ECLI:NL:RBGEL:2016:864

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 februari 2016
Publicatiedatum
17 februari 2016
Zaaknummer
05/740546-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting, mishandeling en bedreiging binnen een huwelijk met een 38-jarige man uit Wageningen

Op 18 februari 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 38-jarige man uit Wageningen, die werd beschuldigd van verkrachting, mishandeling en bedreiging van zijn echtgenote. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn echtgenote gedurende een periode van bijna twee jaar, van 1 mei 2013 tot en met 11 februari 2015, herhaaldelijk heeft verkracht. Ondanks haar verbale en fysieke verzet heeft hij haar gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zijn echtgenote heeft mishandeld door haar tegen haar borst te stompen of te duwen en dat hij haar en hun kinderen heeft bedreigd met de dood. De bedreigingen waren zo ernstig dat de vrouw vreesde voor haar leven en dat van haar kinderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht om een schadevergoeding van € 5.624,- aan de benadeelde partij te betalen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740546-15
Datum uitspraak : 18 februari 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. K.J. Verrips, advocaat te Wageningen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 februari 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 11 februari 2015 te Wageningen (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] (zijnde verdachtes echtgenote) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten zijn penis in haar vagina brengen, en welk geweld en/of feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld en/of feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan
dat verdachte (telkens) voorbij is gegaan aan het verbale en/of fysieke verzet van die [slachtoffer] en/of door zijn, verdachtes, (toenemende) bedreigingen/agressie tegen die [slachtoffer]
en/of hun kinderen creëren van een angstige situatie voor die [slachtoffer] ;
2.
hij in of omstreeks 11 februari 2015, in elk geval in de maand februari 2015,
te Wageningen zijn echtgenote, [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar (krachtig) tegen haar borst, in elk geval tegen haar bovenlichaam, te stompen en/of te duwen;
3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2013
tot en met 11 februari 2015 te Wageningen [slachtoffer] (zijnde verdachtes echtgenote) en/of hun kinderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] en/of hun kinderen
dreigend de woorden toegevoegd :"ik vermoord jullie" en/of "ik maak jullie
allemaal af" en/of "als je oorlog wil, kun je het krijgen en dan is het een
gezinsdrama" en/of "ik steek jullie allemaal neer", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 1 mei 2013 tot en met 11 februari 2015 woonde verdachte samen met zijn echtgenote [slachtoffer]
(hierna: aangeefster)en hun vier kinderen, in de woning aan [adres 2] . [2] In die periode heeft verdachte seks met aangeefster gehad. Aangeefster heeft hem meer dan eens laten weten dat zij geen seks wilde. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit. De verklaring van aangeefster vindt in voldoende mate steun in de verklaring van getuige [getuige 1] , in de verklaring van de zoon van aangeefster en in de verklaring van verdachte zelf.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken omdat sprake is van onvoldoende wettig dan wel overtuigend bewijs. Het bewijs bestaat uitsluitend uit de verklaringen van aangeefster. Zij verklaart niet over seks met verdachte als gevolg van geweld, bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dan wel verklaart zij niet waar die feitelijkheid uit bestond. Dat zij verklaard heeft dat verdachte haar onderbroek naar beneden trok, zijn penis in haar vagina stak en dat zij verklaard heeft dat zij geen seks wilde, is onvoldoende om bewezen te kunnen verklaren dat de seks onder dwang plaats vond.