ECLI:NL:RBGEL:2016:772

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 februari 2016
Publicatiedatum
12 februari 2016
Zaaknummer
05/841234-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraffen voor poging diefstal met geweld in Arnhem

Op 8 februari 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een poging tot diefstal met geweld in Arnhem op 12 november 2015. De verdachte, die als chauffeur fungeerde, werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de poging tot diefstal van sieraden van een oudere vrouw, [slachtoffer 1]. Tijdens de uitvoering van het misdrijf werd geweld gebruikt, waarbij de vrouw werd vastgegrepen en pijn werd aangedaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt, maar wel als medeplichtige aan de poging tot diefstal, omdat hij de medeverdachten naar de plaats van het misdrijf had vervoerd en hen had gewaarschuwd. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van bedreiging van een verkeersregelaar, [slachtoffer 2], door met hoge snelheid op hem in te rijden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op het leven van [slachtoffer 2], maar dat de verdachte wel de kans had aanvaard dat zijn gedrag als bedreigend werd ervaren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De in beslag genomen auto en sieraden werden verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/841234-15
Datum uitspraak : 8 februari 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem
Raadsman: mr. C.J.B. Rijser, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 november 2015, in de gemeente Arnhem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een armband en/althans sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, onverhoeds een sok of een kous om de pols en/of arm van die [slachtoffer 1] heeft gedaan en/of (vervolgens) aan de armband en/of aan de arm en/of de pols van die [slachtoffer 1] heeft gerukt en/of getrokken en/of die [slachtoffer 1] bij de keel en/of nek en/of de haren heeft vastgegrepen en/of
vastgehouden en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] naar voren heeft geduwd of getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 12 november 2015, in de gemeente Arnhem,
ter uitvoering van het door haar/hun voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een armband en/althans sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of haar/hun mededader(s) en/of verdachte en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1],
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar/hun mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, onverhoeds een sok of een kous om de pols en/of arm van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedaan en/of (vervolgens) aan de armband en/of
aan de arm en/of de pols van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gerukt en/of getrokken en/of die [slachtoffer 1] bij de keel en/of nek en/of de haren heeft/hebben vastgegrepen en/of vastgehouden en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] naar voren heeft/hebben geduwd of getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf
hij op of omstreeks 12 november 2015, in de gemeente Arnhem,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in een door hem verdachte bestuurde auto naar de plaats van het midrijf te vervoeren en/of door zich in de (onmiddellijke) nabijheid van de plaats van het misdrijf op de uitkijk op te houden teneinde die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] bij eventueel onraad te kunnen waarschuwen en/of die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] met een eventuele buit te kunnen wegvoeren;
2.
hij op of omstreeks 12 november 2015, in de gemeente Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met een door hem, verdachte bestuurde auto met onverminderde hoge snelheid in elk geval met
enige snelheid is ingereden en/of toegereden op genoemde [slachtoffer 2] die zich toen daar in de onmiddelijke nabijheid van hem, verdachte bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 12 november 2015, in de gemeente Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een door hem, verdachte bestuurde auto, met onverminderde hoge snelheid,
in elk geval met enige snelheid is ingereden en/of toegereden op die [slachtoffer 2], die zich toen daar in de (onmiddellijke) nabijheid van hem, verdachte bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 12 november 2015, in de gemeente Arnhem, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem bestuurde auto met onverminderde hoge snelheid, althans met enige snelheid ingereden en/of toegereden op die [slachtoffer 2] die zich toen daar in de (onmiddellijke) nabijheid van hem verdachte bevond.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 12 november 2015 bevindt [medeverdachte 2] zich samen met [medeverdachte 1] en [verdachte] in Arnhem. Zij rijden met z’n drieën in een personenauto, met [verdachte] als bestuurder. [2] Op enig moment stopt de auto ter hoogte van de woning van aangeefster [slachtoffer 1] en stapt [medeverdachte 2] uit. Bij de woning van [slachtoffer 1] vindt er een ontmoeting plaats tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 2]. [3] Even later stapt ook [medeverdachte 1] uit de auto en loopt in de richting van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] omhelst en kust [slachtoffer 1] en probeert een ketting om de hals van [slachtoffer 1] te doen. [4] Tegelijkertijd probeert [medeverdachte 2] de armband van [slachtoffer 1] te stelen door een kous/sok om de pols van [slachtoffer 1] te doen. [5] [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] laten [slachtoffer 1] los en stappen weer in de auto. Hierna rijdt de auto weg. [6]
