voorwaardelijke beëindiging begeleiden door Zorgplus of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en houdt zich aan de aanwijzingen die haar in het kader van die begeleiding door of namens de instelling/begeleider zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. Betrokkene gebruikt geen drugs (zowel hard- als softdrugs), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van urinecontroles.
7. Betrokkene legt, zowel direct als indirect, geen contact met de mededaders (de heer [medeverdachte 1] en de heer [medeverdachte 2] ) en nabestaanden van het slachtoffer (de familie [slachtoffer];
8. Betrokkene houdt zich gedurende de voorwaardelijke beëindiging niet op in de gemeente [gemeente] (plaats delict en woonplaats nabestaanden), voor zolang en zo ver de reclassering dit nodig acht. Kortdurende uitzonderingen, zoals met de trein of de auto door Arnhem heen reizen en het volgen van een theorie-rijexamen, kunnen met expliciete toestemming van de reclassering, worden gemaakt.

Voorwaarden het gedrag betreffende

Betrokkene wordt verplicht om zich aan onderstaande voorwaarden te houden, zolang
de reclassering dat nodig acht.
9. Betrokkene meldt bijzonderheden, van welke aard dan ook, die de begeleiding kunnen belemmeren direct aan de reclassering;
10. Betrokkene heeft een door de reclassering goedgekeurde dagbesteding van
minimaal 26 uur. Zij wisselt niet van dagbesteding zonder expliciete toestemming van de reclassering;
11. Betrokkene meldt eventueel verzuim op haar dagbesteding (door bijvoorbeeld ziekte)
diezelfde dag bij de reclassering;
12. Betrokkene heeft een vast (GBA-)woonadres en wisselt niet van adres voordat de reclassering hier expliciet toestemming voor heeft gegeven;
13. Betrokkene heeft een gestructureerde en controleerbare vrijetijdsbesteding;
14. Betrokkene geeft inzage in haar financiën;
15. Betrokkene geeft de reclassering toestemming om contact te onderhouden met relevante personen uit haar netwerk, zoals, maar niet beperkt tot, ouders, werkgever en school;
16. Betrokkene is telefonisch bereikbaar voor de reclassering. Betrokkene is ervoor verantwoordelijk dat de reclassering in het bezit is van actuele contactgegevens (telefoon, e-mail, etc.);
17. Betrokkene begeeft zich niet zonder toestemming buiten de Europese landsgrenzen
van Nederland. Betrokkene overlegt hierover vooraf met de reclassering, het Openbaar Ministerie beslist;
18. Betrokkene zal zich onthouden van criminele, illegale of ongeoorloofde activiteiten;
19. Betrokkene meldt alle contacten met politie en/of justitie;
20. Betrokkene werkt mee aan identificatie door middel van controle van het identiteitsbewijs of door middel van een vingerscan.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, kinderrechter als voorzitter, mr. E. de Boer, kinderrechter, mr. T.C. Henniphof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Jbilou, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2017.