ECLI:NL:RBGEL:2016:773

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 februari 2016
Publicatiedatum
12 februari 2016
Zaaknummer
05/841235-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraffen voor poging diefstal met geweld in Arnhem

Op 8 februari 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot diefstal met geweld. De zaak vond plaats in Arnhem en betreft een incident dat zich voordeed op 12 november 2015. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het samen met medeverdachten plegen van een gewelddadige poging tot diefstal van sieraden van een oudere vrouw, aangeduid als [slachtoffer]. Tijdens de zitting op 25 januari 2016 werd het bewijs tegen de verdachte gepresenteerd, waaronder verklaringen van de aangeefster en getuigen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het delict, waarbij geweld werd gebruikt om de diefstal te faciliteren. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt en concludeerde dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de poging tot diefstal met geweld en legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer, wat leidde tot de beslissing om een substantiële straf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/841235-15
Datum uitspraak : 8 februari 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd te PI Zuid Oost - HvB Ter Peel te Evertsoord
Raadsman: mr. C.J.B. Rijser, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 12 november 2015, in de gemeente Arnhem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een armband en/althans sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, onverhoeds een sok of een kous om de pols en/of arm van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of (vervolgens) aan de armband en/of aan de arm en/of de pols van die [slachtoffer] heeft gerukt en/of getrokken en/of die [slachtoffer] bij de keel en/of nek en/of de haren heeft vastgegrepen en/of
vastgehouden en/of het hoofd van die [slachtoffer] naar voren heeft geduwd of getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 12 november 2015, in de gemeente Arnhem, ter uitvoering van het door ham/haar/hun voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een armband en/althans sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/haar/hun mededader(s), en/of verdachte en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/haar/hun mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, onverhoeds een sok of een kous om de pols en/of arm van die [slachtoffer] heeft/hebben gedaan en/of (vervolgens) aan de armband en/of aan de arm en/of de pols van die [slachtoffer] heeft/hebben gerukt
en/of getrokken en/of die [slachtoffer] bij de keel en/of nek en/of de haren heeft/hebben vastgegrepen en/of vastgehouden en/of het hoofd van die [slachtoffer] naar voren heeft/hebben geduwd of getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf
zij op of omstreeks 12 november 2015, in de gemeente Arnhem,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door het misdadig handelen van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] af te schermen en/of door die [slachtoffer] af te leiden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 12 november 2015 bevindt [medeverdachte 2] zich samen met [verdachte] en [medeverdachte 1] in Arnhem. Zij rijden met z’n drieën in een personenauto, met [medeverdachte 1] als bestuurder. [2] Op enig moment stopt de auto ter hoogte van de woning van aangeefster [slachtoffer] en stapt [medeverdachte 2] uit. Bij de woning van [slachtoffer] vindt er een ontmoeting plaats tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 2]. [3] Even later stapt ook [verdachte] uit de auto en loopt in de richting van [slachtoffer] en [medeverdachte 2]. [verdachte] omhelst en kust [slachtoffer] en probeert een ketting om de hals van [slachtoffer] te doen. [4] Tegelijkertijd probeert [medeverdachte 2] de armband van [slachtoffer] te stelen door een kous/sok om de pols van [slachtoffer] te doen. [5] [verdachte] en [medeverdachte 2] laten [slachtoffer] los en stappen weer in de auto. Hierna rijdt de auto weg. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde, omdat - gezien haar rol - verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte medeplichtig was aan de poging tot diefstal, maar dat vrijspraak dient te volgen van het ten laste gelegde geweld waarmee de diefstal gepaard zou zijn gegaan, nu hiervoor geen bewijs is. De verklaring van aangeefster [slachtoffer] dient behoedzaam te worden benaderd. Ze is al op leeftijd en zal getraumatiseerd zijn geweest door het voorval.
Beoordeling door de rechtbank
Is er geweld gebruikt?
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster [slachtoffer]. De verklaring is gedetailleerd en kort na het incident afgelegd en vindt op belangrijke onderdelen steun in de verklaringen van haar man (die heeft verklaard dat hij [slachtoffer] hoorde schreeuwen [7] ) en van de verdachten zelf. De rechtbank zal dan ook de gehele verklaring gebruiken voor het bewijs.
