ECLI:NL:RBGEL:2016:7184

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 maart 2016
Publicatiedatum
14 maart 2021
Zaaknummer
C/06/132347 / HA ZA 12-326
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid door verzekeraar Interpolis

In deze zaak vordert eiser, die een arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft afgesloten bij Interpolis, een uitkering op basis van 100% arbeidsongeschiktheid. Eiser heeft zijn werk gestaakt na een hersenontsteking in 2009 en ontving aanvankelijk een uitkering van 100%. Interpolis heeft echter in 2013 en later in 2014 de uitkering beëindigd, omdat zij van mening was dat eiser niet langer arbeidsongeschikt was. Eiser betwist deze beslissing en stelt dat hij nog steeds volledig arbeidsongeschikt is, onder andere vanwege chronische vermoeidheid en epilepsie.

De rechtbank heeft de procedure gevolgd en de relevante feiten en rapporten van deskundigen in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de medische gegevens die door eiser zijn overgelegd onvoldoende zijn om de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige te weerleggen. De rechtbank oordeelt dat Interpolis terecht heeft vastgesteld dat eiser niet langer recht heeft op uitkering, omdat de medische situatie van eiser niet voldoet aan de voorwaarden van de polis. De vordering van eiser wordt afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststellingen in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van deskundigenrapporten in het bewijsproces. De rechtbank wijst erop dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen, wat leidt tot de afwijzing van zijn vordering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/288272/ HA ZA 15-370
Vonnis van 2 maart 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. drs. A.M. Engelen te Velp (N.B),
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., handelend onder de naam
INTERPOLIS,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. H.E. Foudraine te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiser] en Interpolis genoemd worden.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 oktober 2015
  • de brief met bijlage d.d. 19 november 2015 van mr. Foudraine
  • het proces-verbaal van de op 7 december 2015 gehouden comparitie van partijen
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft met begindatum 30 juni 2008 bij Interpolis een verzekeringsovereenkomst afgesloten, te weten de arbeidsongeschiktheidsverzekering InkomensZekerPlan, ter verzekering van de beroepsarbeidsongeschiktheid in het beroep van exploitant van een betonnen bedrijfsvloerenbedrijf.
2.2.
De verzekering is aangegaan onder een bijzondere voorwaarde, die als volgt luidt:

Geen recht op uitkering bestaat bij arbeidsongeschiktheid verband houdend met alle vormen van rugklachten, waarbij inbegrepen spierpijnen in de rug, alsmede verband houdend met afwijkingen en/of aandoeningen van de borst- en lendenwervelkolom, inclusief hernia (HNP) en ischias. De op deze verzekering van toepassing zijnde beperkende voorwaarden zullen uitsluitend worden toegepast indien de arbeidsongeschiktheid verzoorzaakt wordt door of in verband staat met gelijksoortige klachten en/of aandoeningen op grond waarvan deze beperkende voorwaarden zijn opgelegd.”
2.3.
Op de verzekering zijn de algemene voorwaarden onder modelnummer 42701 van toepassing. Hierin zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“Art1 Begrippen
In deze voorwaarden wordt verstaan onder:
aarbeidsongeschiktheid
van arbeidsongeschiktheid is uitsluitend sprake indien er in relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde beperkt is in zijn of haar functioneren. Het verzekeringsbewijs vermeldt welke van de hieronder genoemde arbeidsongeschiktheidscriteria van toepassing is op deze verzekering:
1
beroepsarbeidsongeschiktheid
Zonder iets af te doen aan de bepaling in artikel 1 lid a is arbeidsongeschiktheid aanwezig als de verzekerde voor ten minste het op het verzekeringsbewijs vermelde percentage ongeschikt is voor het verrichten van werkzaamheden die verbonden zijn aan het beroep of bedrijf, of in het beroep of bedrijf in redelijkheid van de verzekerde verlangd kunnen worden. Bij het vaststellen van de werkzaamheden houden we rekening met mogelijke taakaanpassingen, taakverschuivingen, en/of aanpassing van de werkomstandigheden.
