ECLI:NL:RBGEL:2017:1023

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
C/05/287012/HA ZA 150425
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolg op eerdere uitspraak over de authenticiteit van een handtekening in een overeenkomst met betrekking tot vervanging van zinken goten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen eiser en gedaagde over de authenticiteit van een handtekening op een overeenkomst voor de vervanging van zinken goten. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.W.J. Hopmans, stelt dat gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Verweij, een overeenkomst heeft ondertekend waarin een bedrag van € 3.950,00 per kant is overeengekomen. Gedaagde betwist echter de handtekening op het document en stelt dat deze niet van hem is. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de handtekening te onderzoeken, en het deskundigenrapport heeft geconcludeerd dat de handtekening zeer waarschijnlijk door gedaagde is geplaatst. Gedaagde houdt vol dat hij het document nooit heeft ondertekend en beweert dat eiser het document heeft vervalst door delen van een ander document te gebruiken. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol voor akte uitlating, waarbij eiser in de gelegenheid wordt gesteld om te reageren op de argumenten van gedaagde. De beslissing in deze zaak is aangehouden in afwachting van de door eiser te nemen akte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/287012 / HA ZA 15-425
Vonnis van 1 februari 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te Siebengewald,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.W.J. Hopmans te Groesbeek,
tegen
[gedaagde],
wonende te Nijmegen,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.J. Verweij te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 april 2016,
  • het deskundigenbericht van 30 september 2016,
  • de conclusie na deskundigenbericht tevens akte uitlating tussenvonnis van [eiser] ,
  • de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde] .
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie
2.1. In het tussenvonnis van 17 februari 2016 is onder meer het volgende overwogen. [gedaagde] erkent dat hij aan [eiser] opdracht heeft gegeven tot het vervangen van de zinken goten. Hij betwist echter dat partijen daarvoor € 3.950,00 per kant (voor- en achterkant van het huis) zijn overeengekomen, anders dan uit het handgeschreven document met de datum 15 augustus 2008 zou moeten volgen. Volgens [gedaagde] is de handtekening op dat document niet van hem, althans heeft hij die handtekening niet onder dat document gezet. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de vraag te beantwoorden of het genoemde document door [gedaagde] is ondertekend. De deskundige heeft gerapporteerd op 30 september 2016. In het rapport staat onder meer:

2.HET ONDERZOEKSMATERIAAL

2.1
Betwist materiaal
Object van onderzoek is de met X gekenmerkte schrijfproductie op een document dat door mr. J.W.J. Hopmans in de originele vorm voor het onderzoek ter beschikking is gesteld en na afloop van het onderzoek aan deze is geretourneerd:
X Een met balpeninkt vervaardigde handtekening bij de vermelding “voor akkoord klant”, rechtsonder op de achterzijde van een blad papier, waarvan op de voorzijde de tekst van een offerte van MBS Bouw (nr. 2840) is geprint. De akkoordverklaring is gedateerd 15 augustus 2012.

3.BEOORDELING VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN

(...) De materiaaltoetsing leverde de vaststelling op dat het rechts van het midden (aanzicht achterzijde document) in de lengterichting is doorgescheurd, waarbij de scheurrand door de betwiste handtekening verloopt. De beide delen van het document zijn met doorzichtig plakband weer tot een geheel samengesteld, waarbij de scheurranden relatief exact een souche vormen [volgens Van Dale: ‘opnieuw aan elkaar gepast geheel van twee of meer stukken die oorspronkelijk aan elkaar hebben vastgezeten’; rechtbank]. Als gevolg hiervan is slechts een gering deel van de letter “o” in “ [gedaagde] ” niet goed zichtbaar en zijn de beperkingen die dit voor het vergelijkend schriftonderzoek oplevert, te verwaarlozen. (...)
(...)

