ECLI:NL:RBGEL:2017:1024

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
C/05/286887/HA ZA 15-417
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot betaling van juridische kosten in verband met koopovereenkomst en belastingschade

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, hebben eisers, wonende te Montfoort, een vordering ingesteld tegen BPD Ontwikkeling B.V. inzake de vergoeding van juridische kosten die zij hebben gemaakt in bezwaar- en beroepsprocedures tegen de belastingdienst. De rechtbank heeft op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, die voortvloeide uit een eerdere uitspraak van 12 oktober 2016. De eisers vorderden onder andere een verklaring voor recht dat BPD gehouden is de kosten van fiscaal adviseurs en advocaten te vergoeden, alsook de belastingschade die voortvloeide uit de verkoop van landbouwgronden. De rechtbank oordeelde dat BPD, op basis van de koopovereenkomst, verplicht was om deze kosten te vergoeden, inclusief de kosten die verband hielden met hoger beroep en cassatie. De rechtbank stelde vast dat BPD niet had betwist dat de facturen van de adviseurs waren voldaan en dat de kosten voor vergoeding in aanmerking kwamen. Uiteindelijk werd BPD veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 6.597.170,33, vermeerderd met rente, en werd BPD ook in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen onder de koopovereenkomst en de noodzaak voor duidelijke communicatie over juridische kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/286887 / HA ZA 15-417 / 546/871
Vonnis van 1 februari 2017
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te Montfoort,
eisers,
advocaat mr. J.J.M. van Lint te Sassenheim,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BPD ONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Hoevelaken (gemeente Nijkerk),
gedaagde,
advocaat mr. R.P.M. de Laat te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eisers] en BPD genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 oktober 2016 en de daarin genoemde processtukken
  • de akte van [eisers]
  • de antwoordakte van BPD.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij voornoemd tussenvonnis van 12 oktober 2016 is [eisers] in de gelegenheid gesteld om bij akte facturen en specificaties te overleggen die betrekking hebben op de door hem gevorderde vergoeding van de kosten die hij heeft moeten maken voor de beroepsprocedure en de cassatieprocedure tegen de belastingdienst (zie overweging 2.21. van voornoemd tussenvonnis).
2.2.
[eisers] heeft bij akte een Excelbestand overgelegd met een overzicht van de door hem betaalde facturen van [naam 1] Fiscaal Juridisch en Bedrijfseconomisch Adviesbureau (hierna: [naam 1]) en [naam 2] advocaten-belastingkundigen (hierna [naam 2]). Voorts heeft [eisers] de onderliggende facturen overgelegd, de urenspecificaties van [naam 2], een e-mailbericht van 8 november 2016 van mr. [naam 4] van [naam 1] aan de advocaat van [eisers] met een nadere specificatie van de facturen van [naam 1], alsmede een emailbericht van 7 november 2016 van de heer [naam] van Administratiekantoor [naam 3], waarin hij verklaart dat uit een controle van de administratie van [eisers] blijkt dat de facturen van [naam 1] en [naam 2] zijn voldaan. Daarnaast heeft [eisers] betalingsbewijzen uit het administratiesysteem van [naam 3] overgelegd waaruit dat blijkt.
BPD heeft bij antwoordakte gereageerd.
2.3.
Het betoog van BPD dat artikel 17 van de koopovereenkomst geen grondslag zou bieden voor vergoeding van de juridische kosten die [eisers] heeft moeten maken voor de hoger beroepsprocedure en de cassatieprocedure omdat in deze bepaling gesproken wordt van ‘de kosten voor bezwaar- en beroepsprocedure’, zoals BPD stelt, slaagt niet. Voornoemd artikel luidt immers als volgt:

Indien de verkoper[ [eisers] , rechtbank]
een belastingaanslag ontvangt en verkoper deze conform artikel 4 lid 1 op de koper[BPD, rechtbank]
kan verhalen, dan dient verkoper de koper over deze aanslag tijdig te informeren (…). Wanneer koper dat wenst zal hij namens verkoper tegen de opgelegde aanslagen bezwaar en/of beroep instellen. Verkoper zal koper volledige inzage van de benodigde stukken verlenen en waar nodig zal verkoper de bezwaar-/beroepsprocedure doorvoeren tot de hoogste instantie. De kosten van de bezwaar-/beroepsprocedure zullen voor rekening van de koper zijn.’.
Gelet op deze formulering en de bewoordingen ‘tot de hoogste instantie’ is de rechtbank van oordeel dat ook het hoger beroep en de cassatie onder voornoemd artikel vallen. Mede gelet op hetgeen in voornoemd tussenvonnis onder 2.21. is overwogen, is BPD dan ook in beginsel gehouden de kosten te vergoeden die [eisers] heeft gemaakt voor hoger beroep en cassatie.
2.4.
Vervolgens ligt de vraag voor welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen nu BPD, kort samengevat, aanvoert dat de facturen onvoldoende zijn onderbouwd wegens het ontbreken van urenspecificaties van [naam 1] en wegens het ontbreken van een zichtbaar verband tussen de declaraties van [naam 2] en de daaraan ten grondslag gelegde urenspecificaties.
2.5.
De rechtbank stelt allereerst vast dat BPD niet (langer) betwist dat [eisers] de in geding zijnde facturen van [naam 1] en [naam 2] heeft voldaan, hetgeen ertoe leidt dat BPD deze facturen op grond van artikel 17 van de koopovereenkomst als kosten van de bezwaar- en beroepsprocedure aan [eisers] moet vergoeden, althans voor het gedeelte dat daarop betrekking heeft. Voor de facturen van [naam 1] is dat tussen partijen in discussie. [eisers] heeft voor alle facturen van [naam 1] aangegeven welk gedeelte daarop betrekking heeft. Dat onderbouwt hij met het e-mailbericht van [naam 4] van [naam 1] van 8 november 2016 waarin voor elke factuur afzonderlijk is toegelicht welke werkzaamheden zijn verricht, de tijd die daarmee was gemoeid en het bedrag dat daarvoor in rekening is gebracht. BPD heeft deze toelichting niet anders bestreden dan door te stellen dat het op de weg van [eisers] had gelegen om van [naam 1] te verlangen dat een duidelijk onderscheid zou worden gemaakt tussen de verschillende werkzaamheden en dat de verrichte werkzaamheden zouden worden onderbouwd met urenspecificaties. De toelichting in de hiervoor genoemde e-mail geeft naar het oordeel van de rechtbank echter voldoende inzicht in de uitgevoerde werkzaamheden. Niet valt in te zien in welke zin urenspecificaties tot meer inzicht zullen leiden in wat er voor welke werkzaamheden is gedeclareerd.
2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank kan BPD [eisers] (thans) niet tegenwerpen dat zij de facturen van [naam 1] en [naam 2] niet tot in detail, met tijdseenheden van enkele minuten, kan controleren wegens het ontbreken van urenspecificaties of door het ontbreken van een inzichtelijk verband tussen de facturen en de urenspecificaties van [naam 2]. Zoals reeds in voormeld tussenvonnis onder 2.16. is overwogen, had BPD ingevolge artikel 17 van de koopovereenkomst de bevoegdheid om de bezwaar- en beroepsprocedures tot in de hoogste instantie namens [eisers] te voeren en was zij op grond van het daarover bepaalde in de overeenkomst in de positie om [eisers] daarbij inhoudelijke ondersteuning te geven. Hieruit volgt dat BPD zèlf de regie in deze procedures had kunnen hebben. Als zij dat had gewild, dan had zij de facturatie en de daaraan ten grondslag liggende werkzaamheden kunnen volgen en had zij, zo nodig, daarop kunnen sturen door aan te geven welke werkzaamheden zouden moeten worden uitgevoerd, door wie en tegen welk tarief. Dat heeft zij niet gedaan. BPD heeft niet gesteld dat de facturen niet juist zijn, laat staan dat zij heeft gesteld dat [eisers] daarover had moeten klagen bij [naam 1] of [naam 2], of deze niet had moeten betalen. BPD voert voorts nog aan dat het niet nodig was om in plaats van een enkele fiscalist, twee fiscalisten van [naam 1] in te schakelen. Gezien de complexiteit van de zaak en de duur ervan, komt dat de rechtbank echter niet onlogisch of onjuist voor.
2.7.
[eisers] vordert onder II een verklaring voor recht dat BPD gehouden is voormelde kosten ad in totaal € 127.033,33 te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente. Hij vordert geen veroordeling tot betaling daarvan. De rechtbank gaat ervan uit dat dit op een vergissing berust aangezien ten aanzien van de belastingschade zoals gevorderd onder I naast een verklaring voor recht wèl een veroordeling tot betaling is gevorderd. Niet valt in te zien dat [eisers] bedoeld heeft ten aanzien van de juridische kosten slechts een verklaring voor recht te vorderen. Evenmin is gebleken dat BPD dit zo heeft opgevat. Om die reden zal de rechtbank ook ten aanzien van het onder II gevorderde, BPD veroordelen tot betaling daarvan.
2.8.
BPD zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 98,98
- griffierecht 1.533,00
- salaris advocaat
8.027,50(2,5 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 9.659,48
2.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in het incident
2.10.
De proceskosten in het incident worden toegewezen zoals overwogen onder 2.6. van het vonnis in het incident van 24 februari 2016.

3.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
3.1.
verklaart voor recht dat BPD gehouden is de belastingschade van [eisers] als gevolg van de verkoop van de landbouwgronden, alsmede de kosten van de belastingdienst ter zake inning te vergoeden en voorts te vergoeden de kosten die [eisers] heeft gemaakt voor fiscaal adviseurs en advocaten in het kader van de procedures tegen de belastingdienst,
3.2.
veroordeelt BPD tot betaling aan [eisers] van een schadevergoeding van € 6.597.170,33 (€ 4.484.963,00 + € 1.985.156,00 + € 18,00 + € 127.033,33), vermeerderd met de heffingsrente vanaf 27 maart 2015 tot aan de dag van volledige betaling over de hoofdsom van € 4.484.963,00 en vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 127.033,33 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt BPD in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 9.659,48,
3.4.
veroordeelt BPD in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat BPD niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in het incident
3.6.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van BPD tot op heden begroot op € 3.211,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, mr. R.J.J. van Acht en mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2017.
Coll: PM