2
passende arbeid
(…) In de periode na het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid is arbeidsongeschiktheid aanwezig als de verzekerde voor ten minste het op het verzekeringsbewijs vermelde percentage ongeschikt is voor werkzaamheden die gezien de opleiding en werkervaring in redelijkheid van hem of haar verlangd kunnen worden. De werkzaamheden moeten op de krachten en bekwaamheden van de verzekerde zijn berekend. Wij houden geen rekening met een verminderde gelegenheid tot het krijgen van werk.
Art8 Vaststelling van en recht op uitkering bij arbeidsongeschiktheid
1Wij stellen de mate van arbeidsongeschiktheid vast aan de hand van rapportages van door ons aan te wijzen deskundigen.
2Het verzekeringsbewijs vermeldt vanaf welk percentage de verzekerde arbeidsongeschikt is in de zin van deze voorwaarden.
3Wij drukken de mate van arbeidsongeschiktheid uit in een percentage. Dit percentage noemen wij het arbeidsongeschiktheidspercentage.
(…)”
2.4.
Op 2 november 2009 heeft [eiser] zijn werk gestaakt wegens een hersenontsteking. Interpolis heeft in verband daarmee aan hem een uitkering toegekend gebaseerd op 100% arbeidsongeschiktheid.
2.5.
Bij brief van 20 maart 2013 heeft Interpolis aan [eiser] bericht dat op grond van de door haar medisch adviseur ontvangen informatie wordt aangenomen dat er geen sprake meer is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polisvoorwaarden zodat per 20 maart 2013 geen recht meer bestaat op uitkering. Bij brief van 25 april 2013 heeft [eiser] daartegen bezwaar gemaakt, waarbij hij heeft aangegeven dat zijn huisarts hem heeft doorverwezen naar UMC St. Radboud te Nijmegen, afdeling interne geneeskunde, in verband met chronische pijn en vermoeidheidsklachten.
2.6.
In opdracht van Interpolis heeft daarna de verzekeringsarts R.A. [naam 4] te Drachten een verzekeringsgeneeskundige expertise verricht. In het daarover op 3 augustus 2013 uitgebrachte rapport staat onder meer dat bij [eiser] sprake is van objectiveerbare gezondheidsproblematiek, namelijk wegrakingen, terwijl voor wat betreft de vermoeidheid geen fysieke oorzaak is gevonden en er geen aanwijzingen zijn voor psychopathologie.
2.7.
Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige [naam 1] op 25 september 2013 gerapporteerd. In de beschouwing over de mate van arbeidsongeschiktheid staat onder meer:
“Wat resteert, is de beperking vastgelegd in rubriek I. Verzekerde is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico. Dit betekent niet op hoogtes werken, niet bij draaiende machines komen, niet als zelfbestuurder op gemotoriseerde hulpmiddelen rijden.. (Daarnaast vermeldt de verzekeringsarts op pagina 6 van het zakelijk rapport ‘niet auto rijden’.) Verzekerde is voor zijn werk afhankelijk van een auto. De werkzaamheden vinden in heel Nederland plaats en soms in België of Duitsland. Hij rijdt alleen in een personenauto. De werkploeg komt uit Duitsland en verzekerde moet zo nodig naar een ander project rijden. Vanwege de wegrakingen is het gevaarlijk om fysieke arbeid als betonvloerenlegger uit te voeren. Zo kan hij bewusteloos in het natte beton vallen, zich letsel aanbrengen door het werken met een trilnaad, met de hand bedienbare vlindermachine of letsel aanbrengen aan zichzelf of anderen bij het besturen van een grote vlindermachine. Op grond van beperking rubriek I. item 09 acht ik verzekerde volledig arbeidsongeschikt. […]
Verzekerde vertelt aan mij dat door het CBR een rijontzegging is opgelegd. Op zijn rijbewijs staat code 100. De rijbevoegdheid wordt steeds opgeschort met een jaar vanaf het moment van de laatste wegraking. Hij vertelt dat hij 3 maanden geleden voor het laatst een wegraking heeft gehad. […] Indien verzekerde zijn rijbevoegdheid terugkrijgt, dan neem ik aan dat er dan geen risico meer aanwezig is voor de uitoefening van zijn beroep. Er is dan nog enkel sprake van arbeidsongeschiktheid voor het beroep vanwege de rugproblematiek. Er bestaat dan echter geen recht op uitkering vanwege de clausule op de polis.”