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft op 21 mei 2015 verklaard dat de eerste keer dat zij seks met verdachte tegen haar wil had, rond mei 2013 was. De laatste keer dat zij seks met verdachte tegen haar wil had, was een paar dagen voor 12 februari 2015. Verdachte was vroeger een lieve en betrouwbare man, maar dat is in de loop van de tijd veranderd. Hij ging veel meer drinken en qat gebruiken en dan kwam hij in de nacht dronken thuis. Aangeefster en de kinderen durfden dan niet naar beneden. Verdachte was dan heel driftig. De kinderen hebben vaak aangegeven bang voor verdachte te zijn. De man-vrouw verhouding binnen hun relatie zag verdachte als: vrouwen zijn niets, mannen hebben alles voor het zeggen. Als hij iets zei, moest het gebeuren. Over de seksuele relatie met verdachte heeft aangeefster verklaard dat verdachte in het begin heel lief was. Tijdens periodes deed hij het heel ruw en moest het ook als aangeefster het niet wilde. Na zo’n periode kwam het wel weer goed, behalve de laatste anderhalf à twee jaar. Verdachte wilde dan steeds seks, maar aangeefster had er geen zin meer in omdat zij bang voor verdachte was. Verdachte was dan altijd onder invloed van qat en was dronken als hij thuis kwam. Dan moest het gebeuren, ook al lag aangeefster te slapen. Er lag een mes onder het kussen van verdachte en in haar achterhoofd had aangeefster altijd de angst dat als ze niet zou meewerken, verdachte dat wel eens zou kunnen gebruiken. Ze zag dan de boosheid in zijn ogen en was bang dat hij het wel zou pakken. Ze weet dat hij het mes onder zijn kussen had want ze schudde het bed elke dag op en dan legde ze het mes in de keukenla of het messenblok maar hij nam het iedere dag weer mee naar boven. Het mes had hij de laatste anderhalf à twee jaar onder zijn kussen. De seks tegen haar wil gebeurde altijd thuis in [adres 2] . Hij kwam dan in de nacht om een uur of vier dronken thuis. Zij lag dan al in bed. Als hij thuis kwam, kwam hij regelrecht naar haar toe en trok haar onderbroek uit. Zij deed haar onderbroek dan weer aan, maar hij deed die weer uit en stopte dan zijn penis in haar vagina. Ze huilde dan van de pijn en heeft wel twintig keer gezegd dat ze het niet wilde. Als hij dan uiteindelijk klaar was zei hij nog: ‘als je maar niet zegt dat dit een verkrachting is, dit hoort zo, je bent mijn vrouw’. Het was gewoon een plicht. Dit ging altijd op dezelfde manier.
Haar buurvrouw [getuige 1] (wonende op huisnummer [adres 3] ) wist dit. Aangeefster heeft de buurvrouw over haar seksleven met verdachte verteld en tegen de buurvrouw gezegd dat aangeefster het moest toelaten. Ongeveer 9 maanden à een jaar geleden heeft aangeefster er voor het eerst met de buurvrouw over gesproken. Daarna heeft ze er met de buurvrouw nog over gesproken vlak voordat aangeefster bij verdachte wegging.
De eerste keer dat aangeefster seks tegen haar wil had met verdachte, kwam verdachte in de nacht thuis. Aangeefster hoorde dit en zat stijf van angst en trok haar dekbed over zich heen en deed alsof ze sliep. Verdachte deed het dekbed van haar af en trok haar onderbroek uit. Aangeefster zei dat ze het niet wilde en trok haar onderbroek weer aan. Dat ging nog een paar keer zo. Toen ging verdachte op haar liggen en stak zijn penis in haar vagina. Ze ging het bed niet uit omdat hij sterker was. Ze probeerde het wel, maar verdachte trok haar iedere keer weer terug. Ze heeft verdachte ook van zich afgeduwd en getrapt. Verdachte werd toen alleen maar bozer.
Het ging altijd op dezelfde manier. In die periode van anderhalf à twee jaar kwam het bijna dagelijks voor. Ze heeft verdachte iedere keer duidelijk gemaakt dat ze geen seks wilde. Dat deed ze door te zeggen dat ze het niet wilde. Ze huilde en probeerde verdachte van zich af te duwen en te trappen en probeerde weg te gaan. Dat is nooit gelukt.
De laatste keer, vlak voor 12 februari 2016, ging hetzelfde als de voorgaande keren. Die nacht had verdachte veel bedreigingen geuit dat hij hen allemaal zou vermoorden. Verdachte heeft eerder heel veel bedreigingen geuit en toen heeft aangeefster gezegd dat hij op moest houden omdat ze anders zou scheiden. Verdachte hield zich dan een paar dagen rustig, maar dan begon het weer. In de laatste week heeft zij hem dat weer gezegd, maar toen bleef hij maar zeggen dat hij hen allemaal kapot zou maken. Als hij de kelen van de kinderen niet zou doorsnijden, zou hij de meiden meenemen naar [land] . Aangeefster heeft verdachte wel geconfronteerd met de ongewilde seks. Ze zei hem dan dat hij haar pijn had gedaan, maar dan deed hij altijd of hij haar niet gehoord had. [4]
Getuige [getuige 1] , buurvrouw van aangeefster, heeft op 1 juli 2015 verklaard dat ze eerder nog goed contact had met verdachte maar dat dat ongeveer drie jaar geleden veranderde. Aangeefster trok zich terug en zag er slecht uit. Ook verdachte zag er toen slecht uit. Hij gebruikte qat. Aangeefster vertelde [getuige 1] haar verhaal. Aangeefster heeft [getuige 1] verteld dat verdachte dreigend tegenover haar stond. Dat hij tegen haar zei dat ze bij verdachte weg mocht gaan, maar dat ze dan haar kinderen niet meer levend zou zien. Verdachte sliep met een mes onder zijn kussen. [getuige 1] heeft dat mes zelf ook gezien. Zelfs de kinderen wisten van dat mes.
