ECLI:NL:RBGEL:2017:1040

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 februari 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
05/720228-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Celstraf voor financieel adviseur wegens oplichting van cliënten

Op 24 februari 2017 heeft de Rechtbank Gelderland een 49-jarige man uit Heerde veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, wegens oplichting. De verdachte, werkzaam als financieel adviseur, heeft in de periode van maart 2011 tot en met oktober 2014 meerdere cliënten misleid door hen te laten geloven dat zij geld moesten overmaken naar zijn rekening voor de aflossing van hypotheken of voor spaarvormen. In werkelijkheid heeft hij het ontvangen geld, dat in totaal meer dan € 100.000,-- bedroeg, voor eigen doeleinden gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn vertrouwenspositie en dat zijn handelen getuigt van een gebrek aan professioneel fatsoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, maar niet aan verduistering, en heeft hem vrijgesproken van dat deel van de tenlastelegging. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, het aantal slachtoffers en de financiële problemen die de slachtoffers door zijn handelen hebben ondervonden. De verdachte heeft geen strafblad en de reclassering schat het recidiverisico als laag in. De rechtbank heeft een gevangenisstraf opgelegd die iets lager is dan geëist door de officier van justitie, mede vanwege het tijdsverloop in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720228-15
Datum uitspraak : 24 februari 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum] 1967 te Heerde, wonende te [adres] ,
raadsvrouw: mr. M.J.G. Jolink, advocaat te Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 10 februari 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 29 augustus 2012 tot en met 1 oktober 2014,
- op of omstreeks 31 augustus 2012 (aangever [benadeelde 1] / [benadeelde 2] ) en/of
- op of omstreeks 14 februari 2013 (aangever [benadeelde 3] ) en/of
- in of omstreeks de periode 14 maart 2013 tot en met 19 maart 2013 (aangever [benadeelde 4] ) en/of
- in of omstreeks de periode 24 april 2013 tot en met 26 april 2013 (aangever [benadeelde 5] ) en/of
- in of omstreeks de periode 24 oktober 2013 tot en met 1 oktober 2014 (aangever [benadeelde 6] ) en/of
- in of omstreeks de periode 21 november 2013 tot en met 16 januari 2014 (aangever [benadeelde 7] ) en/of
- op of omstreeks 6 juni 2014 (aangever [benadeelde 8] )
te Heerde, althans elders in Nederland, opzettelijk (telkens) een of meer geldbedrag(en) ter hoogte van
- 6.000,00 euro en/of 10.000,00 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), die/dat geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
-- 20.000,00 euro, althans enig geldbedrag, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 3] en/of
- 10.000,00 euro en/of 22.751,59 euro, althans enig geldbedrag dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde 4] en/of
- 19.212,00 euro, althans enig geldbedrag, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 5] en/of
- 10.000,00 euro, althans enig geldbedrag, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 6] en/of
- 5.430,00 en/of 5.430,00 euro, althans enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde 7] en/of
- 18.500,00 euro, althans enig geldbedrag, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 8]
althans enig(e) geldbedrag(en), in elk geval aan een ander of anderen toebehorend dan aan verdachte,
en welk(e) geldbedrag(en) verdachte uit hoofde van zijn persoon1ijke dienstbetrekking en/of zijn beroep zijnde die van belasting- en/of hypotheekadviseur, althans financieel adviseur, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
EN/OF dat
hij in of omstreeks de periode maart 2011 tot en met september 2014 te Heerde, althans elders in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] in of omstreeks de periode maart 2011 tot en met december 2012 en/of
- [benadeelde 3] in of omstreeks de periode februari 2013 tot en met september 2014 en/of
- [benadeelde 4] in op omstreeks de periode december 2012 tot en met april 2014 en/of
- [benadeelde 5] in of omstreeks april 2014 tot en met juli 2014 en/of
- [benadeelde 6] in of omstreeks de periode juli 2013 tot en met april 2014 en/of
- [benadeelde 7] in of omstreeks de periode november 2013 tot en met juli 2014 en/of
- [benadeelde 8] in of omstreeks de periode juni 2014 tot en met juli 2014
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
- de afgifte van (een) geldbedrag(en) van 6.000,00 en/of 10.000,00 euro, door [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] voor te houden dat zij, teneinde hypotheekkosten te verlagen, (een) geldbedrag(en) moesten overmaken naar de bankrekening van [verdachte 1] , en/of (waarna) hij/zij genoemd(e) geldbedrag(en) overmaakte(n) naar de bankrekening van [verdachte 1] en/of (waarna) hij, verdachte, de/het ontvangen geldbedrag(en) niet inzette voor