2.8.
Interpolis heeft op basis van deze rapporten de uitkering hersteld per 19 maart 2013 uitgaande van (opnieuw) een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
2.9.
Bij brief van 29 oktober 2014 heeft Interpolis de uitkering van [eiser] met ingang van dezelfde datum beëindigd. Met verwijzing naar de rapporten uit 2013 is daarvoor als reden opgegeven dat [eiser] op 8 oktober 2014 heeft medegedeeld dat er geen rijontzegging meer is.
2.10.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 9 februari 2015 aan Interpolis een tweetal adviezen van, naar zijn zeggen, de bedrijfsarts [naam 2] en de arbeidsdeskundige [naam 3] gezonden. In het aan [naam 2] toegedichte, niet ondertekende, advies van 5 januari 2015 staat onder meer:
“Uw beroep kan slechts uitgeoefend worden als de lichamelijke conditie optimaal is. Als ondernemer valt het niet mee om de concurrentie de baas te blijven als je niet optimaal kunt functioneren. Ook al zijn niet al uw klachten medisch te objectiveren duidelijk is wel dat er een rechtstreeks verband is tussen uw ziekte in 2009 en de wegrakingen, vermoeidheid en hoofdpijnklachten naderhand. Ik heb inmiddels informatie ontvangen van de revalidatiearts. U doorloopt een revalidatieprogramma om de belastbaarheid te vergroten. De fysieke en ook mentale conditie. De epilepsie is op dit moment onder controle, dit is ook de reden waarom u uw rijbewijs weer hebt gekregen voor privegebruik (voor 10 jaar lang).
Voor beroepsmatig rijden gelden andere regels, deze liggen vastgelegd in de regeling eisen geschiktheid. […] Ik heb begrepen van april 2013 de laatste epilepsie aanval is geweest een jaar na dato hebt u dus weer uw rijbevoegdheid terug gekregen. Naarmate er meer vermoeidheid optreedt (lange dagen maken, onregelmatig werken) is er een groter risico om opnieuw aanvallen te krijgen. Ook is bekend vanuit de literatuur dat meer spanningen en onrust het risico op aanvallen kan vergroten. Om de vermoeidheid en hoofdpijnklachten onder controle te krijgen bent u gestart met revalidatietherapie via het kenniscentrum chronische vermoeidheid (Radboudziekenhuis).”
In het aan [naam 3] toegedichte, niet ondertekende, advies van 27 januari 2015 staat onder meer:
“Het gegeven dat betrokkene volgens bedrijfsarts [naam 2] beperkt blijft voor autorijden maakt dat hij ongeschikt is en blijft voor het eigen werk. Daarnaast is het onduidelijk waarom betrokkene, als hij wel geschikt zou zijn voor autorijden, niet nog beperkt zou zijn op andere aspecten. […] Verder is er met de vermoeidheidsklachten niets gedaan. […] Het lijkt in ieder geval evident dat het nimmer zo kan zijn dat er geen beperkingen meer aanwezig zijn indien de rug- gerelateerde beperkingen uitgesloten zijn.”
2.11.