Door de dunne muren heeft [getuige 1] zelf ook de bedreigingen gehoord. Ze hoorde opmerkingen als: ‘vuile rothoer, wie denk jij wel dat je bent, ik steek een mes in je lijf, je komt hier niet levend de deur uit’. Dat waren momenten dat verdachte zwaar gedronken had en aan de qat zat. Dat is vaak gebeurd. Later heeft [getuige 1] ook het hele verhaal van aangeefster gehoord. Het gebeurde ook dat aangeefster veel alleen zat, dan verdween verdachte weer een avond of hele nacht, dan was aangeefster bang voor het moment dat hij weer thuis zou komen. Want dan begon het weer. [getuige 1] heeft verdachte vaak dronken gezien, dan lag hij op de bank te slapen. [getuige 1] zei hem dat hij dat niet kon maken tegenover de kinderen, maar hij zei dat hij uitmaakte wat er in huis gebeurde. [getuige 1] liep erheen om te kijken wat er aan de hand was omdat ze het niet vertrouwde. Dan keek verdachte haar vuil aan en ging de deur uit, zijn vrouw en kinderen huilend achterlatend.
[getuige 1] heeft verklaard dat verdachte vrouwen minderwaardig vindt. [getuige 1] heeft twee keer gezien dat verdachte zijn oudste zoon met een riem aframmelde en één keer heeft zij dat gehoord door de muur heen. Over de laatste drie jaar heeft [getuige 1] verklaard dat aangeefster verdachte heeft meegedeeld dat zij wilde scheiden. Eerst wilde verdachte dat ook, maar later, toen de papieren kwamen, ging hij eisen stellen. Toen wilde aangeefster ook geen gemeenschap meer. Toen is het begonnen. Verdachte smeet aangeefster op bed en had gemeenschap met haar, hij moest en zou gemeenschap hebben met een vrouw. Aangeefster moest meedoen, of ze nou wilde of niet. Verdachte had er recht op. Dan belde aangeefster [getuige 1] ’s morgens op en vertelde ze dat, ze moest het kwijt. Aangeefster vertelde over het op bed smijten maar ook dat wanneer aangeefster lag te slapen, verdachte haar omdraaide en ruw bij haar binnendrong. Ook hoorde [getuige 1] door de openstaande ramen dat verdachte tegen aangeefster tekeer ging. Dat ze moest en zou. Dat deed aangeefster dan.
’s Nachts is [getuige 1] er niet naar toe gegaan. [getuige 1] hoorde aangeefster dan ‘nee, nee’ zeggen en aangeefster lag te huilen. Dat waren momenten dat verdachte gedronken had. Dat kon [getuige 1] horen aan hem en de blikjes lagen dan buiten op straat. Aangeefster heeft [getuige 1] vaak verteld dat dit gebeurde. Zeker één à twee keer in de drie weken. [getuige 1] heeft één keer echt zelf gehoord dat dit tegen de wil van aangeefster in gebeurde. Dat aangeefster ook riep dat verdachte haar met rust moest laten en haar moest laten gaan. Aangeefster heeft ook verteld dat het pijn deed. Ze is gewoon bang. [5]
Getuige [getuige 2] , zoon van aangeefster en verdachte, heeft verklaard over zijn vader dat wanneer hij thuis kwam, hij agressief was en vaak dronken. Hij gebruikte ook qat. Als verdachte gedronken had en [getuige 2] deed iets verkeerd, dan werd verdachte agressief. Hij sloeg dan, ook met een riem, en schopte. Verdachte sloeg vooral [getuige 2] . Meestal ging verdachte
’s avonds weg en kwam dan de hele nacht niet thuis en als hij thuis kwam, was hij dronken. Verdachte praat dan over hoeren en homo’s. Alle vrouwen in Nederland zijn hoeren. Soms bedreigde verdachte hen ook. [getuige 2] hoorde verdachte dan zeggen dat hij hen allemaal zou neersteken. [getuige 2] hoorde dat vanuit zijn bed. Van het slaan van [getuige 2] door verdachte is bijna altijd wel iemand getuige geweest. Meestal zijn zusjes of zijn moeder en ook zijn buurvrouw.