[slachtoffer] heeft verklaard dat de dame die de sok over haar hand schoof aan haar armband begon te trekken. Toen ze dit voelde begon ze hard te schreeuwen dat ze dieven waren. Toen de eerste dame de armband van haar arm probeerde te halen, voelde ze dat de tweede dame haar bij de keel en nek vastgreep en vervolgens haar hoofd naar voren drukte. Ze voelde hierdoor pijn in haar nek en keel. Het voelde zeer onprettig. Toen ze aan het schreeuwen was, hoorde ze dat de man die in de auto zat naar de dames begon te roepen/schreeuwen. Aangeefster heeft verder verklaard dat ze pijn heeft aan haar rechter pols, omdat een van de twee vrouwelijke verdachten haar armband van haar arm probeerde af te trekken. Ook heeft ze pijn in haar nek en aan haar keel, omdat die andere vrouwelijke verdachte haar daar beetpakte. Ook heeft ze wat kleine krassen aan haar pols. [8]
Het aan de armband trekken en het naar voren drukken van het hoofd van [slachtoffer] kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als geweld. Het gebeurde onverhoeds en [slachtoffer] heeft het als pijnlijk en zeer onprettig ervaren. Ook nadien heeft ze er nog pijn van ondervonden.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Medeplegen of medeplichtigheid?
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] dat [verdachte] als medepleger kan worden aangemerkt. Dat blijkt uit de feitelijke aard van de samenwerking tussen hen. De rol van [verdachte] ging verder dan het enkel behulpzaam zijn bij het plegen van het feit door [medeverdachte 2]. [verdachte] was aanwezig bij het delict, heeft uitvoeringshandelingen verricht (ze heeft [slachtoffer] bij haar nek en keel gegrepen) en gelet op de planmatige wijze waarop alles is uitgevoerd kan het niet anders zijn dan dat er van te voren afspraken zijn gemaakt over een taakverdeling. De rechtbank verwerpt dan ook dit verweer en acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks12 november 2015, in de gemeente Arnhem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een armband
en/althans sieraden, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer],
in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal
te doen voorafgaan, te doen vergezellen
en/of te doen volgenvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, onverhoeds een sok of een kous om de pols
en/of armvan die [slachtoffer] heeft gedaan en
/of(vervolgens) aan de armband
en/of aan de arm en/of de polsvan die [slachtoffer] heeft gerukt en/of getrokken en
/ofdie [slachtoffer] bij de keel en
/ofnek
en/of de harenheeft vastgegrepen
en/of
vastgehoudenen
/ofhet hoofd van die [slachtoffer] naar voren heeft geduwd
of getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om - gelet op de bepleite vrijspraak van het primair tenlastegelegde - aan verdachte een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en de voorlopige hechtenis zo spoedig mogelijk op te heffen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 december 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachten hebben op listige wijze geprobeerd om op straat een oudere vrouw te beroven. Door haar af te leiden met kussen, omhelzingen en sieraden hebben ze geprobeerd om haar armband van haar arm te trekken. Hierbij is – toen het niet direct lukte – ook enig geweld gebruikt. De rechtbank rekent dit verdachten zeer aan. Verdachten pleegden het feit uit eigen financieel gewin en de gevolgen voor het slachtoffer speelden daarbij voor verdachten kennelijk geen enkele rol. Ook uit hun proceshouding blijkt op geen enkel moment van inzicht van hetgeen zij hebben gedaan en het kwalijke daarvan.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, zoals ook geëist door de officier van justitie, passend en geboden. De rechtbank zal echter van deze gevangenisstraf 2 maanden voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van 3 jaar, om verdachte ervan te weerhouden om wederom dergelijke strafbare feiten te plegen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 45, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
2(twee) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. G. Noordraven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 februari 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015552340, gesloten op 17 november 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het door de griffier doorgenummerde dossier (waarbij het voorblad is aangemerkt als pagina 1), tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 57-58; proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 127.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 74; proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 160.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 74; proces-verbaal van verhoor van [verdachte], p. 145.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 74; proces-verbaal van verhoor van [verdachte], p. 145; proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 160.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 75.
7.Proces-verbaal van verhoor van [naam], p. 90.
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 74-75.