en/of voor andere doeleinden inzette dan het verlagen van de hypotheekkosten van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , en/of
- de afgifte van een geldbedrag van 20.000,00 euro, althans enig geldbedrag, door die [benadeelde 3] voor te houden dat zij, teneinde (een deel) van haar hypotheek af te lossen, (een) geldbedrag(en) moest overmaken naar de bankrekening van [verdachte 1] , en/of (waarna) zij genoemd geldbedrag overmaakte naar de bankrekening van [verdachte 1] en/of (waarna) hij, verdachte, het ontvangen geldbedrag niet inzette, en/of
voor andere doeleinden inzette dan voor het verlagen van de hypotheekkosten van [benadeelde 3] , en/of
- de afgifte van (een) geldbedrag(en) van 10.000,00 en/of 22.751,59 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), door [benadeelde 4] voor te houden dat hij, teneinde naar een andere hypotheekverstrekker over te stappen, (een) geldbedrag(en) moest (laten) overmaken naar de bankrekening van [verdachte 1] , en/of (waarna) hij, [benadeelde 4] , het/de genoemde geldbedrag(en) overmaakte/ liet overmaken naar de bankrekening van [verdachte 1]
en/of (waarna) hij, verdachte, de/het ontvangen geldbedrag(en) niet inzette, en/of voor andere doeleinden inzette dan voor de overstap naar een andere hypotheekverstrekker voor [benadeelde 4] , en/of
- de afgifte van een geldbedrag van 19.212,00 euro, althans enig geldbedrag, door die [benadeelde 5] voor te houden dat hij, teneinde minder belasting af te dragen, (een) geldbedrag(en) moest overmaken naar de bankrekening van [verdachte 1] en/of (waarna) die [benadeelde 5] het genoemde geldbedrag overmaakte naar de bankrekening van [verdachte 1] en/of (waarna) hij, verdachte, de/het ontvangen geldbedrag(en) niet inzette, en/of voor andere doeleinden inzette dan het verminderen van de belastingafdracht van [benadeelde 5] , en/of
- de afgifte van een geldbedrag van 10.000,00 euro, althans enig geldbedrag, door [benadeelde 6] voor te houden dat zij, teneinde haar belastingafdracht te verlagen, een of meerdere geldbedragen moest overmaken naar de bankrekening van [verdachte 1] , zodat hij, verdachte, de bedragen in een spaarpolis kon storten en/of (waarna) zij, [benadeelde 6] , het genoemde geldbedrag overmaakte
naar de bankrekening van [verdachte 1] en/of (waarna) hij, verdachte, het ontvangen geldbedrag niet inzette voor en/of inzette voor andere doeleinden dan het storten in een spaarpolis op naam van [benadeelde 6] , en/of
- de afgifte van (een) geldbedrag(en) van 5.430,00 en/of 5.430,00 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), door [benadeelde 7] voor te houden dat hij, teneinde een belastingvoordeel te behalen bij het (deels) aflossen van een hypotheek, vóór 2014 (een) geldbedrag(en) moest overmaken naar de bankrekening van [verdachte 1] en/of (waarna) hij, [benadeelde 7] , genoemd(e) geldbedrag(en) overmaakte naar de bankrekening van [verdachte 1] en/of (waarna) hij, verdachte, de/het ontvangen geldbedrag(en) niet inzette, en/of voor andere doeleinden inzette dan voor het (deels) aflossen van de hypotheek van [benadeelde 7] , en/of
- de afgifte van een geldbedrag van 18.500,00 euro, althans enig geldbedrag, door [benadeelde 8] voor te houden dat hij, teneinde een rentevoordeel te behalen, vóór 1 juli 2014 via internet een spaarrekening door hem, verdachte, moest laten openen en op die rekening (een) geldbedrag(en) moest laten storten en/of (waarna) die [benadeelde 8] een geldbedrag stortte op de bankrekening van [verdachte 1] , en/of (waarna) hij, verdachte, het ontvangen bedrag niet inzette, en/of voor andere doeleinden inzette dan het met een rentevoordeel deponeren van een geldbedrag op een spaarrekening van [benadeelde 8] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van geldbedragen van de aangevers. Voorts heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan oplichting, zodat hij voor dat deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het feitelijke gedeelte van de tenlastelegging bekend. De verdediging heeft aangegeven zich aan te sluiten bij de officier van justitie voor wat betreft de bewezenverklaring.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , p. 17 en 18;
  • het proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 1] , p. 27 en 28;
  • het proces-verbaal van onderzoek financiële gegevens, p. 51 t/m 64;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 2] , p. 72 en 73;
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] , p. 106 en 107;
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 4] , p. 185;
  • het proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 4] , p. 195 t/m 197;
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5] , p. 271 en 272;
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 6] , p. 338, 340 en 341;
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 7] , p. 409 en 410;
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 8] , p. 472 en 473;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 februari 2017.