Volgens [getuige 2] was de relatie tussen zijn vader en moeder in het begin wel goed maar werd die steeds slechter. Zijn vader wilde steeds minder doen en kwam dronken thuis. Verdachte beloofde te stoppen met lang weg blijven en met drinken, die qat, maar dat ging dan heel even goed en dan ging het weer verder. Verdachtes dreigen werd steeds erger. Verdachte sliep met een mes onder zijn kussen en was steeds vaker dronken. Hij ging steeds vaker dreigen dat hij hen ging vermoorden. Dat zei verdachte tegen hen en tegen zijn moeder. Dan zei verdachte dat hij hen ging omleggen. [getuige 2] moeder had hem verteld over het mes onder het kussen en toen is [getuige 2] gaan kijken en zag een groot broodmes onder het kussen van verdachte.
Van wat er tussen zijn vader en moeder is gebeurd, heeft [getuige 2] bijna alles wel gehoord. Het was meestal in de nacht en [getuige 2] sliep op zolder en hoorde het dan. De deur van de kamer van zijn vader en moeder zat nooit dicht en dan hoorde hij hen praten. Hij hoorde zijn moeder dan zeggen dat verdachte van haar af moest blijven. Dat gebeurde meer dan één keer. Hij heeft zijn vader een keer tegen zijn moeder horen zeggen dat ze een hoer was en dat ze moest pijpen voor geld. [getuige 2] durfde niet naar beneden omdat er dan wat ergs kon gebeuren. Dan zou hij verdachte bozer hebben gemaakt. Aangeefster heeft [getuige 2] verteld dat ze aangifte had gedaan van verkrachting. Op de vraag van de verbalisanten of [getuige 2] daar wel eens iets van gezien of gehoord heeft, heeft [getuige 2] geantwoord: “ja gehoord wel denk ik, dat van ‘blijf van me af’, denk ik.” [6]
Met betrekking tot het verweer dat sprake zou zijn van onvoldoende wettig bewijs, overweegt de rechtbank als volgt.
Artikel 342, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 26 januari 2010 (LJN: BK2094; NJ 2010/512) overwogen dat de in artikel 342, lid 2, Sv neergelegde bewijsminimum-regel ziet op de tenlastelegging in haar geheel. De Hoge Raad heeft in dit arrest voorts overwogen dat deze bepaling de rechter verbiedt om tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en deze onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster dat verdachte, ondanks haar verbale en fysieke verzet, seks met aangeefster had en dat zij bang was dat, als ze niet meewerkte, verdachte het mes onder zijn kussen zou gebruiken, ook vanwege zijn (toenemende) bedreigingen en agressiviteit, op essentiële punten en in voldoende mate steun vindt in de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , zoals hiervoor weergegeven. Beiden hebben het mes onder het kussen van verdachte waargenomen en hebben de bedreigingen gehoord die verdachte naar aangeefster uitte. [getuige 1] heeft ’s nachts gehoord dat verdachte tegen aangeefster tekeer ging, dat ze moest en zou en [getuige 1] hoorde aangeefster dan ‘nee, nee’ zeggen en huilen. [getuige 1] heeft aangeefster één keer horen roepen dat hij haar met rust moest laten en moest laten gaan. [getuige 2] heeft ’s nachts gehoord dat aangeefster zei dat verdachte van haar af moest blijven. Dat de verklaringen van de getuigen over wat zij ’s nachts hoorden, betrekking zouden hebben op iets anders dan door verdachte van aangeefster afgedwongen seks, is niet aangevoerd en overigens ook niet aannemelijk Aangeefster heeft immers niet verklaard dat verdachte ’s nachts ander dan seksueel geweld op haar uitoefende.
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig bewijs in de zin van artikel 342, lid 2, Sv, afkomstig uit méér dan een bron. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar onderbroek uittrok, haar terugtrok in bed, dat hij voorbij is gegaan aan haar verbale en fysieke verzet en dat verdachte, door het mes onder het kussen en door verdachtes bedreigingen en agressie tegen aangeefster, een angstige situatie voor aangeefster heeft gecreëerd en dat zij daardoor gedurende de laatste periode van haar relatie met verdachte tegen haar wil seks met hem heeft gehad. Deze handelingen en feitelijkheden zijn naar het oordeel van de rechtbank te kwalificeren als het door geweld, bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingen van aangeefster tot het ondergaan van gemeenschap met verdachte.