7.CONCLUSIE

(...) De onderzoeksresultaten zijn
zeer veel waarschijnlijkerwanneer hypothese H1 (de betwiste handtekening is door [gedaagde] op de betwiste overeenkomst geplaatst) waar is, dan wanneer hypothese H2 (de handtekening is door iemand anders in nabootsingsopzet op de betwiste overeenkomst geplaatst) waar is.
2.2.
[eiser] betoogt dat uit het deskundigenrapport volgt, kort samengevat, dat de handtekening op het document door [gedaagde] werd geplaatst. Hij conformeert zich aan het oordeel van de deskundige.
2.3.
[gedaagde] houdt vol dat hij het document nooit heeft ondertekend. Hij betwist de uitkomst van het onderzoek van de deskundige niet, maar betoogt in aansluiting op het onderzoeksrapport dat het onderzochte document bestaat uit twee delen, te weten een bovenste deel met aan de ene kant de tekst van de overeenkomst en aan de andere kant een offerte en een onderste deel met handtekeningen aan beide zijden. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] dit document vervalst, wat hij als volgt toelicht. Enige tijd voordat [eiser] bij hem aan het werk is gegaan, is [gedaagde] bij de gemeente Nijmegen geweest voor het invullen van een formulier ten behoeve van een visum voor een buitenlands echtpaar. Dat formulier bestond uit drie vellen. Bij het invullen van de eerste set heeft [gedaagde] een fout gemaakt. Hij heeft een tweede set ingevuld. De eerste set heeft hij doorgescheurd ter hoogte van zijn handtekeningen. De doorgescheurde vellen heeft hij thuis in de papierbak gedeponeerd. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] de verscheurde vellen uit de papierbak gehaald en het laatste vel, door [gedaagde] aan beide zijden ondertekend, gebruikt voor het fabriceren van het onderzochte document. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] daartoe de delen van dat laatste vel weer aan elkaar geplakt en boven de handtekening de handgeschreven tekst toegevoegd. Hij wijst er daarbij op dat het formulier folioformaat had, dat er boven de handtekening een kleine open ruimte was, dat het onderzochte document aan de bovenkant is afgeknipt en dat het geheel korter is dan A4.
2.4.
[gedaagde] betoogt voorts dat de afspraak waarop [eiser] zich beroept niet tot stand kan zijn gekomen op 15 augustus 2012. Daartoe stelt hij het volgende. De werknemers hebben op 14 augustus naar de goten gekeken. Op die dag heeft [gedaagde] offerte 2840 ontvangen. Op 15 augustus is een aanvang gemaakt met de uitvoering van de werkzaamheden. Op 16 augustus zijn werkzaamheden uitgevoerd, waarna op 17 augustus de conclusie is getrokken dat het beter zou zijn de goten te vervangen dan te repareren, hetgeen heeft geleid tot de door [gedaagde] gestelde mondelinge afspraak. Gezien deze gebeurtenissen op deze data kan volgens [gedaagde] niet een afspraak over het vervangen van de goten zijn gemaakt op 15 augustus.
2.5.
Beide standpunten (manipulatie gemeenteformulier, chronologie) kunnen bij de beoordeling van dit deel van het geschil van belang zijn. [eiser] heeft zich daarover niet kunnen uitlaten. Hij zal in de gelegenheid worden gesteld dat te doen, waarbij hij zich tot deze beide onderwerpen dient te beperken. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rol voor akte. Vervolgens zal opnieuw vonnis worden bepaald.
2.6.
Iedere beslissing zal worden aangehouden in afwachting van de door [eiser] te nemen akte.
in reconventie
2.7.
Iedere beslissing wordt aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1.
stelt [eiser] in de gelegenheid te reageren op de beide argumenten die [gedaagde] in zijn conclusie na deskundigenbericht naar voren heeft gebracht als weergegeven in rechtsoverwegingen 2.3, 2.4 en 2.5 van dit vonnis,
3.2.
verwijst de zaak daarvoor naar de rol van 15 februari 2017 voor akte aan de zijde van [eiser] ,
3.3.
houdt alle beslissingen aan,
in reconventie
3.4.
houdt alle beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2017.