Uit voorgaande bewijsmiddelen heeft de rechtbank het volgende afgeleid. Verdachte had voorafgaand aan zijn strafbare handelen een vertrouwensband met de aangevers. Hij werkte als financieel adviseur en heeft diverse financiële zaken voor de aangevers ook naar behoren verzorgd. Met sommige aangevers had verdachte een vriendschaps- dan wel familieband. In het kader van zijn financiële dienstverlening heeft verdachte de aangevers bewogen tot het overboeken van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen op zijn (zakelijke) bankrekening. Daartoe heeft verdachte per aangever verschillende redenen aangevoerd, zoals het aflossen van een hypotheek of het openen van een nieuwe spaarrekening. Daarbij heeft verdachte toegezegd de ontvangen bedragen door te boeken naar de door hem voorgehouden doelen. Verdachte heeft echter de geldbedragen voor zijn eigen doeleinden gebruikt.
Verdachte heeft verklaard dat hij bij zijn handelen wist dat het hoogst ongebruikelijk was om cliënten van een financieel adviseur om geldbedragen, bestemd voor andere doeleinden, eerst op de bankrekening van de financieel adviseur te laten storten. Gebruikmakend van de bestaande vertrouwensband, heeft verdachte de aangevers toch bewogen de geldbedragen op die manier aan hem over te maken. Hierbij hield verdachte de aangevers een financieel advies voor en zegde daarbij toe voor de uitvoering van dat advies zorg te dragen; bijvoorbeeld: doorbetaling van de gelden ter aflossing van een hypotheekschuld of ter storting op een te openen spaarrekening. In sommige gevallen heeft verdachte zijn advies per email bevestigd. Daarbij was echter voor verdachte van meet af aan duidelijk dat hij de overgemaakte geldbedragen zou gaan gebruiken voor een ander doel dan hij de betreffende benadeelde heeft doen geloven: zijn financiële (bedrijfs)toestand was slecht en hij had de betreffende geldbedragen nodig om naar zijn zeggen het ene gat met het andere te dichten. Om die reden liet hij de gelden overmaken naar zijn eigen rekening. Ook uit de smoezen en leugens die verdachte aangevers vertelde toen zij onraad roken en informeerden naar de afwikkeling rondom de betalingen (aflossing hypotheek, storting op spaarrekening e.d.), blijkt het oogmerk van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee sprake van een samenweefsel van verdichtsels als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van strafrecht. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van oplichting.