Aangeefster heeft meerdere verklaringen afgelegd. De rechtbank acht die verklaringen consistent en mede gelet op de ondersteuning in de hiervoor genoemde verklaringen, daarom ook betrouwbaar. Gelet op het voorgaande en de hierna weergegeven verklaring van verdachte, heeft de rechtbank uit de wettige bewijsmiddelen ook de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte heeft bij de politie, gevraagd naar het feit, verklaard: ‘Wij waren toch getrouwd, hoezo verkrachting’. [7] Verdachte heeft ook verklaard dat hij van de politie voor het eerst gehoord heeft dat een vrouw binnen het huwelijk verkracht kan worden. [8]
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen hiervoor is weergegeven, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In februari 2015 heeft verdachte aangeefster ter hoogte van haar borsten geduwd in hun woning in [woonplaats] . [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit. De verklaring van aangeefster vindt in voldoende mate steun in de verklaring van getuige [getuige 1] , in de verklaring van de zoon van aangeefster en in de verklaring van verdachte zelf.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken omdat sprake is van onvoldoende wettig dan wel overtuigend bewijs. Er is niemand getuige geweest van het voorval. Dat getuige [getuige 1] blauwe borsten gezien heeft bij aangeefster, kan niet leiden tot de conclusie dat dit veroorzaakt zou zijn door het duwen. Blauwe plekken treden niet direct na een confrontatie op.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar, vermoedelijk één dag na 10 februari 2015, in hun woning met zijn vuist met kracht tegen haar borst heeft geslagen. Dit deed haar enorm veel pijn. Door de mishandeling is haar borst erg blauw geweest. Haar buurvrouw heeft het letsel gezien. [10]
Getuige [getuige 1] , buurvrouw van aangeefster, heeft verklaard dat zij op 10 februari 2015 hoorde dat verdachte en aangeefster ruzie hadden. Nadat verdachte weg was gegaan, heeft aangeefster [getuige 1] laten zien dat ze blauwe plekken op haar borsten had. Aangeefster vertelde haar dat dit kwam omdat verdachte haar geduwd had. [11]
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangeefster voldoende steun in de verklaring van [getuige 1] en die van verdachte, zoals hiervoor weergegeven. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster met kracht tegen haar borst heeft geduwd of gestompt. Borsten zijn gevoelig en kwetsbaar vanwege de klieren die zich hierin bevinden. De rechtbank acht het daarom aannemelijk dat dit duwen of stompen vlak daarna bij aangeefster (blauwe) plekken op haar borst heeft veroorzaakt. Dat aangeefster tegenover [getuige 1] heeft verklaard geslagen te zijn, maakt haar verklaring niet minder betrouwbaar. De rechtbank acht het niet uitgesloten dat aangeefster de harde duw heeft ervaren als een stomp.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 1 mei 2013 tot en met 11 februari 2015 woonde verdachte samen met zijn echtgenote [slachtoffer]
(hierna: aangeefster)en hun vier kinderen, in de woning aan [adres 2] . [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit. De verklaring van aangeefster vindt in voldoende mate steun in de verklaring van getuige [getuige 1] , in de verklaring van de zoon van aangeefster en in de verklaring van verdachte zelf.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken omdat sprake is van onvoldoende wettig dan wel overtuigend bewijs. Alleen aangeefster heeft hierover verklaard. Zij heeft echter niet aangegeven waarmee zij is bedreigd of waarmee de kinderen zijn bedreigd. De getuigenverklaring van aangeefsters zoon [getuige 2] is niet zo erg betrouwbaar. Hij praat in algemene bewoordingen en geeft geen concreet voorval van een bedreiging. Dat hij verdachte hoorde zeggen ‘dat hij hen allemaal zou neersteken’ is een zeer algemene verklaring en is geen gerichte bedreiging. Uit zijn verklaring volgt ook dat aangeefster hem veel verteld heeft.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard op 24 februari 2015 dat verdachte de afgelopen anderhalf jaar een depressie heeft en dat zij sindsdien erg bang voor hem is geworden. Verdachte slaapt sindsdien ook met een mes in bed. Verdachte heeft vaker aangegeven dat hij aangeefster en de kinderen wil vermoorden. Aangeefster ziet verdachte hiertoe in staat. Het gebruik van qat bij verdachte is ook erg toegenomen. Verdachte is ook vaak weggelopen van huis en kwam dan ’s nachts of ’s ochtends dronken thuis. Ongeveer drie weken geleden heeft aangeefster verdachte laten weten dat ze wilde scheiden. Ze kreeg gevoelens voor een andere man. Verdachte heeft haar daarmee, vermoedelijk op 10 februari 2015, geconfronteerd. Die avond kwam verdachte omstreeks 22.00 uur thuis. Aangeefster zag dat hij veel alcohol had gedronken. Hij zei tegen haar: ‘ik maak jullie af’. Die nacht heeft verdachte die bedreiging meerdere keren geuit. De volgende avond kwam verdachte weer dronken thuis en bedreigde haar en de kinderen weer met de dood. Aangeefster was er van overtuigd dat hij die bedreigingen ten uitvoer zou brengen. Verdachte zei dat als ze oorlog wilde, ze oorlog kon krijgen en dat het dan een gezinsdrama is. Weer liet verdachte weten dat hij haar en de kinderen dood ging maken. De kinderen lagen toen in bed. [13] In de laatste week voor aangeefster op 12 februari 2015 uit huis is gegaan bleef verdachte maar zeggen dat hij hen allemaal kapot zou maken. Als hij de kelen van de kinderen niet zou doorsnijden zou hij de meiden meenemen naar [land] . [14]