Op de Driepoortenweg in Arnhem staat op dat moment aangever [slachtoffer 2] als verkeersregelaar op de weg het verkeer te regelen in verband met de afsluiting van een gedeelte van de weg door wegwerkzaamheden. [7] Op het moment dat [slachtoffer 2] aan de voertuigen aan zijn zijde het signaal geeft om te mogen gaan rijden, rijdt [verdachte] met zijn auto toeterend over de middenstreep van de weg tussen het stilstaande en langzaam rijdende verkeer door de kant van [slachtoffer 2] op. [8] [verdachte] rijdt zo’n 30-40 kilometer per uur. [9] [verdachte] mindert geen snelheid, nadert [slachtoffer 2] tot op korte afstand en passeert [slachtoffer 2] aan de rechterkant. [10]
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde en tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair tenlastegelegde, omdat - gezien zijn rol - verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte medeplichtig was aan de poging tot diefstal, maar dat vrijspraak dient te volgen van het ten laste gelegde geweld waarmee de diefstal gepaard zou zijn gegaan, nu hiervoor geen bewijs is. De verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] dient behoedzaam te worden benaderd. Ze is al op leeftijd en zal getraumatiseerd zijn geweest door het voorval.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde en zich ten aanzien van het meer subsidiaire gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Bruikbaarheid verklaring aangeefster [slachtoffer 1]
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1]. De verklaring is gedetailleerd en kort na het incident afgelegd en vindt op belangrijke onderdelen steun in de verklaringen van haar man (die heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] hoorde schreeuwen [11] ) en van de verdachten zelf. De rechtbank zal dan ook de gehele verklaring gebruiken voor het bewijs.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat de dame die de sok over haar hand schoof aan haar armband begon te trekken. Toen ze dit voelde begon ze hard te schreeuwen dat ze dieven waren. Toen de eerste dame de armband van haar arm probeerde te halen, voelde ze dat de tweede dame haar bij de keel en nek vastgreep en vervolgens haar hoofd naar voren drukte. Ze voelde hierdoor pijn in haar nek en keel. Het voelde zeer onprettig. Toen ze aan het schreeuwen was, hoorde ze dat de man die in de auto zat naar de dames begon te roepen/schreeuwen. Aangeefster heeft verder verklaard dat ze pijn heeft aan haar rechter pols, omdat een van de twee vrouwelijke verdachten haar armband van haar arm probeerde af te trekken. Ook heeft ze pijn in haar nek en aan haar keel, omdat die andere vrouwelijke verdachte haar daar beetpakte. Ook heeft ze wat kleine krassen aan haar pols. [12]
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde, omdat zij van oordeel is dat verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden bewezen dat er sprake was van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De bijdrage van verdachte aan het delict - enkel bestaande uit het optreden als chauffeur, het voor de woning wachten in de auto, roepen/schreeuwen naar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] als het uit de hand dreigt te lopen en vervolgens [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met de auto weg te voeren van de plaats delict - is hiervoor van onvoldoende gewicht.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
Gezien de rol van verdachte bij het delict – zoals hiervoor omschreven - kan verdachte worden aangemerkt als medeplichtige.
Ten aanzien van het ten laste gelegde geweld overweegt de rechtbank dat het aan de armband trekken en het naar voren drukken van het hoofd van [slachtoffer 1] naar het oordeel van de rechtbank als geweld kan worden aangemerkt. Het gebeurde onverhoeds en [slachtoffer 1] heeft het als pijnlijk en zeer onprettig ervaren. Ook nadien heeft ze er nog pijn van ondervonden. De rechtbank verwerpt het verweer.
Voor zover de raadsman heeft bedoeld dat verdachtes opzet niet op het door zijn medeverdachten gepleegde geweld was gericht en dat om die reden vrijspraak van dat geweld moet plaats vinden, is dat een onjuiste opvatting over het recht.
Ten aanzien van feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn in het dossier om te kunnen bewijzen dat verdachte opzettelijk (voorwaardelijk opzet daaronder begrepen) [slachtoffer 2] van het leven wilde beroven of zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen.