Uit het voorgaande vloeit voort dat verdachte de geldbedragen door de oplichting onder zich heeft gekregen. Nu hij de bedragen niet anders dan door misdrijf onder zich had, kan er geen sprake zijn van verduistering. Van dit deel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode maart 2011 tot en met september 2014
te Heerde, althans eldersin Nederland met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door
het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of dooreen samenweefsel van verdichtsels,
- [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] in
of omstreeksde periode maart 2011 tot en met december 2012 en
/of
- [benadeelde 3] in
of omstreeksde periode februari 2013 tot en met september 2014 en
/of
- [benadeelde 4] in
op omstreeksde periode december 2012 tot en met april 2014 en
/of
- [benadeelde 5] in
of omstreeksapril 2014 tot en met juli 2014 en
/of
- [benadeelde 6] in
of omstreeksde periode juli 2013 tot en met april 2014 en
/of
- [benadeelde 7] in
of omstreeksde periode november 2013 tot en met juli 2014 en
/of
- [benadeelde 8] in
of omstreeksde periode juni 2014 tot en met juli 2014
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten
- de afgifte van
(een)geldbedrag
(en
)van 6.000,00 en
/of10.000,00 euro, door [benadeelde 1]
en/of [benadeelde 2] voor te houden dat zij, teneinde hypotheekkosten te verlagen,
(een)geldbedrag
(en
)moesten overmaken naar de bankrekening van [verdachte 1] , en
/of(waarna) hij/zij genoemd
(e
)geldbedrag
(en
)overmaakte
(n
)naar de bankrekening van [verdachte 1] en
/of(waarna) hij, verdachte, de
/hetontvangen geldbedrag
(en
) niet inzette voor
en/ofvoor andere doeleinden inzette dan het verlagen van de hypotheekkosten van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , en
/of
- de afgifte van een geldbedrag van 20.000,00 euro,
althans enig geldbedrag,door die [benadeelde 3] voor te houden dat zij, teneinde (een deel) van haar hypotheek af te lossen,
(een
)geldbedrag
(en)moest overmaken naar de bankrekening van [verdachte 1] , en
/of(waarna) zij genoemd geldbedrag overmaakte naar de bankrekening van [verdachte 1] en
/of(waarna) hij, verdachte, het ontvangen geldbedrag
niet inzette, en/of
voor andere doeleinden inzette dan voor het verlagen van de hypotheekkosten van [benadeelde 3] , en
/of
- de afgifte van
(een
)geldbedrag
(en)van 10.000,00
en/of 22.751,59euro,
althans enig(e) geldbedrag(en),door [benadeelde 4] voor te houden dat hij, teneinde naar een andere hypotheekverstrekker over te stappen,
(een
)geldbedrag
(en)moest (laten) overmaken naar de bankrekening van [verdachte 1] , en
/of(waarna) hij, [benadeelde 4] , het
/degenoemde geldbedrag
(en)overmaakte
/ liet overmakennaar de bankrekening van [verdachte 1]
en
/of(waarna) hij, verdachte,
de/het ontvangen geldbedrag
(en) niet inzette, en/of voor andere doeleinden inzette dan voor de overstap naar een andere hypotheekverstrekker voor [benadeelde 4] , en
/of
- de afgifte van een geldbedrag van 19.212,00 euro
, althans enig geldbedrag,door die [benadeelde 5] voor te houden dat hij, teneinde minder belasting af te dragen,
(een
)geldbedrag
(en)moest overmaken naar de bankrekening van [verdachte 1] en
/of(waarna) die [benadeelde 5] het genoemde geldbedrag overmaakte naar de bankrekening van [verdachte 1] en
/of(waarna) hij, verdachte,
de/het ontvangen geldbedrag
(en) niet inzette, en/ofvoor andere doeleinden inzette dan het verminderen van de belastingafdracht van [benadeelde 5] , en
/of
- de afgifte van een geldbedrag van 10.000,00 euro
, althans enig geldbedrag,door [benadeelde 6] voor te houden dat zij, teneinde haar belastingafdracht te verlagen, een
of meerderegeldbedrag
enmoest overmaken naar de bankrekening van [verdachte 1] , zodat hij, verdachte, de bedragen in een spaarpolis kon storten en
/of(waarna) zij, [benadeelde 6] , het genoemde geldbedrag overmaakte
naar de bankrekening van [verdachte 1] en
/of(waarna) hij, verdachte, het ontvangen geldbedrag
niet inzette voor en/ofinzette voor andere doeleinden dan het storten in een spaarpolis op naam van [benadeelde 6] , en
/of
- de afgifte van
(een)geldbedrag
(en
)van 5.430,00 en
/of5.430,00 euro
, althans enig(e) geldbedrag(en),door [benadeelde 7] voor te houden dat hij, teneinde een belastingvoordeel te behalen bij het (deels) aflossen van een hypotheek, vóór 2014
(een)geldbedrag
(en
)moest overmaken naar de bankrekening van [verdachte 1] en
/of(waarna) hij, [benadeelde 7] , genoemd
(e
)geldbedrag
(en
)overmaakte naar de bankrekening van [verdachte 1] en
/of(waarna) hij, verdachte, de
/hetontvangen geldbedrag
(en
) niet inzette, en/ofvoor andere doeleinden inzette dan voor het (deels) aflossen van de hypotheek van [benadeelde 7] , en
/of
- de afgifte van een geldbedrag van 18.500,00 euro
, althans enig geldbedrag,door [benadeelde 8] voor te houden dat hij, teneinde een rentevoordeel te behalen, vóór 1 juli 2014 via internet een spaarrekening door hem, verdachte, moest laten openen en op die rekening
(een
)geldbedrag
(en)moest laten storten en
/of(waarna) die [benadeelde 8] een geldbedrag stortte op de bankrekening van [verdachte 1] , en
/of(waarna) hij, verdachte, het ontvangen bedrag
niet inzette, en/ofvoor andere doeleinden inzette dan het met een rentevoordeel deponeren van een geldbedrag op een spaarrekening van [benadeelde 8] .