Getuige [getuige 2] , de zoon van aangeefster en verdachte, heeft verklaard over zijn vader dat hij thuis kwam, hij agressief was en vaak dronken. Hij gebruikte ook qat. Als verdachte gedronken had en [getuige 2] deed iets verkeerd, dan werd verdachte agressief. Meestal ging verdachte ’s avonds weg en kwam dan de hele nacht niet thuis en als hij thuis kwam, was hij dronken. Soms bedreigde verdachte hen ook. [getuige 2] hoorde verdachte dan zeggen dat hij hen allemaal zou neersteken. [getuige 2] hoorde dat vanuit zijn bed. Verdachte schreeuwt dan en dan werd [getuige 2] wakker. Volgens [getuige 2] was de relatie tussen zijn vader en moeder in het begin wel goed maar werd die steeds slechter. Zijn vader wilde steeds minder doen en kwam dronken thuis. Verdachte beloofde te stoppen met lang weg blijven en met drinken, die qat maar dat ging dan heel even goed en dan ging het weer verder. Verdachtes dreigen werd steeds erger. Verdachte sliep met een mes onder zijn kussen en was steeds vaker dronken. Hij ging steeds vaker dreigen dat hij hen ging vermoorden. Dat zei verdachte tegen hem en tegen zijn moeder. Dan zei verdachte dat hij hen ging omleggen. [getuige 2] moeder had hem verteld over het mes onder het kussen en toen is [getuige 2] gaan kijken en zag een groot broodmes onder het kussen van verdachte. Het ergst van het gedrag van zijn vader vond [getuige 2] dat verdachte ’s nachts begon te schreeuwen dat hij hen zou gaan vermoorden en hen iets aan zou doen. Dat maakte hem heel bang en dan werd het wel eens stil en dacht hij dat hij zijn moeder de volgende dag niet meer zou zien. [15]
Getuige [getuige 1] , buurvrouw van aangeefster, heeft op 1 juli 2015 verklaard dat ze eerder nog goed contact had met verdachte maar dat dat ongeveer drie jaar geleden veranderde. Aangeefster trok zich terug en zag er slecht uit. Aangeefster vertelde [getuige 1] het verhaal. Ook verdachte zag er toen slecht uit. Hij gebruikte qat. Aangeefster heeft [getuige 1] verteld dat verdachte bedreigend tegenover haar stond. Dat ze bij verdachte weg mocht gaan maar dat ze dan haar kinderen niet meer levend zou zien. Verdachte sliep met een mes onder zijn kussen. [getuige 1] heeft dat mes zelf ook gezien. Zelfs de kinderen wisten van dat mes.
Door de dunne muren heeft [getuige 1] zelf ook de bedreigingen gehoord. Opmerkingen als: ‘vuile rothoer, wie denk jij wel dat je bent, ik steek een mes in je lijf, je komt hier niet levend de deur uit’. Dat waren dan de momenten dat verdachte dan zwaar gedronken had en aan de qat zat. Dat is vaak gebeurd. Later heeft [getuige 1] ook het hele verhaal van aangeefster gehoord. Het gebeurde ook dat aangeefster veel alleen zat, dan verdween verdachte weer een avond of hele nacht, dan was aangeefster bang voor het moment dat hij weer thuis zou komen. Want dan begon het weer. [getuige 1] heeft verdachte vaak dronken gezien. [16]
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangeefster voldoende steun in de verklaring van [getuige 1] en in de verklaring van [getuige 2] , zoals hiervoor weergegeven. Zowel [getuige 1] als [getuige 2] hebben zelf bedreigingen van verdachte gehoord. Uit de inhoud van de verklaringen volgt dat de bedreigingen concreet zijn en gericht tegen aangeefster en haar kinderen. Die bedreigingen hebben ook [getuige 2] bereikt. Dat [getuige 2] beïnvloed zou zijn door zijn moeder om te verklaren zoals hij heeft gedaan, is geenszins aannemelijk geworden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)gelegen in
of omstreeksde periode van 1 mei 2013 tot en met 11 februari 2015 te [woonplaats]
(telkens
)door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] (zijnde verdachtes echtgenote) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten zijn penis in haar vagina brengen, en welk geweld en/of feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld en/of feitelijkheid hierin heeft
/hebbenbestaan
dat verdachte (telkens) voorbij is gegaan aan het verbale en
/offysieke verzet van die [slachtoffer] en
/ofdoor zijn, verdachtes, (toenemende) bedreigingen/agressie tegen die [slachtoffer]
en
/ofhun kinderen creëren van een angstige situatie voor die [slachtoffer] ;
2.