In een aanvullend, niet ondertekend, advies van [naam 2] (kennelijk abusievelijk,
rb) gedateerd op 5 januari 2015 staat onder meer:
“Ik heb dhr [eiser] op 17-11-2015 gezien op mijn spreekuur. Ik heb hem gesproken en lichamelijk onderzoek uitgevoerd, waarbij geen afwijkingen zijn gevonden […]. Betrokkene heeft een hersenabces doorgemaakt en daar epilepsie aan overgehouden. Deze is inmiddels 2 jaar onder controle en daarom heeft hij zijn rijbewijs weer terug gekregen. Hij wordt nu behandeld vanwege zijn vermoeidheidsklachten en hoofdpijnklachten die gebleven zijn. Diagnose: chronisch vermoeidheidssyndroom, status na doorgemaakt hersenabces en epilepsie (onder controle met medicatie). Hij loopt hiervoor bij de revalidatiearts in het Radboud (kenniscentrum chronische vermoeidheid).”
2.12.
Op de gehouden comparitie heeft [eiser] onder meer verklaard:
“Ik ben bij het Radboud geweest. Ze hebben mij gekeurd. Die hebben geconstateerd dat ik overdag de hele dag moe ben. In het Radboud hebben ze ook chronische pijn en chronische vermoeidheid geconstateerd. Ook ben ik bij Tolbrug in Oss geweest en daar hebben ze ook chronische vermoeidheid geconstateerd.”

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Interpolis zal veroordelen tot betaling aan hem van een uitkering op basis van 100% arbeidsongeschiktheid, althans meer dan 25% arbeidsongeschiktheid, vanaf 29 oktober 2014 totdat de verzekering is beëindigd of de arbeidsongeschiktheid conform de polisvoorwaarden is afgenomen, vermeerderd met de wettelijke rente, dan wel enige andere beslissing te nemen die de rechtbank juist voorkomt, met veroordeling van Interpolis in de kosten van de procedure.
3.2.
Interpolis voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In geschil is of Interpolis de mate van arbeidsongeschiktheid van [eiser] op basis van de rapporten van de verzekeringsarts [naam 4] en de arbeidsdeskundige [naam 1] juist heeft vastgesteld en of Interpolis in overeenstemming met de polisvoorwaarden de uitkering van [eiser] per 29 oktober 2014 terecht heeft beëindigd. Met een beroep op de door hem zelf geraadpleegde deskundigen meent [eiser] dat hij op en na 29 oktober 2014 volledig arbeidsongeschikt is gebleven om als exploitant van een betonnen bedrijfsvloerenbedrijf te functioneren, zodat hem onverminderd een uitkering op basis van 100% arbeidsongeschiktheid toekomt.
4.2.
Interpolis betoogt terecht met een beroep op artikel 8 lid 1 van de polisvoorwaarden dat de door haar verzamelde rapportages het uitgangspunt vormen voor het debat over de aan- of afwezigheid van arbeidsongeschiktheid. Dat strekt echter niet zover dat [eiser] als verzekerde daaraan zonder meer gebonden is, nu geen sprake is van een bewijsovereenkomst waarbij het leveren van tegenbewijs is uitgesloten.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de epilepsie die bij [eiser] is ontstaan na zijn in 2009 doorgemaakte hersenabces, die tot recidiverende wegrakingen leidde, sinds 2013 door effectieve medicatie onder controle is. Na een aanvalsvrije periode is [eiser] vervolgens in 2014 geschikt verklaard voor het besturen van een motorrijtuig in wat de Regeling eisen geschiktheid 2000 definieert als groep 1 (de rijbewijs categorieën A1, A2, A, B, BE en B+code 96). In de situatie waarin Interpolis voordien op grond van medische expertise -enkel- de epilepsie als objectief medisch vaststelbare stoornis heeft aangemerkt als beletsel voor [eiser] om in zijn van een auto afhankelijke beroep te kunnen functioneren, is het begrijpelijk en voldoende redengevend dat Interpolis aan het terugkrijgen van het rijbewijs de conclusie heeft verbonden dat [eiser] niet langer arbeidsongeschikt is in de zin van de polis. Daarbij wordt met Interpolis aangenomen dat de met wegrakingen samenhangende gevaren in de dagelijkse werkomgeving, zoals beschreven in het (onder 2.7 weergegeven) rapport van de arbeidsdeskundige [naam 1], zich evenmin zullen voordoen.