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van verduistering zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ervoor gepleit dat verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd. Een passende straf zou kunnen zijn een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij een forse taakstraf. Op die manier behoudt verdachte zijn werk en kan hij aangevers afbetalen. Mocht de rechtbank overgaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan verzoekt de verdediging een beduidend lagere gevangenisstraf op te leggen dan gevorderd door de officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 23 december 2016 en
- voorlichtingsrapporten van Reclassering Nederland van 7 februari 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich in een kleine twee jaar tijd schuldig heeft gemaakt aan het oplichten van 7 personen. Als belasting-, hypotheek danwel financieel adviseur had verdachte het vertrouwen van deze klanten. Dat vertrouwen heeft verdachte beschaamd door hen te verleiden geld dat bestemd was voor aflossing op de hypotheek of voor een storting op de spaarrekening naar zijn rekening over te maken. Zoiets is ook volgens verdachte zeer ongebruikelijk; hij deed het uit geldnood. Via verdachtes bankrekening verdween het geld in een bodemloze put die volgens verdachte door de financiële crisis was ontstaan. Toen zijn klanten onraad roken, hield verdachte ze met smoesjes en leugens aan het lijntje. Verdachtes handelen geeft blijk van een gebrek aan schaamte en professioneel fatsoen. Hoewel verdachte zelf zegt dat hij het ene gat met het andere vulde en dat hij veel betalingen contant deed, is in deze procedure niet duidelijk geworden wat verdachte precies met het geld (ruim € 100.000,--) heeft gedaan. Bovendien zijn meerdere klanten door toedoen van verdachte in financiële problemen gekomen. Verdachte heeft het vertrouwen geschonden dat men moet kunnen stellen in (tussen)personen die zich met financiële dienstverlening bezig houden.
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in contact is gekomen. Zijn strafblad is blanco.
De rechtbank overweegt dat in deze zaak sprake is van enig tijdsverloop, dat niet aan de proceshouding van verdachte te wijten is. Het eindproces-verbaal is namelijk op 1 september 2015 gesloten, terwijl de zaak zonder aanwijsbare oorzaak pas is aangebracht tegen de zitting van 10 februari 2017.
De reclassering schat in dat het recidiverisico laag is omdat verdachte de gevolgen van zijn handelen heeft ondervonden, waaronder een echtscheiding, het verlies van de koopwoning en verlies van sociale contacten. Geadviseerd wordt verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, zonder bijzondere voorwaarden.
Alles overwegende komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden geen bijzondere voorwaarden verbonden. Deze straf is enigszins lager dan door de officier van justitie gevorderd omdat de rechtbank het tijdsverloop meeweegt. De rechtbank ziet in vooral de ernst van de gepleegde feiten en het aantal feiten geen aanleiding voor oplegging van een kortere vrijheidsstraf, een langer voorwaardelijk strafdeel en/of een andere strafsoort zoals een werkstraf. Ook de omstandigheid dat het houden van een baan hem in staat zal stellen de slachtoffers terug te betalen, is voor de rechtbank vanwege het vorenstaande geen reden voor aan lagere of andere strafsoort of -maat. De tijd in verzekering doorgebracht, wordt op de op te leggen straf in mindering gebracht.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Zes benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd worden de volgende bedragen:
  • [benadeelde 1], een bedrag van € 12.052,35, waarvan € 200,00 aan immateriële schade;
  • [benadeelde 3], een bedrag van € 20.258,64;
  • [benadeelde 5], een bedrag van € 19.212,00;
  • [benadeelde 6], een bedrag van € 11.161,57;
  • [benadeelde 7], een bedrag van € 12.404,25;
  • [benadeelde 8], een bedrag van € 10.758,75 en een bedrag van €1.157,77 in verband met de proceskosten in verband met de gevoerde civiele procedure.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de benadeelde partijen die reeds een civiele procedure hebben gestart niet binnen deze strafprocedure kunnen worden ontvangen in hun vordering. De vordering van [benadeelde 1] voor zover deze ziet op de € 200,00 aan immateriële schade is wel ontvankelijk, nu [benadeelde 1] dit deel niet aan de civiele rechter heeft voorgelegd.