hij in of omstreeks 11 februari 2015,
in elk geval in de maand februari 2015,
te [woonplaats] zijn echtgenote, [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar
(krachtig
)tegen haar borst,
in elk geval tegen haar bovenlichaam,te stompen
en/of te duwen;
3.
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 mei 2013
tot en met 11 februari 2015 te [woonplaats] [slachtoffer] (zijnde verdachtes echtgenote) en
/ofhun kind
erenheeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] en
/ofhun kind
eren
dreigend de woorden toegevoegd :"ik vermoord jullie" en
/of"ik maak jullie
allemaal af" en
/of"als je oorlog wil, kun je het krijgen en dan is het een
gezinsdrama" en
/of"ik steek jullie allemaal neer",
althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Verkrachting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot;
Ten aanzien van feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met aangeefster en hun vier kinderen, tenzij van overheidswege of tussen partijen een omgangsregeling wordt vastgesteld met betrekking tot de kinderen, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, het feit dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor het plegen van feiten, de geldende richtlijnen en met de inhoud van het reclasseringsrapport en het door aangeefster aan de officier van justitie gedane verzoek om een contactverbod op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat verdachte in het verleden altijd voor de kinderen en het huishouden heeft gezorgd, dat aangeefster alles aangrijpt om te verhinderen dat verdachte contact heeft met zijn kinderen en dat verdachte aangeefster vaker ziet in [woonplaats] maar niets merkt van enige angst voor hem. Er is geen aanleiding om een contactverbod met de kinderen van verdachte en aangeefster op te leggen. Als dit wel opgelegd wordt, zal aangeefster dit gebruiken in de echtscheidingsprocedure en zal geen omgangsregeling opgelegd worden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 21 december 2015;
- een reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gedateerd 29 december 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft over een periode van 21 maanden zijn echtgenote herhaaldelijk verkracht waarbij hij voorbij is gegaan aan haar verbale en fysieke verzet. Daarmee heeft hij keer op keer een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Ook heeft verdachte herhaaldelijk gedreigd haar om het leven te brengen en heeft hij richting haar ook de bedreiging geuit (al) hun kinderen om het leven te brengen. Zij heeft gevreesd voor haar leven en dat van de kinderen. Ook hun oudste zoon, toen 13 of 14 jaar oud, heeft die bedreigingen gehoord en is daardoor heel bang geweest. Daarnaast heeft verdachte zijn echtgenote mishandeld door haar tegen haar borst te slaan of te duwen. Dit alles vond plaats in hun eigen woning.
Verdachte heeft hiermee niet alleen gedurende een lange periode de lichamelijke en seksuele integriteit van zijn echtgenote in ernstige mate geschonden, maar heeft ook voor het hele gezin een onveilige en bedreigende leefomgeving geschapen en in stand gehouden in hun eigen huis, de plaats waar zij zich juist veilig zouden moeten kunnen voelen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke delicten daarvan nog lange tijd ernstige nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden. Deze straf is lager dan geëist omdat de rechtbank van oordeel is dat een deels voorwaardelijke straf in het geval van verdachte geen meerwaarde heeft. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten en de relatie tussen verdachte en aangeefster is in de beginperiode goed geweest. In het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling kan te zijner tijd bekeken worden of oplegging van een contactverbod aangewezen is. Tegen die tijd zal ook meer bekend zijn over de afwikkeling van de echtscheiding en de eventuele omgangsregeling met de kinderen van verdachte en aangeefster.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 6.747,72 bestaande uit een bedrag van € 747,72 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 6.000,- wegens immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot het bedrag van € 5.655,92, te vermeerderen met de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde
niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Subsidiair is bepleit dat de materiële schade niet veroorzaakt is door de tenlastegelegde feiten en dat evenmin is aangetoond dat de schade een rechtstreeks gevolg is van de tenlastegelegde feiten. Voorts heeft de raadsvrouw aangegeven dat de huisarts niet de gespecialiseerde persoon is die een diagnose van PTSS kan stellen en hij alleen de verhalen van de benadeelde kent en die aan zijn vermoeden van PTSS ten grondslag heeft gelegd. Het is geenszins uitgesloten dat gebeurtenissen uit het vroegere verleden van benadeelde haar psychische problemen veroorzaken.
