Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van
[eiser] te [woonplaats], eiser
de Raad van bestuur van het UMC Utrecht te Utrecht, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Ten aanzien van feit 2 heeft eiser aangevoerd dat het plichtsverzuim niet dermate ernstig was dat hij daarvoor kon worden ontslagen.
feit 1overweegt de rechtbank dat eiser niet heeft betwist dat de regel is dat de zogenoemde UCB-verpleegkundige, hetgeen op eiser van toepassing is, de afdeling niet verlaat in geval er UCB patiënten op de afdeling liggen. In het geval van feit 1 heeft eiser niet gehandeld in overeenstemming met die regel. De omstandigheid dat eiser oververmoeid was leidt niet tot het oordeel dat er geen sprake is van toerekenbaarheid, omdat gesteld noch gebleken is dat eiser zich heeft ziekgemeld en een verantwoordelijk arts heeft geïnformeerd over zijn beslissing de afdeling te verlaten voordat de opvolgend UCB verpleegkundige zijn dienst had overgenomen. Het overleg, dat verweerder overigens heeft betwist, met andere verpleegkundigen van de afdeling die niet verantwoordelijk zijn voor de zogenoemde UCB patiënten en die ter zake niet kundig zijn, kan eiser niet baten. De omstandigheid dat eiser na vertrek van de afdeling nog telefonisch vanuit de auto een zogenoemde overdracht heeft gerealiseerd aan de hem opvolgend UCB verpleegkundige, die nog naar het ziekenhuis onderweg was, kan aan het vorenstaande niet afdoen.
Door eisers zelfstandige beslissing de afdeling te verlaten blijken twee UCB patiënten ongeveer een uur op de afdeling verstoken te zijn gebleven van toezicht door een UCB verpleegkundige.
feit 2is niet in geding dat sprake is van plichtsverzuim en dat dit eiser kan worden toegerekend.
feit 3is niet in geding dat eiser tot driemaal toe tijdens een zogenoemde late dienst het alarm op de arterielijn van een patiënt heeft uitgezet (op 'nul' heeft gezet). Volgens het protocol Arteriële katheter bewaking en arteriële bloeddrukmeting behoort bij het installeren van een arterielijn het instellen van een alarmgrens en het aanzetten van het alarm. Hieruit blijkt afdoende dat het uitzetten van het alarm niet in overeenstemming is met het protocol zoals dat voor eiser als UCB verpleegkundige van toepassing was. Van omstandigheden op grond waarvan eiser het uitzetten niet zou kunnen worden toegerekend is niet gebleken. Daartoe behoort niet, hetgeen ook niet is beschreven in het protocol, dat een UCB verpleegkundige zelfstandig kan oordelen dat het alarm de patiënt onnodig stoort of wakker houdt en dat daarom vanuit een beoordeling van patiëntveiligheid de UCB verpleegkundige zelfstandig kan overgaan tot het uitzetten van het alarm. Daarbij is van belang dat eiser weliswaar heeft gesteld dat hij over andere controle-parameters beschikte (via het zogenoemde verpleegkundig oproep systeem), maar dat is niet in overeenstemming met het protocol en evenmin pleit in dat verband voor eiser dat hij vanuit de kamer waar hij kennelijk tv zat te kijken geen zicht had op de patiënt en nadat een collega het alarm weer had aangezet dit tot tweemaal toe alsnog heeft afgezet.
Ook wat betreft feit 3 is dus sprake van toerekenbaar plichtsverzuim.
Evenmin is gebleken dat eiser door een zelfstandige beoordeling van de vraag of de patiëntveiligheid al dan niet in geding is zich kan onttrekken aan zijn verplichting tot het volgen van richtlijnen en/of protocollen die zien op de uitoefening van zijn functie als UCB verpleegkundige.