Voor het overige kunnen de vorderingen van de benadeelden volledig worden toegekend.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het standpunt van de officier van justitie overgenomen.
Beoordeling door de rechtbank
Gebleken is dat de benadeelden [benadeelde 1] en [benadeelde 8] met betrekking tot het tenlastegelegde handelen van verdachte hun vordering reeds aan de civiele rechter hebben voorgelegd. De hieruit voortgekomen vonnissen zijn onherroepelijk geworden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat deze benadeelden geen belang meer hebben hun vordering alsnog bij de strafrechter aan te brengen (vgl. Hoge raad 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3490). Dat slechts bij de strafrechter de schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd, doet hieraan niet af.
Voor zover de vordering van [benadeelde 1] ziet op vergoeding van geleden immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op hetgeen hiervoor bewezen is verklaard, doet zich niet de omstandigheid voor dat verdachte het oogmerk had op het toebrengen van niet in vermogensschade bestaand nadeel. Nu voorts geen sprake is van een van de andere gronden voor immateriële schadevergoeding zoals neergelegd in artikel 106 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek kan dit verzoek reeds hierom niet worden toegekend.
De rechtbank zal derhalve de vorderingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 8] geheel afwijzen.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde [benadeelde 3] overweegt de rechtbank als volgt.
Benadeelde [benadeelde 3] heeft onder meer de door verdachte voor zijn dienstverlening in rekening gebrachte kosten opgevoerd als schadepost.
Slechts die kosten die in rechtstreeks verband staan met het bewezen verklaarde handelen van verdachte kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Naar het oordeel van de rechtbank liggen de voor de dienstverlening van verdachte in rekening gebrachte kosten niet in rechtstreeks verband met de hier bewezenverklaarde oplichting. De vordering van [benadeelde 3] zal dan ook voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Hierdoor behoudt [benadeelde 3] de mogelijkheid zich tot de civiele rechter te wenden met een schadevergoedingsverzoek in verband met een mogelijke toerekenbare tekortkoming in de nakoming door verdachte.
Voor het overige is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vorderingen zijn voor toewijzing vatbaar tot bedragen van:
  • [benadeelde 3], een bedrag van € 20.000,00, de gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 14 februari 2013;
  • [benadeelde 5], een bedrag van € 19.212,00, de gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 24 april 2013;
  • [benadeelde 6], een bedrag van € 11.161,57, de gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 25 oktober 2013;
  • [benadeelde 7], een bedrag van € 12.404,25, de gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 30 december 2013.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
  • bepaalt, dat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot
  • bepaalt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen.
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijenvan de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag wettelijke rente vanaf
- [benadeelde 3] € 20.000,00 14 februari 2013(twintigduizend euro);
- [benadeelde 5] € 19.212,00 24 april 2013
(negentienduizend tweehonderd twaalf euro);
- [benadeelde 6] € 11.161,57 25 oktober 2013
(elfduizend honderdeenenzestig euro en zevenenvijftig eurocent);
- [benadeelde 7] € 12.404,25 30 december 2013
(twaalfduizend vierhonderdvier euro en vijfentwintig eurocent);
 legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende benadeelde partij(en) te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis
- [benadeelde 3] € 20.000,00 108 (honderdacht) dagen;
- [benadeelde 5] € 19.212,00 105 (honderdvijf) dagen;
- [benadeelde 6] € 11.161,57 72 (tweeënzeventig) dagen;
- [benadeelde 7] € 12.404,25 80 (tachtig) dagen;
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst af de vorderingen van de benadeelden [benadeelde 1] en [benadeelde 8] .
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. N.C. van Lookeren Campagne en mr. S.W. Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 februari 2017.
De griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/720228-15
Uitspraak d.d.: 24 februari 2017
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 24 februari 2017.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
en , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte 1], is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsman, mr. M.J.G. Jolink, is wel / niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, districtsrecherche Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer: 2015415575, gesloten op 1 september 2015, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.