Beoordeling door de rechtbank
In de vordering met betrekking tot de reiskosten zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren voor zover die zien op de reiskosten die gemaakt zijn in verband met een onderzoek naar de omgangsregeling en in verband met het verkrijgen van een identiteitskaart in verband met de echtscheiding. Voor de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan dat deze kosten gemaakt zijn ten gevolge van de bewezenverklaarde feiten. Het vereiste causale verband staat onvoldoende vast. Dat geldt eveneens voor de kosten voor aanschaf van een andere mobiele telefoon en de kosten van een identiteitskaart.
Ten aanzien van de overige materiële schade – kosten wettelijk eigen risico ziektekostenverzekering 2016 (€ 385,-), overige reiskosten (€ 149,-) en de vervanging van huissloten (€ 90,-) – is de rechtbank op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en/of de inhoud en onderbouwing van de vordering van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat de benadeelde als gevolg van het bewezenverklaarde handelen tot een bedrag van € 624,- schade heeft geleden of – ten aanzien van het eigen risico – in de toekomst nog zal lijden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is in zoverre voor toewijzing vatbaar.
Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, de duur van de periode waarin het onder 1 bewezenverklaarde feit is gepleegd, de gevolgen van het bewezenverklaarde voor de benadeelde partij, en de omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd, en rekening houdend met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken plegen te worden toegekend, bepaalt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 5.000,-. Voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij in ieder geval mede door de bewezenverklaarde feiten het door de huisarts vermoede ziektebeeld (PTSS) heeft opgelopen, waardoor de benadeelde partij ‘op andere wijze’ is aangetast in de persoon, zoals bedoeld in art. 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW. Bij het voegingsformulier is een email gevoegd van de behandelend psycholoog van 26 januari 2016 waarin de EMDR-behandelingen die de benadeelde partij ondergaat in verband worden gebracht met de traumatische gebeurtenissen in de relatie met haar voormalige partner. Naar algemeen bekend is, wordt een PTSS steeds vaker behandeld door dergelijke behandelingen. Daar komt bij dat de geslachtsgemeenschap die meermalen tegen de wil van de benadeelde partij heeft plaatsgevonden op zichzelf een zó ernstige inbreuk op haar persoonlijke integriteit oplevert, dat zij ook daardoor ‘op andere wijze’ in haar persoon is aangetast. Deze laatstbedoelde aantasting in de persoon geeft haar op zichzelf reeds recht op smartengeld.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, omdat daar nadere onderbouwing voor nodig zou zijn. De benadeelde partij kan derhalve de resterende vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De gevorderde wettelijke rente is ten aanzien van de verschillende schadeposten, die voor de benadeelde partij op verschillende data zijn of zullen ontstaan en ter zake waarvan verdachte met de betaling op verschillende data in verzuim is geraakt of in verzuim zal raken, als volgt toewijsbaar:
  • Eigen risico ziektekostenverzekering (€ 385,-): vanaf 18 februari 2016;
  • Reiskosten (€ 149,-): vanaf 1 augustus 2015;
  • Vervanging sloten (€ 90,00): vanaf 25 juni 2015;
  • Immateriële schade (€ 5.000,-): vanaf 15 mei 2013.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag inclusief de wettelijke rente ten behoeve van genoemde benadeelde partij. Bij de bepaling van de vervangende hechtenis zal de wettelijke rente buiten beschouwing worden gelaten.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 57, 242, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feiten 1, 2 en 3 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. Lagarde (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en
mr. R.G.J. Welbergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 februari 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015108309, gesloten op 23 september 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 26, 68; proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 31, 32.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 4 februari 2016.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 27 t/m 30.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 32 t/m 35.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 38 t/m 43.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 46.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 60.
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 4 februari 2016; proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 55, 56, 57.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 69 t/m 71.
11.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 79.
12.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 26, 68; proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 31, 32.
13.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 68 t/m 70.
14.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 29.
15.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 38, 39, 41, 42.
16.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 32, 33