De rechtbank acht het meer subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen. Door met 30-40 kilometer per uur met zijn auto toe te rijden op [slachtoffer 2] en hem tot op korte afstand te naderen heeft verdachte willens en wetens de kans aanvaard dat [slachtoffer 2] dit als bedreigend heeft ervaren.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] op
of omstreeks12 november 2015, in de gemeente Arnhem,
ter uitvoering van het door
haar/hun voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een armband
en/althans sieraden, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1],
in elk
geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of haar/hun mededader(s) en/of verdachteen daarbij die voorgenomen diefstal
te doen voorafgaan, te doen vergezellen
en/of te doen volgenvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer 1],
te plegen met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar/hun mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, onverhoeds een sok of een kous om de pols
en/of armvan die [slachtoffer 1]
heeft/hebben gedaan en
/of (vervolgens
)aan de armband
en/of
aan de arm en/of de polsvan die [slachtoffer 1]
heeft/hebben gerukt en/of getrokken en
/ofdie [slachtoffer 1] bij de keel en
/ofnek
en/of de haren heeft/hebben vastgegrepen
en/of vastgehoudenen
/ofhet hoofd van die [slachtoffer 1] naar voren
heeft/hebben geduwd
of getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
tot en/ofbij het plegen van welk misdrijf
hij op
of omstreeks12 november 2015, in de gemeente Arnhem,
opzettelijk behulpzaam is geweest
en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaftdoor die [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] in een door hem verdachte bestuurde auto naar de plaats van het midrijf te vervoeren en
/ofdoor zich in de (onmiddellijke) nabijheid van de plaats van het misdrijf op de uitkijk op te houden teneinde die [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] bij eventueel onraad te kunnen waarschuwen en
/ofdie [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] met een eventuele buit te kunnen wegvoeren;
2.
hij op
of omstreeks12 november 2015, in de gemeente Arnhem, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem bestuurde auto
met onverminderde hoge snelheid, althansmet enige snelheid
ingereden en/oftoegereden op die [slachtoffer 2] die zich toen daar in de (onmiddellijke) nabijheid van hem verdachte bevond.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Medeplichtigheid aan poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, alsmede ter zake van feit 2 meer subsidiair tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen personenauto en twee ringen verbeurd worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om – gelet op de bepleite vrijspraak van feit 1 primair, alsmede de geringe rol van verdachte bij feit 1 subsidiair en de uiterst ongelukkige omstandigheden waaronder feit 2 is gepleegd – aan verdachte een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en de voorlopige hechtenis zo spoedig mogelijk op te heffen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 december 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Medeverdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] hebben op listige wijze geprobeerd om op straat een oudere vrouw te beroven. Door haar af te leiden met kussen, omhelzingen en sieraden hebben ze geprobeerd om haar armband van haar arm te trekken. Hierbij is – toen het niet direct lukte – ook enig geweld gebruikt. Verdachte is hen hierbij behulpzaam geweest door op te treden als chauffeur, voor de woning te wachten in de auto, te roepen/schreeuwen naar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] toen het uit de hand dreigde te lopen en vervolgens [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met de auto weg te voeren van de plaats delict. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan. Verdachte pleegden het feit uit eigen financieel gewin en de gevolgen voor het slachtoffer speelden daarbij voor verdachte kennelijk geen enkele rol. Ook uit zijn proceshouding blijkt op geen enkel moment van inzicht van hetgeen hij heeft gedaan en het kwalijke daarvan.
Daarnaast heeft verdachte op diezelfde dag een verkeersregelaar die daar ter plaatse gewoon zijn werkzaamheden uitvoerde, bedreigd door met onverminderde snelheid met zijn auto op deze persoon toe te rijden en hem te naderen tot op korte afstand. Dit moet zeer beangstigend zijn geweest.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. Deze voorwaardelijke straf dient verdachte ervan te weerhouden om wederom strafbare feiten te plegen.
Deze straf is lager dan de straf die de officier van justitie heeft geëist, omdat de rechtbank minder bewezen heeft geacht.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven personenauto en ringen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 45, 48, 57, 91, 285, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
3(drie) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
onder 2 meer subsidiair bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
6 (zes) maanden;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf;

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • personenauto (Mercedes C180 met kenteken [kenteken])
  • 2 goudkleurige ringen
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. G. Noordraven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 februari 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015552340, gesloten op 17 november 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het door de griffier doorgenummerde dossier (waarbij het voorblad is aangemerkt als pagina 1), tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 57-58; proces-verbaal van verhoor van [verdachte], p. 127.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 74; proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 160.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 74; proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 145.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 74; proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], p. 145; proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], p. 160.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 75.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 78.
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 79; proces-verbaal van verhoor van [verdachte], p. 129-130.
9.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte], p. 129.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 79.
11.Proces-verbaal van verhoor van [naam], p. 90.
12.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 74-75.