4.4.
Hetgeen [eiser] daartegen heeft ingebracht, voor zover samenhangend met de epilepsie, is onvoldoende. In de eerste plaats gaat het advies d.d. 5 januari 2015 van de bedrijfsarts [naam 2] uit van een onjuiste toepassing van het begrip ‘beroepsmatig rijden’, waarvoor volgens haar op grond van de Regeling eisen geschiktheid 2000 andere regels gelden. Dat laatste is op zichzelf juist, maar die regels zijn enkel bestemd voor de groep 2 bestuurders in de rijbewijs categorieën C, C1, Ce, C1e, D, D1, D1e en De, kortgezegd de bestuurders van vrachtwagens en bussen. Op het gebruik van een zodanig motorrijtuig is [eiser] echter bij de uitoefening van zijn beroep niet aangewezen.
Dat werkbelasting het risico vergroot om opnieuw epileptische aanvallen te krijgen en daarom zou moeten worden vermeden, heeft [eiser] voorts onvoldoende gemotiveerd gesteld. Waar op [eiser] overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv. de bewijslast rust van zijn stelling dat hij vanaf 29 oktober 2014 volledig arbeidsongeschikt is gebleven in de zin van de met Interpolis gesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering kon hij in dit verband niet volstaan met slechts wat losse opmerkingen (dagvaarding, randnummers 16 en 17) over beroepsmatig lange dagen maken en grote afstanden rijden. De adviezen van de bedrijfsarts [naam 2] bieden daarvoor onvoldoende fundament terwijl deze ook niet steunen op medische gegevens uit de behandelend sector.
4.5.
[eiser] heeft daarnaast aangevoerd dat hij lijdt aan het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS), gediagnosticeerd door de bedrijfsarts [naam 2].
Bij de beoordeling van deze grond stelt de rechtbank voorop dat volgens vaste rechtspraak een redelijke uitleg van de door Interpolis gehanteerde polisvoorwaarden met zich brengt dat ook in geval voor medische klachten geen objectief medische diagnose is vast te stellen, maar wel sprake is van een door medici van de daarvoor in aanmerking komende specialismen herkenbaar en benoembaar klachtenbeeld, sprake kan zijn van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis. Deze ruime uitleg brengt [eiser] echter niet verder. Er is immers enkel de diagnose van de bedrijfsarts [naam 2] beschikbaar zonder dat duidelijk is op welke gegevens deze diagnose is gebaseerd en of daarbij het door de Gezondheidsraad opgestelde verzekeringsgeneeskundig protocol CVS is gevolgd. Daarnaast heeft [eiser] geen medische rapportages of verslagen beschikbaar gesteld waaruit naar voren komt dat betrokken artsen, die hij naar zijn zeggen al sinds 2013 consulteert, niet alleen op grond van anamnestische gegevens maar ook op basis van eigen waarneming van de door [eiser] ervaren klachten, aangeven dat sprake is van reële, niet voorgewende en consistente klachten die geduid worden als chronische vermoeidheidsklachten.
Nu eigen klachtbeleving onvoldoende is voor de aanspraak op uitkering onder de polis en [eiser] voor het overige te weinig aan medisch substraat heeft gesteld, ziet de rechtbank geen aanleiding om een deskundigenonderzoek te gelasten.
4.6.
Het gevorderde moet worden afgewezen en bij deze uitkomst moet [eiser] de proceskosten betalen. De kosten aan de zijde van Interpolis worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten x tarief € 452,00)
Totaal: € 1.517,00

5.De beslissing

5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Interpolis tot op heden begroot op € 1.517,00,
5.3
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.G. Roovers en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2016.
JR/St